Form No. 3402-740 Rev B Reelmaster® 3555 en 3575 tractie-eenheid Modelnr.: 03820—Serienr.: 316000001 en hoger Modelnr.: 03821—Serienr.: 316000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Inhoud Waterafscheider aftappen ................................ 46 Brandstoffilterbus vervangen............................ 46 Injectors ontluchten .......................................... 46 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 47 Onderhoud van de accu.................................... 47 Zekeringen controleren..................................... 47 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 48 De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand ..............
Veiligheid De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: Deze machine is ontworpen in overeenstemming met de EN ISO-norm 5395:2013 (als de juiste stickers worden aangebracht) en B71.4-2012 van het ANSI (American National Standards Institute). ◊ Onvoldoende grip van de wielen Onjuist gebruik of onderhoud van de machine kan letsel tot gevolg hebben.
• • • • • • • • • • Zet de motor af en schakel de aandrijving naar de – Niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het op- en afrijden van hellingen. – Houd de snelheid laag op hellingen en in scherpe bochten. – Let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren. – Maai nooit dwars over een helling, tenzij de maaimachine speciaal daarvoor is bedoeld. Let op kuilen in het terrein en andere verborgen gevaren. Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt.
• • • • • • • • • • • • benzine. Benzine is uiterst brandbaar en de dampen ervan zijn explosief. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen. Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de brandstof. Nooit de brandstofdop verwijderen of brandstof toevoegen terwijl de motor loopt. Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.
tractiepedaal. De machine mag niet bewegen. Als dit wel het geval is, raadpleeg dan De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand (bladz. 48) om de tractie-aandrijving af te stellen. veiligheidsinstructies op om ernstig of mogelijk dodelijk letsel te voorkomen. Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders.
Motoruitstoot certificatie • Zorg ervoor dat de gehele machine goed is onderhouden en in een goede bedrijfsconditie verkeert. Controleer regelmatig alle moeren, bouten, schroeven en hydraulische aansluitingen. De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final. • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-6688 decal117-2718 93-6688 117-2718 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden – Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.
99-3444 decal99-3444 99-3444 1. Transportsnelheid 2. Maaisnelheid decal133-4900 133-4900 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal120-1683 120-1683 4. Waarschuwing – Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
decal120-1686 120-1686 (aanbrengen op onderdeel 120-1683 voor CE) 4. Waarschuwing – Parkeer niet op een helling; stel de parkeerrem in werking, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. machine gaat slepen. 1.
decal133-4901 133-4901 1. Afstelling van messenkooi met 8 messen 3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi. 2.
decal120-2105 120–2105 1. Messenkooien neerlaten 5. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het starten van de motor — 1) Ga op de bestuurdersstoel zitten; 2) Draai het contactsleuteltje op de stand voorverwarmen; 3) Wacht tot het lampje van de elektrische voorverwarming dooft; 4) Draai het sleuteltje naar de startstand; 5) Zet de parkeerrem vrij. 2. Messenkooien omhoog brengen 10. Verlichting 6.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Slanggeleiders (rechts) Slanggeleider (links) 1 1 De maai-eenheden monteren. Geen onderdelen vereist – De gazoncompensatieveer afstellen. Waarschuwingssticker (120-1686) 1 De CE-stickers aanbrengen indien vereist. 4 Vergrendelbeugel Popnagel Ring Schroef (¼" x 2") Borgmoer (¼") 1 2 1 1 1 De motorkapvergrendeling monteren (alleen CE).
aan dezelfde kant van de maai-eenheid als de aandrijfmotor van de messenkooi. U stelt de stand van de gazoncompensatieveer als volgt af: 1 De maai-eenheden monteren A. Draai de 2 slotbouten en de moeren los waarmee de stangbeugel is bevestigd aan de lippen op de maai-eenheid (Figuur 4). Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Slanggeleiders (rechts) 1 Slanggeleider (links) Procedure 1. g003949 Figuur 4 Haal de motoren van de messenkooien uit de transportbeugels. 1. Gazoncompensatieveer 3.
middelste maaidek zijn gericht (Figuur 6, Figuur 7, Figuur 8). g031275 Figuur 6 1. 2. 3. 4. Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid Maai-eenheid 1 2 3 4 5. Maai-eenheid 5 6. Messenkooimotor 7. Gewicht g015160 Figuur 7 1. Slanggeleider (linkerversie 3. Moeren afgebeeld) 2. Stangbeugel g019602 Figuur 8 1. Slanggeleiders (deze moeten naar het middelste maaidek zijn gericht) 7. Laat alle hefarmen helemaal neer. 8.
9. Opmerking: Gebruik de sleuf als een sturend Als u een voorste maai-eenheid monteert, moet u de maai-eenheid onder de hefarm schuiven, terwijl u de as van het draagframe in het juk van het draaipunt van de hefarm steekt (Figuur 10). maaidek is gewenst of de opening als het maaidek moet worden vastgezet in zijn stand (Figuur 9). 13. Bevestig de ketting van de hefarm aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 12).
g020322 Figuur 13 1. Aandrijfmotor van messenkooi 2. Bevestigingsmoeren g020164 Figuur 14 2 1. Gazoncompensatieveer 3. Veerstang 2. R-pen 4. Zeskantige moeren 2. Figuur 14Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte veer 12,7 cm bedraagt op de maai-eenheden van 12,7 cm en 15,8 cm op de maai-eenheden van 17,8 cm. De gazoncompensatieveer afstellen Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer 2,5 cm korter zijn.
4 De motorkapvergrendeling monteren (uitsluitend CE) Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Vergrendelbeugel 2 Popnagel 1 Ring 1 Schroef (¼" x 2") 1 Borgmoer (¼") g012629 Figuur 16 1. Beugel van CE-vergrendeling Procedure 1. Haak de motorkapvergrendeling los van de beugel van de motorkapvergrendeling. 2. Verwijder de (2) popnagels waarmee de beugel van de motorkapvergrendeling is bevestigd aan de motorkap (Figuur 15) en verwijder de vergrendelbeugel van de motorkap. 2. Bout en moer 4.
g012631 Figuur 18 1. Bout 3. Arm van vergrendelbeugel 2. Moer 5 De kickstandaard van het maaidek gebruiken g020158 Figuur 19 1. Kickstandaard van maaidek Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Bevestig de kickstandaard aan de kettingbeugel met de borgpen (Figuur 20).
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen g008888 Figuur 22 1. Borgschroef voor snelheid Hendel om stuurwiel te verstellen Trek de hendel om het stuur te verstellen (Figuur 21) naar achteren om het stuurwiel in de gewenste positie te zetten. Duw daarna de hendel naar voren om het stuur in deze positie te vergrendelen. Contactschakelaar g020079 Figuur 21 1. Tractiepedaal voor vooruit 3. Schuif voor maaien/transport 2. Tractiepedaal voor achteruit 4.
te blijven duwen terwijl de maaidekken omhoog of omlaag worden bewogen. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Het waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur (Figuur 23) gaat branden als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt. Als de tractie-eenheid niet tot stilstand wordt gebracht en de temperatuur van de koelvloeistof nog eens 10 °C stijgt, slaat de motor af en zullen de maai-eenheden uitgeschakeld worden. g019980 Figuur 23 1. Parkeerrem 7. Oliedruklampje 2.
g019982 Figuur 24 1. Brandstofmeter Aansluitpunt Het aansluitpunt bevindt zich aan de buitenkant van het bedieningspaneel en is geschikt voor elektrische apparaten van 12 V (Figuur 25). g020248 Figuur 26 1. Wethendel 2. Knop voor de toerentalregeling van de messenkooien Wethendel De wetschakelaar wordt in combinatie met de maai-/hefhendel van de messenkooien gebruikt (Figuur 26). g019983 Figuur 25 1.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Het motoroliepeil controleren g008881 Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Figuur 27 Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; u moet het oliepeil echter controleren voor- en nadat u de motor voor de eerste keer start. 1. Peilstok 3. De carterinhoud is ongeveer 3,8 liter met filter.
Als u bij temperaturen boven -7 °C zomerbrandstof gebruikt, zal de pomp langer meegaan en meer vermogen leveren dan bij gebruik van winterbrandstof. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. The machine is geschikt voor biodiesel. Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel).
g008885 Figuur 31 1. Expansietank g019984 Figuur 30 1. Radiator/oliekoeler Hydraulische vloeistof controleren Het koelsysteem bevat een mengsel dat half uit water en half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 5,7 liter.
Viscositeitsindex ASTM D2270 140 of hoger (een hoge viscositeitsindex wijst op een type olie met viscositeitsmodifier) -36,7 °C tot -45 °C 11 of beter 500 ppm (maximum) Stolpunt, ASTM D97 FZG, Fail stage Watergehalte (nieuwe vloeistof) Industriespecificaties: Vickers I-286-S, Vickers M-2950-S, Denison HF-0, Vickers 35 VQ 25 (Eaton ATS373-C) De juiste hydraulische vloeistoffen moeten geschikt zijn voor mobiele machines (in tegenstelling tot gebruik in een fabriek), een type olie met een viscositeitmodifie
4. GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. Pomp de banden niet te zacht op. De wielmoeren aandraaien 5. Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren WAARSCHUWING De bestuurdersstoel verstellen Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
indicatielampje van de gloeibougie uitgaat (ongeveer 7 seconden); draai daarna het sleuteltje op START om de startmotor in werking te stellen. Opmerking: Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het sleuteltje draait automatisch naar de stand AAN/LOPEN. Belangrijk: Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u de startmotor niet langer dan 15 seconden in werking stellen. Als u de motor 10 seconden achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet. 5.
3. 1. Selecteer de maaihoogte waarop de maai-eenheden zijn ingesteld. 2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de maaiomstandigheden. Raadpleeg de tabel op de stickers met messenkooitoerentallen (Figuur 35 en Figuur 36) om het juiste messenkooitoerental te bepalen. decal121-7884 Figuur 35 Model 03820 1. Afstelling van messenkooi met 8 messen 3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi. 2.
decal133-4901 Figuur 36 Model 03821 1. Afstelling van messenkooi met 8 messen 3. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de afstelling van de messenkooi. 2. Afstelling van messenkooi met 11 messen 4. Tegengewicht van de hefarm afstellen Om het toerental in te stellen, draait u aan de knop (Figuur 37) tot de wijzer de gewenste instelling aangeeft.
3. Als de veer is ontspannen, verwijdert u de bout en de borgmoer waarmee de actuator van de veer is bevestigd aan de beugel (Figuur 38). GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
6. • • • • Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op UIT. Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten (bladz. 46). De kringloop is niet aangesloten. Het lampje is doorgebrand. Zekeringen zijn doorgebrand. Het lampje werkt niet naar behoren.
Controle of de interlockschakelaars functioneren 1. Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Verwijder de kap van het bedieningspaneel. 3. Zoek de kabelboom en de kringloopstekker (Figuur 41). 7. De LED 'inputs getoond' op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten.
• Gebruik een oprijplaat van volledige breedte inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 7. De LED 'outputs getoond' op de kolom rechtsonder op de Diagnostische ACE moet oplichten. Als de LED 'inputs getoond' oplicht, moet u de tuimelschakelaar op de Diagnostische ACE indrukken om de LED 'outputs getoond' te laten oplichten. bij het laden en lossen van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen.
Belangrijk: U mag de motor niet starten als het ventiel open is. Tips voor bediening en gebruik Algemene tips Vertrouwd raken met de machine Voordat u gaat maaien, moet u zich op een open terrein oefenen in het gebruik van de machine. De motor starten en uitschakelen. Rij de machine vooruit en achteruit. Laat de maai-eenheden neer en hef ze op en schakel de messenkooien in en uit.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • De wielmoeren aandraaien. Na de eerste 10 bedrijfsuren • De wielmoeren aandraaien. • De conditie en de spanning van alle riemen controleren. • Vervang het hydraulische filter. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en oliefilter vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie Onderhoudsschema decal133-4900 Figuur 45 Procedures voorafgaande aan onderhoud De motorkap verwijderen 1. Ontgrendel en open de motorkap. 2. Verwijder de R-pen waarmee het draaipunt van de motorkap aan de montagebeugels is bevestigd (Figuur 46). g008908 Figuur 46 1. R-pen 3. Schuif de motorkap naar de rechterkant, til de andere kant omhoog en trek de motorkap uit de beugels.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (dagelijks in stoffige, vuile omgevingen). De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet op lithiumbasis. Smeer alle lagers en lagerbussen dagelijks in erg stoffige en vuile werkomstandigheden. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden.
g034347 Figuur 49 g020393 Figuur 51 • Draaipunten en hefcilinders achterste hefarm (4 elk); zie Figuur 50. • Afstelmechanisme neutraalstand (Figuur 52) g008901 Figuur 52 • Schuif voor maaien/transport (Figuur 53) G034348 g034348 Figuur 50 g008902 Figuur 53 • Draaipunten van maai-eenheden (2 elk); zie Figuur 51.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren (vaker in erg stoffige, vuile omstandigheden). • Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang deze in geval van beschadiging. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
g020086 Figuur 56 1. Aftappluggen motorolie 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 57). g002401 Figuur 55 1. Luchtfilterdeksel 5. 2. Filter Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Belangrijk: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. 6. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus.
Brandstoffilterbus vervangen Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Onderhoud van de brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 2 jaar—Brandstoftank aftappen en reinigen. De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd wordt opgeslagen. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen. Brandstofleidingen en -verbindingen controleren 1.
Onderhoud elektrisch systeem Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u de kabels losmaken, de min (–) kabel eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben. Zet de kabels vast, de plus (+) kabel eerst, en smeer de accupolen in met vaseline. Onderhoud van de accu WAARSCHUWING Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Controleer het zuurpeil van de accu. (Elke 30 dagen controleren als de machine is opgeslagen).
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd. Contact met hete of bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand Houd gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper, andere hete delen van de motor en draaiende onderdelen.
Onderhoud koelsysteem Onderhouden remmen Het koelsysteem van de motor reinigen Parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Controleer de afstelling van de parkeerrem. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler/radiateur. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Zet de motor af en open de motorkap. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 2.
De voorwielen verwijderen 1. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het voorwiel aan de naaf bevestigd is en verwijder het wiel (Figuur 63). g332520 Figuur 65 Machines met het optionele grasscherm 1. Borgmoer g332518 Figuur 63 1. Wielmoer 2. Wiel 2. 2. Naaf en remtrommel 3. Naaf Herhaal stap 1 aan de andere kant van de machine. De wielnaaf en de remtrommel verwijderen 2. Herhaal stap 1 aan de andere kant van de machine. 3. Zet de parkeerrem vrij. 4.
De remtrommel en -schoenen schoonmaken Verwijder aan beide kanten van de machine gras, vuil en stof aan de binnenkant van de remtrommels, de remschoenen, de steunplaat (Figuur 67), en indien gemonteerd, het optionele grasscherm. g332545 Figuur 69 Machines met het optionele grasscherm g332543 Figuur 67 1. Steunplaat De as van de remnok controleren en smeren 1. 2.
2. Controleer de scharnieras van de rem (Figuur 71) op beschadiging en slijtage. Als de scharnieras beschadigd of versleten is, moet u deze vervangen; raadpleeg de onderhoudshandleiding van uw machine. De wielnaaf en de remtrommel monteren 1. Maak de wielnaaf en de hydraulische motoras grondig schoon. 2. Plaats de schijfspie in de gleuf van de wielmotoras (Figuur 72). g332560 Figuur 70 1. Hendel van remnok 3. Herhaal stap 1 en 2 aan de andere kant van de machine. 4.
g332520 Figuur 74 Machines met het optionele grasscherm 1. Borgmoer 3. As van wielmotor 2. Naaf en remtrommel 4. Bevestig de wielnaaf aan de as met de borgmoer (Figuur 73 of Figuur 74) en draai met de hand aan. Opmerking: De remschoenen en steunplaat moeten concentrisch uitgelijnd worden met de remtrommel. Als de schoenen, de plaat en de trommel fout uitgelijnd zijn, moet u de Onderhoudshandleiding van uw machine raadplegen. 5. Herhaal stap 1 tot en met 4 aan de andere kant van de machine.
De Hydrostat aandrijfriem vervangen Onderhoud riemen 1. Onderhoud van de riemen van de motor Steek een dopschroevendraaier of een stukje buis in het uiteinde van de spanveer van de riem. WAARSCHUWING Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren—De conditie en de spanning van alle riemen controleren. De veer staat onder een grote spanning en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Wees voorzichtig bij het ontspannen van de veer.
Onderhoud bedieningsysteem Onderhoud hydraulisch systeem De gashendel afstellen Hydraulisch filter vervangen 1. 2. Zet de gashendel naar achteren zodat deze tegen de sleuf in het bedieningspaneel aan komt. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Zet de klem van de gaskabel op de hefboom van de injectiepomp los (Figuur 78). Als u het filter vervangt, moet u een origineel Toro-filter (onderdeelnr. 86-3010) monteren.
Hydraulische vloeistof verversen Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit. 1. 2. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact g008886 Figuur 81 1.
Onderhoud van maaidek WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. De optionele meetstaaf gebruiken • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Gebruik de meetstaaf (Figuur 82) om de maai-eenheid af te stellen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van het maaidek voor de afstelprocedures.
2. Til het vloerpaneel op om toegang te krijgen tot de bedieningselementen. 3. Voer voor het wetten de eerste afstellingen uit van het contact tussen messenkooi en ondermes; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid. 4. Start de motor en laat deze op een laag stationair toerental lopen. 7. Zet de maai-/hefhendel in de MAAISTAND en zet de activerings-/blokkeringsschakelaar op BLOKKEREN. Zet de maai-/hefhendel naar voren om te beginnen met wetten. 8.
Stalling de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. F. Opslag van de accu Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1,265-1,299. U moet de accu in een koel gebied apart opslaan of op de machine plaatsen.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Lijst met internationale distributeurs Dealer: Land: Telefoonnummer: Dealer: Land: Agrolanc Kft Asian American Industrial (AAI) B-Ray Corporation Brisa Goods LLC Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co. Fat Dragon Femco S.A. FIVEMANS New-Tech Co., Ltd ForGarder OU G.Y.K. Company Ltd.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.