Operator's Manual
5.DraaihetcontactsleuteltjenaardestandAAN.
Deelektrischebrandstofpomplooptenperstbij
deontluchtschroefluchtnaarbuiten.
Opmerking:LaathetsleuteltjeopAANstaan
totdatereenvollestraalbrandstofbijdeschroef
naarbuitenkomt.
6.Zetdeschroefweervastendraaihetsleuteltje
opUIT.
Opmerking:Demotordienttestartennadatude
volgendeprocedurehebtgevolgd.Indiendemotor
echternietstart,kanerluchttussendeinjectiepomp
endeinjectorszitten;zieInjectorsontluchten(bladz.
47).
Werkingvanhet
diagnoselampje
Demachineisuitgerustmeteendiagnoselampjedat
aangeeftdathetelektronischebesturingssysteemeen
elektrischestoringregistreert.Hetdiagnoselampje
bevindtzichopdebedieningspaneel(Figuur
46).Alshetelektronischebesturingssysteem
correctfunctioneertenuhetcontactsleuteltjein
destandAANzet,zalhetdiagnoselampjevanhet
besturingssysteem3secondenbrandenendaarna
dovenomaantegevendathetlampjenaarbehoren
werkt.
Alsdemotorafslaat,blijfthetdiagnoselampje
onafgebrokenbrandentotdatuhetsleuteltjeineen
anderestanddraait.Hetlampjegaatknipperen
alshetbesturingssysteemeenelektrischestoring
ontdekt.Nadatudestoringhebtverholpen,wordthet
lampjeopnieuwingesteldwanneeruhetsleuteltje
naardestandUITdraait.
g020251
Figuur46
1.Diagnoselampje
Tipsvoorbedieningen
gebruik
Vertrouwdrakenmetdemachine
Voordatugaatmaaien,moetuzichopeenopen
terreinoefeneninhetgebruikvandemachine.De
motorstartenenuitschakelen.Rijdemachinevooruit
enachteruit.Laatdemaaidekkenneerenhefze
op.Schakelzedaninenuit.Alsumeervertrouwd
wordtmetdemachine,moetuzichoefeneninhet
hellingopwaartsenafwaartsrijdenbijverschillende
snelheden.
Hetwaarschuwingssysteem
begrijpen
Alseenwaarschuwingslampjetijdenshetgebruikgaat
branden,moetudemachineonmiddellijkstoppenen
hetprobleemverhelpenvoordatuverdergaatmet
maaien.Eenmachinemeteendefectkanernstige
schadeoplopenalsdezewordtgebruikt.
Nagebruik
Veiligheidnahetwerk
Algemeneveiligheid
•Parkeerdemachineopeenhorizontaaloppervlak.
•Schakeldemaai-eenhedenuitenlaatdeze
zakken.
•Steldeparkeerreminwerking.
•Zetdemotorafenverwijderhetsleuteltje.
•Wachttotdatallebewegendeonderdelentot
stilstandzijngekomen.
•Laatdemachineafkoelenvoordatudezeafstelt,
reinigt,staltoferonderhoudswerkzaamhedenaan
verricht.
•Verwijdergrasenvuilvandemaai-eenheden,
deaandrijvingen,degeluiddempers,de
koelschermenenhetmotorcompartimentom
brandtevoorkomen.Veeggemorsteolieen
brandstofop.
•Schakeldeaandrijvingvanhetwerktuiguitalsu
demachinesleeptofnietgebruikt.
•Onderhoudenreinigdeveiligheidsgordel(s)indien
nodig.
•Slademachineendebrandstofhoudernietop
opplaatsenwaaropenvlammen,vonkenof
waakvlammen(b.v.vaneenboilerofandere
toestellen)aanwezigkunnenzijn.
36










