FORM NO. 3319-870 NL Rev A MODEL NR.
De GREENSMASTER 500 is ontwikkeld om de hoogwaardige grasmatten van de beste gazons efficiënt en probleemloos te maaien. In deze machine zijn de laatste ideeën op het gebied van techniek, design en veiligheid verwerkt, terwijl de onderdelen en afwerking aan de hoogste eisen voldoen. De machine zal uitstekend functioneren als hij op de juiste manier wordt bediend en onderhouden. In deze handleiding ligt de nadruk op veiligheid, technische informatie en enige algemene voorlichting.
Veiligheid Vóór het gebruik 1. 2. Lees de instructies aandachtig. Zorg ervoor dat u bekend bent met de bedieningsorganen en correcte bediening van de apparatuur. Sta nooit toe dat kinderen of personen die niet bekend zijn met deze instructies de machine gebruiken. Houd iedereen, kinderen en huisdieren in het bijzonder, uit de buurt van de werkplek. 3. Zorg ervoor dat u bekend bent met het gebruik van de bedieningsorganen en dat u weet hoe de machine snel uitgeschakeld kan worden. 4.
Veiligheid 18. Schakel de motor uit alvorens u de olie peilt of bijvult. 19. Controleer dagelijks het functioneren van het koppelingssysteem. Omzeil dit systeem niet, het is voor uw eigen bescherming. Geluids- en trillingsniveau Geluidsniveau Dit apparaat heeft een in de lucht gemeten constante geluidsdruk van 83 dB(A), gebaseerd op metingen van identieke machines, e.e.a. conform EG-richtlijn 91/386/EEC en wijzigingen daarop.
Overzicht van gebruikte symbolen Bijtende vloeiGiftige dampen stoffen, chemische of gassen, verbrandwonden aan stikking vingers of hand Elektrische schokken, elektrokutie Bekneld raken gehele lichaam van bovenaf Zijwaardse Zijwaardse beknelling vingers beknelling van of hand been Zijwaardse beknelling bovenlichaam Vloeistof onder Hogedruk-stralen, Hogedruk-stralen, Bekneld raken Bekneld raken hoge druk, kan beschadiging van beschadiging vingers of hand, tenen of voet, druk lichaam binnen- weefsel druk
Overzicht van gebruikte symbolen Oogbescherming Veiligheidshelm Gehoorbescher- Gevaar, giftige verplicht verplicht ming verplicht stoffen Eerste hulp Spoelen met water Motor Overbrenging Vuur, open licht Hydraulisch systeem en roken verboden Remsysteem Koelvloeistof (water) Luchtinlaat Uitlaatgassen Druk Peilindicator Vloeistofpeil Filter Temperatuur Defect Startschakelaar/ Aan/starten mechanisme Inschakelen Uitschakelen Neerlaten hulpstukken Ophalen hulpstukken Afstand Sneeuwruimer,
Overzicht van gebruikte symbolen Motorkoelvloeistofdruk Motorkoelvloeistoffilter Motorkoelvloei- Motorinlaat/ stoftemperatuur verbrandingslucht Motorinlaat/ verbrandingsluchtdruk Motorinlaat/ luchtfilter Motor starten Motor stoppen n/min Motorisch defect Motortoerental/ frequentie Injectiepompje Elektrisch voor- Transmissieolie Transmissieolie- Transmissieoliedruk (starthulpmiddel) gloeien (hulptemperatuur middel starten bij lage temperaturen) Choke NH L F RP Defect transmissie Koppeling Neutra
Specificaties Motor: 3,7 pk (2,7 kW) motor met een benzinetank Messenkooi-aandrijving: A-vormige V-snaar op met een capaciteit van 2,5 liter (2,64 US quart). buis met verstevigingsplaat van gevormd staal. 2,0 flankdiameter en 3,70 flankdiameter naar tegenas (1,85:1) 3⁄8 inch pitch x 3⁄16 inch brede ketting op 20- en 14-tandige tandwielen van de tegenas. Vertraging van motor naar messenkooi 1,30:1. Tractie-eenheid: behuizing uit gegoten aluminium.
Voor het gebruik CONTROLEER HET OLIEPEIL VOOR ELK GEBRUIK OF ELKE 5 BEDRIJFSUREN GEVAARLIJK Omdat brandstof brandbaar is, moet u voorzichtig te werk gaan indien u ermee omgaat of het opslaat. Vul de brandstoftank niet bij terwijl de motor draait, heet is of wanneer de machine in een afgesloten ruimte staat. Benzinedampen kunnen zich ophopen en door een vonk of vuurbron op vele meters afstand worden ontstoken. ROOK NIET als u de brandstoftank bijvult, dit om explosies te voorkomen.
Voor het gebruik 1 Afbeelding 3 1. Dop Afbeelding 5 1. Meetlat 2. Stelschroef maaihoogte 3. Moer 1 Afbeelding 4 1. Olievuldop as-overbrenging HET AFSTELLEN VAN DE MAAIHOOGTE Afbeelding 6 U kunt rollers, ski’s of snijplaten selecteren die geschikt zijn voor alle soorten gazongrassen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om steeds lagere maaihoogtes te krijgen met dezelfde instelling, door te kiezen voor, in die volgorde: de ski, volle voorroller, sectieroller of de Wiehle roller.
Voor het gebruik Afbeelding 7 1. Horizontale ondergrond 2. Aandrukken Afbeelding 9 HET AFSTELLEN VAN HET CONTACT TUSSEN MESSENKOOI EN SNIJPLAAT 1. Draai de moeren los waarmee de linker en rechter beugels van de messenkooi zijn bevestigd aan de zijplaten (Afb. 8). 2. Stel de speling tussen messenkooi en snijplaat af met behulp van de stelschroeven aan beide uiteinden van de eenheid (Afb. 9). LAAT DE SNIJPLAAT NOOIT TE ZWAAR CONTACT MAKEN MET DE MESSENKOOI. Afbeelding 8 1. Moer 2. Beugel messenkooi 3.
Voor het gebruik 1 1 Afbeelding 11 Afbeelding 10 1. Contramoer 2. Kogelmof 3. Trekarm 1. Schraapstang 2. Beugel HET CONTROLEREN VAN DE UITLIJNING VAN DE MAAIEENHEID 1 De maai-eenheid moet uitgelijnd zijn met de roller in de voorvork zodat de machine een rechte lijn over het gazon volgt. Ook moet de aandrijfas uitgelijnd zijn met de uitgaande as van de as-overbrenging. Procedure voor het uitlijnen: 1.
Voor het gebruik 2. Meet de afstand tussen de lip van de bak en de rand van de afdekplaat van de maai-eenheid. Er dient een vrije ruimte te zijn van ten hoogste 6 mm (1⁄4 inch) (Afb. 14). Indien dit niet het geval is, moet u de grasbak afstellen. N.B.: De grasbak dient aan de voorzijde lager te hangen zodat het gras er makkelijker ingeworpen wordt (Afb. 13). Stel de schroef bij om de grasbak te laten zakken (Afb. 13). Zorg ervoor dat de grasbak ten minste 1,6 mm (1⁄16 inch) vrij hangt van de roller. 3.
Bedieningsorganen Gashendel (Afb. 15)—Hendel verbindt de gashendel met de carburator en kan in twee posities worden gezet: SLOW/LANGZAAM en FAST/SNEL. Het motortoerental kan tussen de twee instellingen worden gevarieerd. 2 2 1 1 Afbeelding 17 1. Stopschakelaar motor 2. Trekstarter Stopschakelaar motor (Afb. 17)—Bevindt zich aan Afbeelding 15 1. Gashendel 2. Koppelingsbeugel de voorzijde van de motor. Op OFF/AF draaien om de motor te stoppen. Koppelingsbeugel (Afb.
Bediening INSTRUCTIES VOOR HET STARTEN EN STOPPEN TRANSPORTBEDIENING 1. Schakel de koppelingsbeugel uit en start de motor. 2. Schakel de aandrijving van de maai-eenheid uit (Afb. 18). N.B.: Zorg ervoor dat de bougiekabel op de bougie is geïnstalleerd. 1. Controleer of de koppelingsbeugel voor de tractiebediening (Afb. 15) en de bedieningsknop van de aandrijving van de messenkooi (Afb. 18) in de DISENGAGED/UITSCHAKELENpositie staan. 2. Open de brandstofklep aan de rechter zijde van de motor (Afb.
Bediening De greens dienen niet twee maal achter elkaar in dezelfde richting gemaaid te worden. Door telkens in verschillende richtingen te maaien zal het gras recht omhoog blijven groeien, waardoor zaadvorming wordt voorkomen. 3. Het maaien dient te worden uitgevoerd in een normaal wandeltempo. Een hogere snelheid bespaart zeer weinig tijd en zal een slecht maairesultaat tot gevolg hebben. NA HET MAAIEN 1.
Onderhoud Minimaal aanbevolen onderhoudsplanning Onderhoudsprocedure Onderhoud schuimelement luchtfilter Controleren op loszittende bevestigingen Smeren alle smeernippels Onderhoudsplanning Elke 25 uur Elke 50 uur Elke 100 uur Elke 200 uur ‡Vervangen motoroliefilter ✝Bijstellen snaren tractie-aandrijving Reinigen brandstoffilter en -kolf Peilen transmissie-oliepeil Controleren bougie Onderhoud luchtfilter Reinigen verbrandingskamer Vervangen bougie Bijstellen kleppen en aanhalen kopbouten ✝Inrijperiod
Onderhoud SMERING HET SMEREN VAN DE TRACTIEKOPPELING SMEERNIPPELS 1. De smeernippels op de maaier moeten ten minste om de 25 bedrijfsuren worden gesmeerd. Gebruik een Nr. 2 smeervet op lithiumbasis voor algemene doeleinden. Een handmatig bediende vetspuit wordt aanbevolen voor de beste resultaten. 1. Reinig elke smeernippel met een schone doek. 2. Breng smeer aan zoals afgebeeld in Afb.
Onderhoud Om de maai-eenheid te installeren: LET OP Maak de bougiekabel los voordat u ongeacht welke onderhoudswerkzaamheden aan uw maaier uitvoert. LOSKOPPELEN EN INSTALLEREN VAN DE MAAIEENHEID 1. 1. Schuif de maai-eenheid onder de vork vanaf de rechter zijde, lijn de aandrijfas uit met de as van de as-overbrenging en installeer de aandrijfas. 2. Installeer de kettingen op de steunhaken (Afb. 25). 3.
Onderhoud 4. 1 2 WETTEN Afbeelding 27 1. Olievuldop 2. Olie-aftapplug HET AFSTELLEN VAN DE SNAAR VAN DE TRACTIEAANDRIJVING De snaar dient strak genoeg te staan zodat de tractiewielen doorslippen op een cementvloer wanneer de koppeling is ingeschakeld en motor loopt. De snaar moet na de eerste acht bedrijfsuren worden nagekeken en worden bijgesteld voor zover nodig. Om de snaar bij te stellen: 1.
Onderhoud 6. Stel snijplaat en messenkooi opnieuw af. Vervolgens moet u nog ongeveer twee minuten langer wetten. Breng voortdurend wetmiddel aan. STALLING 1. Tap de benzine af uit de tank. Start de motor en laat deze op lage snelheid lopen totdat deze stopt omdat de benzine op is. 2. Tap de olie van het carter af: zie Bedieningshandleiding van de motor. Vul het carter nu echter niet met olie. 3. Verwijder grassprieten, stof en vuil van de buitenkant van de motorbehuizing en motor.
Onderhoud N.B.: TORO Re-Kote lak om bij te werken is verkrijgbaar bij een geautoriseerde Toro Service Dealer of Distributeur. De gespoten verf droogt in tijd van enkele minuten waarna de lak er glanzend gloednieuw uitziet. 12. Vul het carter met olie: zie de gebruikshandleiding van de motor. 13. Stal de machine op een schone, droge plaats. Dek de maaier af om hem te beschermen en schoon te houden.