FORM NO. 3323-521 Rev B MODELNR.
Inleiding Deze gebruikershandleiding bevat instructies over de veiligheid, juiste assemblage en bediening, afstellingen en onderhoud. Daarom zou iedereen die met het produkt te maken krijgt, inclusief de bestuurder, deze handleiding moeten lezen en zorgen dat hij deze begrijpt. In deze handleiding ligt de nadruk op veiligheid, mechanische en algemene produktinformatie. GEVAAR, WAARSCHUWING en LET OP duiden op veiligheidsinformatie.
Veiligheidsinstructies Training 1. 2. 3. tijdens het maaien. Bedien de apparatuur niet indien u blootsvoets bent of sandalen draagt. Lees de voorschriften aandachtig door. Maak uzelf vertrouwd met de bedieningsorganen en het juiste gebruik van de machine. 2. Sta nooit toe dat de grasmaaier gebruikt wordt door kinderen of personen die niet vertrouwd zijn met deze voorschriften. De bediening van de machine kan gebonden zijn aan een plaatselijke wettelijk bepaalde leeftijdsgrens.
• 5. 6. Maai nooit dalend op hellingen van meer dan 15°. Denk eraan dat er niet zoiets bestaat als een “veilige” helling. U moet bijzonder goed opletten als u op met gras begroeide hellingen rijdt.
4. Houd de machine, demper, accu-behuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te voorkomen. Geluids- en trillingsviveau 5. Controleer regelmatig de grasopvangbak op slijtage of beschadigingen. 6. Vervang, veiligheidshalve, beschadigde of versleten onderdelen.
Overzicht gebruikte symbolen Kooimaaiers 1 Giftige dampen Bijtende vloeistoffen, chemische of gassen, verbrandwonden aan stikking vingers of hand Bekneld raken gehele lichaam van bovenaf Afsnijden, gegrepen worden voet, ronddraaiende vijzel Zijwaardse beknelling bovenlichaam Afsnijden voet, ronddraaiende messen Elektrische schokken, elektrokutie Vloeistof onder hoge druk, kan lichaam binnendringen Hogedruk-stralen, Hogedruk-stralen, Bekneld raken beschadiging van beschadiging vingers of hand, van we
Gevaar, giftige stoffen Oogbescherming verplicht Veiligheidshelm verplicht Vuur, open licht en roken verboden Hydraulisch systeem Peilindicator Vloeistofpeil Filter Inschakelen Uitschakelen Claxon Batterij -laadsysteem Rijrichting machine, vooruit/achteruit Besturingshendel Besturingshendel Met wijzers van de klok rijrichting, rijrichting, twee meedraaiend meerdere richtingen richtingen Tegen de wijzers van de klok indraaiend Krik of steunpunt Aftappen/legen Motoroliepeil Gehoorbescherming
Overzicht gebruikte symbolen, vervolg Motorkoelvloeistofdruk Motorkoelvloeistoffilter Motorisch defect Motortoerental/ frequentie Motorinlaat/ luchtfilter Motorkoelvloeistoftemperatuur Motorinlaat/ verbrandingslucht Motorinlaat/ verbrandingsluchtdruk Choke Injectiepompje (starthulpmiddel) Transmissieolie Elektrisch voorgloeien (hulpmiddel starten bij lage temperaturen) Motor starten Motor stoppen Transmissieoliedruk Transmissieolietemperatuur n/min N Defect transmissie 1 Koppeling 2 Neu
Specificaties Configuratie: Driewieler met twee aangedreven voorwielen en een achterwiel voor de besturing. De bestuurdersstoel bevindt zich in het midden boven maaieenheid nr. 1, waarbij maai-eenheden nr. 2 en 3 zich voor het voertuig bevinden. km/uur (2,5 mijl/uur). Certificatie: Gecertificeerd volgens ANSI specificatie B7 1.4-1 990 en Europese CE normen. Banden: Drie zachte 18x9,50x8 tubeless luchtbanden met twee lagen, afneembaar en onderling verwisselbaar.
de motor bij een te hoge temperatuur op te heffen. Kabelboom met connectors. Zekeringsopeningen, en ruimte voor een schakelaar voor het installeren van extra lampen bevinden zich op het bedieningsconsole. Algehele hoogte: Gewicht met messenkooien (8 messen 4 bouten): Bedieningsorganen/meters: Met de hand te bedienen gashendel, hendel voor het ophalen/neerlaten van de maai-eenheden en een functiebesturingshendel (neutraalstand, maaien, transport). Rempedalen om tractie-aandrijving af te remmen.
Voor het gebruik LET OP 2 Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine of deze afstelt, moet u de motor uitzetten en het sleuteltje uit de contactschakelaar nemen. 1 Controle motorolie Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met 3,3 liter olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Afbeelding 1 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek.
GEVAAR Omdat dieselbrandstof brandbaar is, moet u voorzichtig te werk gaan als u er mee werkt of deze bewaart. Rook niet tijdens het bijvullen van de brandstoftank. Vul de brandstoftank niet bij als de motor loopt, heet is, of als de machine in een afgesloten ruimte staat. Vul de tank altijd in de open lucht bij en verwijder eventuele gemorste dieselbrandstof voordat u de motor start. Bewaar de brandstof in een schone, goedgekeurde container en zorg dat de dop goed is vastgedraaid.
3. Indien het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de reservetank en vult u een 50/50 oplossing bij bestaande uit water en permanente ethyleenglycolantivries. VUL NIET TEVEEL BIJ. 4. Draai de dop weer op de reservetank. Het controleren van het vloeistofpeil van het hydraulisch systeem Het hydraulische systeem werkt op slijtagewerende hydrauliekvloeistof. Het hydrauliekvloeistofreservoir van de machine is in de fabriek gevuld met ongeveer 20,8 liter Mobil DTE 15M.
76 Lubricants Sunoco Texaco Hydrauliek-/Tractorvloeistof TH Vloeistof TDH Groep 2 Hydrauliekvloeistof (Heet Klimaat-Intensief gebruik) N.B.: De vloeistoffen in deze groep zijn onderling verwisselbaar. . ISO VG 68 slijtagewerende hydrauliekvloeistof Mobil DTE 26 Amoco Rykon AW No.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de motor uit. 2. Plaats een wateropvangbak onder het brandstoffilter. 3. Draai de aftapplug op het brandstoffilter/ waterafscheider ongeveer een slag open en laat het verzamelde water weglopen. Indien dit nodig is, stelt u de injectiepomp in werking om het water te laten weglopen (Afb. 6). Draai de plug vast nadat het water is weggestroomd. 4. Start de machine en kijk of het waarschuwingslampje dooft. Controleer op lekkages.
Het controlen of de wielmoeren goed vast zitten WAARSCHUWING Haal de wielmoeren na 1–4 bedrijfsuren aan met een moment van 95–122Nm, en daarna na de volgende 10 bedrijfsuren nogmaals en tenslotte om elke 200 uur. Indien de wielmoeren niet goed vast zitten kan dit leiden tot het verlies van een wiel, hetgeen lichamelijk letsel kan veroorzaken.
Bedieningsorganen Tractiepedaal (Afb. 7)—Het tractiepedaal heeft drie functies; 1) om de machine vooruit te rijden, 2) om hem achteruit te rijden en 3) om de machine te stoppen. Trap de bovenkant van het pedaal in om vooruit te rijden en trap de onderkant van het pedaal in om achteruit te rijden of als ondersteuning bij het stoppen als u vooruit rijdt. Laat het pedaal opkomen naar de neutraalstand om de motor te stoppen. Laat uw hak niet op de onderkant van het pedaal rusten tijdens het vooruit rijden (Afb.
bestuurder, en zet dan de hendel naar voren om de stand te borgen. Watertemperatuurlampje (Afb. 9)—Als de temperatuur van de motorkoelvloeistof te hoog wordt gaat dit lampje branden en zal de motor automatisch uitgeschakeld worden. Indicatielampje voor water in brandstof (Afb. 9)—Dit lampje gaat branden als er water in de brandstof is ontdekt. BELANGRIJK: Het water moet worden afgevoerd uit het brandstoffilter/waterafscheider om te voorkomen dat de motor ernstige schade oploopt.
Bediening Inrijden 1. 2. 3. Er zijn slechts 8 uur nodig om de Greensmaster 3250-D in te rijden. Omdat de eerste vijf bedrijfsuren bepalend zijn voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst, moet u in deze periode het functioneren en de prestaties van de machine nauwlettend in de gaten houden zodat kleine probleempjes die uit kunnen groeien tot grote problemen opgemerkt worden en gecorrigeerd kunnen worden.
Het ontluchten van het brandstofsysteem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Zorg er voor dat de brandstoftank ten minste voor de helft gevuld is. 2. Druk op de ontstekingsknop bovenop het brandstoffilter totdat u weerstand voelt. GEVAAR Omdat dieselbrandstof brandbaar is, moet u voorzichtig te werk gaan als u er mee werkt of deze bewaart. Rook niet tijdens het bijvullen van de brandstoftank.
hendel voor ophalen/neerlaten/maaien naar voren om de maai-eenheden neer te laten. Deze mogen echter niet gaan draaien, hetgeen betekent dat het interlocksysteem naar behoren functioneert. Verhelp het probleem indien het systeem niet naar behoren functioneert. Het controleren van het functioneren van het interlocksysteem Het interlocksysteem heeft als doel te voorkomen dat de startmotor ingeschakeld wordt of dat het tractiepedaal bediend wordt als de functiebesturingshendel niet in de neutraalstand staat.
prestaties van de GREENSMASTER 3250-D. LET OP: Dit produkt overschrijdt mogelijk geluidsniveaus van 85 dB(A) op de bestuurderspositie. Indien u gedurende langere tijd blootgesteld wordt aan dit geluid wordt aanbevolen om gehoorbescherming te dragen, ter voorkoming van permanente gehoorbeschadigingen. Voor het maaien Controleer de green op afval, verwijder de vlaggestok uit de bodem en bepaal de beste maairichting. Baseer de maairichting op de maairichting van de vorige maaibeurt.
6. 7. (o.a. van de wielen) achter laten. Het slepen van de tractie-enheid Beëindig het maaien met het maaien van de buitenste rand. Zorg er voor dat u maait in tegengestelde richting van de vorige keer. Houd altijd rekening met het weer en de condities van het gras, en zorg er voor dat er altijd gemaaid wordt in tegengestelde richting ten opzichte van de voorafgaande keer. Zet het vlaggetje weer op zijn plaats terug. In geval van nood kan de Greensmaster 3250-D over een korte afstand versleept worden.
Onderhoud Overzicht Controleren/onderhouden (dagelijks) 1. 2. 3. 4. 5. 6. Zie gebruikershandleiding voor eerst keer vervangen Oliepeil, motor Oliepeil, hydraulische tank Functioneren remmen Interlocksysteem: 4a. Interlock stoel 4b. Sensor neutraalstand 4c. Sensor maaien Waterafscheider/brandstoffilter Luchtfilter 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Onderhoudsplanning Onderhoudsprocedure Peilen accuvloeistof Controleren accukabelverbindingen Onderhoud luchtfilter Smeren alle smeernippels ✝Verversen motorolie ✝Controleren snaarspanning wisselstroomgenerator Onderhoudsplanning Elke 50 uur Elke 100 uur Elke 200 uur Elke 400 uur ✝Vervangen motoroliefilter Vervangen luchtfilterelement Aanhalen wielmoeren Vervangen brandstoffilter ‡Aanhalen koppen en kleppen stellen Vervang hydrauliekolie ‡Vervang filter voor hydrauliekolie ‡Controleer tpm van motor (st
Smering LET OP Zet de motor af en verwijder de sleutel uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden of afstellingen uitvoert. De tractie-eenheid is uitgerust met smeernippels die regelmatig gesmeerd moeten worden met Nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Indien de machine onder normale omstandigheden gebruikt wordt, moeten alle lagers en lagerbussen elke 50 bedrijfsuren gesmeerd worden. Smeer de nippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het aantal bedrijfsuren.
Algemeen onderhoud luchtfilter LET OP Zet de motor af en verwijder de sleutel uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden of afstellingen uitvoert. 1. Controleer of het luchtfilterhuis beschadigd is, hetgeen tot luchtlekkages kan leiden. Een beschadigd luchtfilterhuis moet vervangen worden. 2. Geef het luchtfilter elke 200 uur (of vaker onder uiterst stoffige of smerige omstandigheden) een service-beurt. Het onderhouden van het luchtfilter 1.
Persluchtmethode A. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het droge filterelement. De druk mag niet hoger te zijn dan 100 psi, om bescha-digingen aan het element te voorkomen. B. Houd het spuitpistool op ten minste 5 cm afstand van het filter vandaan, en beweeg het pistool van boven naar beneden terwijl u het filterelement rond draait. Controleer of er gaatjes of scheurtjes in het filter zitten door dit tegen het licht van een goede lichtbron te houden. 5.
lopen. Als de olie uitgelopen is, doet u de aftapplug weer op zijn plaats terug. 2. Verwijder het oliefilter. Breng een dun laagje schone olie aan op de pakking van het nieuwe filter. 3. Schroef het filter handmatig vast totdat de pakking in contact komt met de filteradapter, en draai het filter daarna nog 1⁄2 tot 3⁄4 slag verder. NIET TE VAST DRAAIEN. 4. Vul olie in het carter bij, zie Het controleren van het motoroliepeil. 5. Gooi de olie op een verantwoorde manier weg.
3. Beweeg de kabel totdat de hendel van de snelheidsregeling de schroef van de leegloopsnelheid raakt. 4. Draai de kabelschroefklem vast en controleer de toerenafstelling van de motor. Afstelling van de leegloopsnelheid 1. Zet de gashendel op LANGZAAM. 2. Draai de borgmoer op de schroef van de leegloopsnelheid los. 3. Stel met de schroef de leegloopsnelheid af op 1500 tpm. 4. Draai de borgmoer vast. Afbeelding 22 1 2. 3. 4.
Het controleren van de hydraulische leidingen en slangen Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, gekinkte kabels, loszittende steunen, slijtage, loszittende bevestigingen, weersinvloeden en chemische invloeden. Voer alle noodzakelijke reparatiewerkzaamheden uit voordat de machine opnieuw gebruikt wordt. WAARSCHUWING Houd uw handen en de rest van uw lichaam uit de buurt van kleine lekgaatjes of uitlaten waaruit onder hoge druk staande hydraulische vloeistof gespoten wordt.
B. zijn losgedraaid om afstelling mogelijk te maken. een volle slag maakt voordat het de pedaalstop raakt, of als u een lagere voortbewegingsnelheid wenst. Draai de moer los waarmee de krukas aan de bovenkant van de Hydrostat is bevestigd. 1. C. Zet de functiebedieningshendel op Neutraal, de gashendel op Langzaam en start de motor. D. E. Trap het tractiepedaal in en kijk of het pedaal de pedaalstop raakt voordat u spanning op de kabel voelt. Indien afstelling is vereist: A.
3. Draai de tapbout naar rechts om de maaisnelheid te verlagen en naar links om de maaisnelheid te verhogen. 4. Draai de contramoer op de tapbout en de moer op de pedaalpen vast om de afstelling te borgen. Controleer daarna de afstelling en stel indien nodig opnieuw af. Het afstellen van het neerlaten/ophalen van de maaieenheid Het circuit dat het neerlaten en ophalen van de maai-eenheid regelt is voorzien van een regelklep voor de doorstroming.
5. Nadat u de gewenste instelling heeft bereikt, draait u de stelschroef vast. Afstellingen van de riem Zorg ervoor dat de riem de correcte spanning heeft zodat de machine naar behoren werkt en onnodige slijtage wordt voorkomen. Controleer de spanning op nieuwe riemen na 8 bedrijfsuren. 1. 2. Controleer na elke 25 bedrijfsuren het elektrolietpeil, of, indien de machine gestald is, elke 30 dagen. 3. Houd de cellen op peil met gedestilleerd of gedemineraliseerd water.
bevinden zich onder de stoel. Afbeelding 28 1. Zekeringen Identificatie en bestelling Model-en serienummer De maaimachine is voorzien van twee identificatienummers: een modelnummer en een serienummer. De twee nummers zijn in een plaatje gestanst dat aan het frame geklonken is links onder de stoel. Vermeld in alle correspondentie over de maaier de model- en serienummers zodat u er zeker van bent dat u de correcte informatie en reserve-onderdelen krijgt. N.B.