Form No. 3328–349 Greensmaster 3250-D Tractie-eenheid Modelnr.
Waarschuwing CALIFORNIA Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Belangrijk De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inleiding Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de het voertuig.
• Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met tractorvoertuigen; – als de maaier op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd.
• Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware werktuigen gebruikt. – Gebruik uitsluitend goedgekeurde trekstangbevestigingspunten. – Beperk de belasting tot wat u veilig kunt beheersen. – Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te werk als u achteruitrijdt. – Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als dit in de gebruikershandleiding wordt geadviseerd. • Let op het verkeer bij oversteken en in de buurt van de openbare weg.
• Wees voorzichtig als u de machine afstelt, teneinde te voorkomen dat uw vingers bekneld raken tussen de draaiende messen en de vaste onderdelen van de machine. • Let op dat bij machines met meerdere messenkooien, andere messenkooien kunnen gaan draaien doordat u een messenkooi draait. • Schakel de aandrijvingen uit, laat de maaidekken neer, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los van de bougie.
• Blijf uit de buurt van het draaiende rooster op de zijkant van de motor om direct contact met uw lichaam en kleding te vermijden. • Als de motor afslaat of de machine vaart verliest en de top van een helling niet kan bereiken, mag u de machine nooit keren. U moet dan altijd langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden. • Als er onverwachts een persoon of huisdier in of in de buurt van het maaigebied verschijnt, moet u stoppen met maaien.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 106-6379 93-8068 93-6668 1. De accu bevat lood. Werp deze niet in het afval. 8 2. Lees de bedieningshandleiding alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 1. Lees de Gebruikershandleiding voor instructies voor de vergrendeling en ontgrendeling van de stuurarm.
100-3183 1. 2. 3. 4. Motor starten Motor voorgloeien/Aan Motor afzetten Raadpleeg de gebruikershandleiding 5. Laat de messenkooien neer en schakelt ze in 6. Heft de messenkooien op 7. Temperatuur motorkoelvloeistof 8. Temperatuurnulstelknop indrukken 9. Indicatielampje voor water in brandstof 93-9051 1. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 10. 11. 12. 13. 14. Koplampen Aan Koplampen Uit Schakelhendel Gebruiken voor transport Gebruiken voor maaien 15.
93-6686 1. Hydraulische vloeistof 2. Lees de Gebruikershandleiding 93-8062 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1. Om de parkeerrem te vergrendelen, moet u het rempedaal en de parkeerrem intrappen. 2. Om de parkeerrem vrij te zetten, trapt u het rempedaal in. 3. Vergrendelt de parkeerrem. 93-7275 1. Lees de gebruikershandleiding – Gebruik geen startvloeistof om de motor te starten. 106-5976 1. Motorkoelvloeistof onder druk 2.
Specificaties Algemene specificaties 93-8063 (voor CE) 1. Gevaar – Lees de gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u die begrijpt. 2. Machine kan kantelen – Rij niet van hellingen van meer dan 15 graden. 3. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een afstand. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden – Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen. 5.
Montage Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Voorwielen monteren Bestuurdersstoel instellen Monteer de voorwielen en draai de montagemoeren vast met een torsie van 95–122 Nm. Opmerking: Plaats de stoelrails in de voorste montageopeningen om de stoel 7,6 cm extra naar voren te kunnen zetten, of in de achterste montageopeningen om de stoel 7,6 cm naar achteren te kunnen zetten. Achterwiel monteren 1. Monteer de wielnaaf aan de achterwielvelg met vier montagemoeren (Fig. 2). Draai de moeren vast met een torsie van 95–122 Nm. 2.
Accu opladen Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
Verlengstuk van ontluchting en dop van reservoir plaatsen Rollers van het draagframe afstellen 1. Verwijder de ontluchtingsdop van het hydraulische reservoir (Fig. 6). 1. Plaats de tractie-eenheid op een horizontaal vlak en laat de draagframes van het maaidek neer op de grond. 2. Controleer of de afstand tussen de rollers van de draagframes en de grond 13 mm bedraagt. 2 3 4 3. Indien afstelling nodig is, moet u de contramoer op de borgschroef van het draagframe losdraaien (Fig.
Maaidekken monteren E. Plaats het kunststof afstandsstuk (tapse eind naar lager gekeerd) aan beide uiteinden van het maaidek. Opmerking: Als u de maaimessen slijpt, de maaihoogte instelt of onderhoudswerkzaamheden aan een maaidek verricht, moet u de motoren van de messenkooien van het maaidek in de steunbuizen op de voorkant van het frame plaatsen om beschadiging van de slangen te voorkomen.
5. Schuif het maaidek onder het trekframe terwijl u de hefroller vasthaakt op de hefarm. Om de montage van het achterste maaidek te vergemakkelijken, kunt u het trekframe draaien en vergrendelen in de onderhoudsstand: 6. Schuif de mof weer op elke kogelgewrichthouder en bevestig deze op de halvekogeltap van het maaidek (Fig. 13). A. Laat de ophanging helemaal neer (cilinders uitgeschoven). 1 B. Til het draagframe met de hand omhoog totdat de antiscalpeerrollers vrijkomen van het remsysteem. C.
10. Verwijder de beschermplaten van de maaidekken en de assen van de aandrijfmotor van de messenkooi. 3. Draai de bevestigingsschroeven van de transportplaat los (Fig. 15). Opmerking: Bewaar de beschermplaten voor de maaidekken. Monteer ze als de aandrijfmotoren van de messenkooien worden verwijderd om de lagers van het maaidek te beschermen tegen verontreiniging. 4. Hef de maaidekken op in de transportstand. 11.
2 Voor het gebruik Motoroliepeil controleren 1 De motor gebruikt hoogwaardige reinigingsolie, waaraan het American Petroleum Institute – API – onderhoudsclassificatie CD, CE, CF, CF-4, of CG-4 of hoger heeft verleend. De aanbevolen viscositeit (gewicht) is SAE 10W30. De motor wordt geleverd met 3,3 liter olie (met filter) in het carter. Desondanks dient u altijd het oliepeil te controleren voordat de motor voor de eerste keer start, en daarna. Figuur 17 1. Peilstok 2. Dop van vulbuis 1.
Gevaar In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis.
Onderhoud van het hydraulische systeem Aanbevolen hydraulische vloeistof Het hydraulische systeem is ontworpen voor gebruik met slijtagewerende hydraulische vloeistof. Het reservoir van de machine is in de fabriek gevuld met ongeveer 20,8 liter ISO VG 46/48 hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks. Hieronder vindt u een lijst met geschikte hydraulische vloeistoffen.
Opmerking: Deze biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof is niet uitwisselbaar met de vloeistoffen uit groep 1 of 2. Water aftappen uit brandstoffilter/waterafscheider Opmerking: Een oliekoeler, Onderdeelnr. 104-7701, is vereist op de tractie-eenheid bij gebruik van biologisch afbreekbare vloeistof. De vloeistoftemperatuur mag niet hoger zijn dan 82 C. Voor elk gebruik of als het waarschuwingslampje gaat branden, moet u water aftappen dat zich heeft verzameld in het brandstoffilter/waterafscheider .
Contact tussen snijplaat en messenkooi controleren Bedieningsorganen Elke dag voordat u gaat maaien, moet u het contact tussen de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is geweest. Er moet over de volle lengte een licht contact tussen de messenkooi en de snijplaat zijn; zie Contact tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de Gebruikershandleiding voor Maaidekkken. Het tractiepedaal (Fig.
Gashendel Urenteller De gashendel (Fig. 25) biedt de bestuurder de mogelijkheid het toerental van de motor te regelen. U verhoogt het toerental van de motor door de gashendel naar Snel te bewegen; u verlaagt het toerental van de motor door de gashendel naar Langzaam te bewegen. De rijsnelheden zijn als volgt: De urenteller (Fig. 25) toont het aantal uren dat de machine in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als de contactschakelaar op Aan staat.
Waarschuwingslampje van accu Brandstofafsluitkleppen Dit lampje (Fig. 25) gaat branden als de accuspanning laag is. Sluit de brandstofafsluitklep onder de tank (Fig. 27) als u de machine stalt. Oliedruklampje Het oliedruklampje (Fig. 25) gaat branden als de motoroliedruk gevaarlijk laag is. 1 Bedieningshendel van hefinrichting (voor opheffen/neerlaten van maaidekken) Als u de hendel (Fig. 25) tijdens het gebruik naar voren beweegt, laat u de maaidekken neer en start u de messenkooien.
Starten en stoppen van de motor Stoppen Starten 1. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de bediening van de hefinrichting uit en zet de schakelhendel in de neutraalstand. Belangrijk Het brandstofsysteem moet misschien worden ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan. 2. Draai het sleuteltje op Uit om de motor af te zetten. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. • Eerste keer starten van een nieuwe motor. 3.
Veiligheidssysteem testen Voorzichtig Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. • Vervang schakelaars om de twee jaar ongeacht of ze wel of niet naar behoren functioneren.
De machine gebruiksklaar maken Om de machine uit te lijnen voor opeenvolgende maaibanen, adviseren wij deze procedure voor de manden van maaidekken Nr. 2 en Nr. 3 uit voeren: 1. Zorg ervoor dat er een ruimte van ongeveer 12,7 cm vanaf de buitenrand van elke mand is (Fig. 29). 2. Bevestig een strook witte tape of zet een streep op elke mand, die evenwijdig loopt aan de buitenrand van elke mand (Fig. 29). 1. Rij naar de green met de schakelhendel in de Maaistand en de gashendel op vol gas.
4. Als de voorkant van de manden over de rand van de green komen, moet u de bedieningshendel van de hefinrichting naar achteren bewegen. Hiermee brengt u de messenkooien tot stilstand en heft u de maaidekken op. De timing van deze procedure is belangrijk om te voorkomen dat de maaidekken het aangrenzende terrein maaien. Het is echter raadzaam een zo groot mogelijk deel van de green te maaien om de hoeveelheid gras langs de buitenrand dat nog moet worden gemaakt, tot het minimum te beperken. 5.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Motorolie verversen. • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Motoroliefilter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Hydraulische filter vervangen. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van instrumenten controleren. Werking van de remmen controleren. Brandstoffilter/waterafscheider controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Radiator en scherm reinigen. Luchtfilter controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Smering De tractie-eenheid is voorzien van smeernippels die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren. U moet direct na elke wasbeurt vet in de smeernippels spuiten, ongeacht de voorgeschreven interval.
Luchtfilter Het filterelement reinigen Onderhoudsinterval/Specificatie 1. Wassen: Controleer het luchtfilterhuis op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Geef het luchtfilter om de 200 bedrijfsuren een onderhoudsbeurt. Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. A.
Radiator en scherm reinigen Het radiatorscherm en de radiator moeten vrij van rommel worden gehouden om te voorkomen dat het systeem oververhit raakt. Controleer en reinig het scherm en de radiator elke dag of indien nodig elk uur. Reinig ze vaker als in stoffige, vuile omstandigheden wordt gemaaid. 3. Draai het filter met de hand vast totdat de pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 tot 3/4 slag. Niet te vast draaien. 4.
De gashendel afstellen Hydraulische vloeistof Een goed werkende gasklep is afhankelijk van een correcte afstelling van de gashendel. Controleer of de gashendel goed werkt. Onderhoudsinterval/Specificatie 1. Zet de gashendel op Langzaam (Fig. 38). Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke TORO-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit.
Hydraulische slangen en leidingen controleren Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Waarschuwing Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
De transmissie afstellen voor de neutraalstand 3 5 Als de machine kruipt wanneer het tractiepedaal in de neutraalstand staat, moet de contraveer van de neutraalstand worden afgesteld. 1. Krik het frame omhoog en ondersteun met een blok, zodat een van de voorwielen vrijkomt van de vloer van de werkplaats. Opmerking: Als de machine is uitgerust met een driewielaandrijving, moet u ook de achterkant omhoog krikken en het achterwiel blokkeren. 2.
Maaisnelheid afstellen De machine is afgesteld in de fabriek, maar de snelheid kan desgewenst worden gewijzigd. 1. Draai de contramoer op de tapbout los (Fig. 43). 2. Draai de moer voor de borging en de maaibeugels op het draaipunt van het pedaal los. Opheffen/neerlaten van maaidek afstellen Het circuit voor het opheffen/neerlaten van het maaidek is uitgerust met een doorstroomregelklep (Fig. 44). Deze klep is in de fabriek zo afgesteld dat deze na ongeveer 3 slagen opengaat.
De riem afstellen Zorg ervoor dat de riem de juiste spanning heeft zodat de machine naar behoren kan werken en onnodige slijtage wordt voorkomen. Controleer de spanning van nieuwe riemen na 8 bedrijfsuren. De motorriem (Fig. 45) moet een speling van 5 mm hebben als u de riem midden tussen de poelies van de krukas en de wisselstroomdynamo met een kracht van 1 kg indrukt. 1. Draai de bouten los waarmee de wisselstroomdynamo is bevestigd aan de motor en de stelstrip.
Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Y (+) (–) HR Y B+ Start BU U4 FUSELINK1 GN I L Y REED SW R W B R 86 BK 87 87a 4 1 ALTERNATOR LOW OIL PRESS. OVER TEMP. GLOW 5 2 30 85 VIO PK W/R GN 85 IGN. SWITCH 86 B U44 Y A S I OFFRUN START ACC.
FORWARD P3 HYDROSTAT 1500 LOW IDLE 2750 HIGH IDLE (DIESEL) R4 DUMP VALVE M4 M5 TRACTION WHEEL MOTORS OIL COOLER OPTIONAL KIT ENGINE RPM OIL FILTER T S1 P1 P1 P2 FC1 MA R1 LC1 01 M1 S2 PB T P P2 OPTIONAL VALVES PT ST GEAR PUMP RD1 MB BACKLAP REEL MOTORS MOW M2 M3 S3 R5 R2 V1 L2A L R L2B .05 L1A L1B L3A L3B .05 POWER STEERING VALVE MANIFOLD BLOCK S4 - - 100 1150 7 79 - - #2 .