Operator's Manual
29
4. Als de voorkant van de manden over de rand van de
green komen, moet u de bedieningshendel van de
hefinrichting naar achteren bewegen. Hiermee brengt u
de messenkooien tot stilstand en heft u de maaidekken
op. De timing van deze procedure is belangrijk om te
voorkomen dat de maaidekken het aangrenzende
terrein maaien. Het is echter raadzaam een zo groot
mogelijk deel van de green te maaien om de
hoeveelheid gras langs de buitenrand dat nog moet
worden gemaakt, tot het minimum te beperken.
5. U kunt de werktijd bekorten en de machine eenvoudig
voor de volgende maaibaan opstellen door de machine
een ogenblik in de tegenovergestelde richting te
draaien en daarna in de richting van het ongemaaide
deel; d.w.z. als u naar rechts wilt draaien, draait u eerst
iets naar links en dan naar rechts. Op deze manier kunt
u de machine sneller richten voor de volgende
maaibaan. Volg dezelfde procedure als u in de andere
richting draait. Het is verstandig een draaiing zo kort
mogelijk te maken. Maak echter bij warm weer een
ruimere boog om het gras zo min mogelijk te
beschadigen.
Belangrijk U mag de machine nooit tot stilstand
brengen op een green terwijl de messenkooien van het
maaidek draaien, omdat hierdoor de green kan worden
beschadigd. Laat de machine ook niet stoppen op een
natte green omdat de wielen van de machine dan sporen
of afdrukken kunnen achterlaten.
6. Maak het werk af door de buitenste rand van de green
te maaien. Zorg ervoor dat u in een andere richting
maait dan de voorgaande keer. Let altijd op het weer
en de greenomstandigheden en zorg ervoor dat u in
een andere richting maait dan de voorgaande keer.
Plaats de flag terug.
Opmerking: Als de buitenranden van de green zijn
gemaaid, moet u de bedieningshendel van de hefinrichting
eventjes naar achteren bewegen om de messen kooien uit
te schakelen zonder ze op te heffen. Blijf vooruitrijden
totdat de messenkooien niet meer draaien. Rij daarna van
de green af en hef de messenkooien op (dit voorkomt dat
er gras op de green valt terwijl u de messenkooien opheft).
7. Verwijder al het maaisel uit de grasmanden voordat u
de machine naar het volgende green rijdt. Zwaar en
vochtig maaisel vormt een overmatige belasting van
de manden en voegt onnodig gewicht toe aan de
machine, waardoor de motor, het hydraulische
systeem, de remmen, enz. zwaarder worden belast.
Transport
Zorg ervoor dat de maaidekken volledig zijn opgeheven.
Zet de schakelhendel in de Transportstand. Gebruik de
remmen om de machine langzamer te laten rijden als u
een steile helling afrijdt om te voorkomen dat u de macht
over het stuur verliest. Verminder altijd uw snelheid als u
oneffen terrein nadert, en rij voorzichtig in sterk golvend
gebied. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de breedte
van het voertuig. Probeer niet tussen objecten te rijden die
dicht bij elkaar staan, teneinde dure schade en uitvaltijd te
voorkomen.
Inspectie en reiniging na het
maaien
Als u klaar bent met maaien, moet u de machine grondig
schoonspoelen met een tuinslang zonder spuitmond, zodat
bij een te hoge waterdruk de afdichtingen en lagers niet
worden beschadigd en verontreinigd raken. Was nooit een
hete motor of elektrische aansluitingen met water.
Na reiniging verdient het aanbeveling de machine te
controleren op eventuele lekken in het hydraulische
systeem, beschadiging of slijtage van de hydraulische en
mechanische onderdelen. Voorts moet u controleren of de
messen van de maaidekken scherp genoeg zijn. Smeer
verder het maai- en hefpedaal met SAE 30 olie of een
sproeismeermiddel om corrosie te voorkomen en ervoor te
zorgen dat de machine tot tevredenheid blijft werken als u
deze de volgende keer gebruikt.
De tractie-eenheid slepen
In noodgevallen kan de machine over een korte afstand
worden gesleept (minder dan 0,4 km). Toro adviseert
echter hiervan geen standaard procedure te maken.
Belangrijk U mag de machine niet sneller dan 3–5 km
per uur slepen omdat hierdoor het aandrijfsysteem kan
worden beschadigd. Als de machine over een grote
afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op
een vrachtwagen of een aanhanger.
1. Ga naar de omloopklep op de pomp en draai deze
zodat de gleuf verticaal staat (Fig. 31).
1
Figuur 31
1. Omloopklep – Gleuf getoond in gesloten (horizontale) positie
2. Voordat u de motor start, moet u de omloopklep
sluiten door deze zo te draaien dat de gleuf horizontaal
staat (Fig. 31). U mag de motor niet starten als de klep
open is.










