Operator's Manual

6
Wees voorzichtig als u de machine afstelt, teneinde te
voorkomen dat uw vingers bekneld raken tussen de
draaiende messen en de vaste onderdelen van de
machine.
Let op dat bij machines met meerdere messenkooien,
andere messenkooien kunnen gaan draaien doordat u
een messenkooi draait.
Schakel de aandrijvingen uit, laat de maaidekken neer,
stel de parkeerrem in werking, zet de motor af,
verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel
los van de bougie. Wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine
afstelt, reinigt of repareert.
Verwijder gras en rommel van de maaidekken, de
aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om
brand te voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof
meteen op.
Plaats onderdelen op kriksteunen indien dit nodig is.
Haal voorzichtig de druk van onderdelen met
opgeslagen energie.
Maak de accukabels los en verwijder de bougie
voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten
Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de
pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en
daarna de minpool.
Wees voorzichtig als u de messenkooien controleert.
Draag handschoenen en wees voorzichtig als u
onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de
messenkooien.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van
bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de
machine niet af terwijl de motor loopt.
Laad de accu op in een open, goed geventileerde
ruimte en doe dit niet in de buurt van vonken en open
vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u
deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag
beschermende kleding en gebruik geïsoleerd
gereedschap.
Veilige Bediening Toro
Rijdende Maaimachine
De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek
zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheids-
instructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of
ANSI-normen.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen
uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om
ernstig of mogelijk fataal letsel te voorkomen.
Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan de
bedoelde kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of
omstanders.
Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt
afzetten.
Draag geen tennisschoenen of gymschoenen als u de
machine gebruikt.
Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een
lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van
diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en
verzekeringsbepalingen.
De bestuurder moet bedreven en getraind zijn in het
rijden op hellingen. Onvoorzichtig rijden op heuvels of
hellingen kan tot gevolg hebben dat u de controle over
het voertuig verliest en het voertuig kantelt of
omkiept. Dit kan lichamelijk of dodelijk letsel
veroorzaken.
Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem
gemorste brandstof op.
Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed
functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze
vervangen voordat u de machine gebruikt. Vervang om
de twee jaar alle vier interlockschakelaars van het
veiligheidssysteem, ongeacht of ze wel of niet naar
behoren functioneren.
Voordat u de motor start, moet u plaats nemen op de
bestuurdersstoel, de liftpedaal intrappen en deze laten
opkomen om te controleren of de maaidekken zijn
uitgeschakeld. Controleer of het tractiesysteem in de
neutraalstand staat en de parkeerrem in werking is
gesteld.
Let goed op als u de machine gebruikt. Om te
voorkomen dat u de controle over de machine verliest,
moet u de volgende instructies naleven:
Rij niet te dicht langs zandkuilen, greppels, sloten
of andere gevaarlijke punten.
Verminder de snelheid als u een scherpe bocht
maakt. Vermijd plotseling stoppen en starten.
Als u in de buurt van een weg werkt of deze
oversteekt, moet u altijd voorrang verlenen.
Gebruik de serviceremmen als u een helling
afdaalt, om de snelheid laag te houden en de
machine onder controle te houden.
Ten behoeve van een maximale veiligheid moeten de
grasmanden zijn gemonteerd als de messenkooien of
de verticuteereenheden in werking zijn. Zet de motor
af voordat u de manden leegmaakt.
De maaidekken moeten worden opgeheven als u van
het ene werkgebied naar het andere rijdt.
Raak de motor, de geluiddemper of de uitlaatpijp niet
aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft
afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden
veroorzaken.