Operator's Manual

25
Bandenspanning controleren
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten
ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De correcte
bandenspanning is:
Voorbanden: 55–83 kPa (8–12 psi)
Achterband: 55–103 kPa (8–15 psi)
Contact tussen snijplaat en
messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien, moet u het contact tussen
de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de
maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is
geweest. Er moet over de volle lengte een licht contact
tussen de messenkooi en de snijplaat zijn; zie Contact
tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de
Gebruikershandleiding voor Maaidekkken.
Torsie van wielmoeren
controleren
De torsie van de wielmoeren moet 95–122 Nm. bedragen.
Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren en nog eens na 10
bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om de
200 bedrijfsuren aan.
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
De torsie van de wielmoeren moet 95–122 Nm.
bedragen. Haal de moeren aan na 1–4 bedrijfsuren
en nog eens na 10 bedrijfsuren. Haal de
wielmoeren daarna om de 200 bedrijfsuren aan.
Waarschuwing