Operator's Manual
27
Gashendel
De gashendel (Fig. 32) biedt de bestuurder de mogelijkheid
het toerental van de motor te regelen. U verhoogt het toerental
van de motor door de gashendel naar Snel te bewegen; u
verlaagt het toerental van de motor door de gashendel naar
Langzaam te bewegen. De rijsnelheden zijn als volgt:
• 3,2 tot 8 km per uur, maaisnelheid in Vooruit
• 14,1 km per uur, maximale transportsnelheid
• 4,0 km per uur, snelheid in Achteruit
Schakelhendel
De schakelhendel (Fig. 32) heeft twee tractiestanden plus
een neutraalstand. U kunt van maaien naar transport en van
transport naar maaien schakelen (niet naar de neutraalstand)
als de machine in beweging is. De machine zal geen schade
oplopen.
• Achterste stand – Neutraalstand en wetten
• Middelste positie – gebruikt voor het maaien
• Voorste positie – gebruikt voor transport
Urenteller
De urenteller (Fig. 32) toont het aantal uren dat de machine
in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als de
contactschakelaar op Aan staat.
1
2
34
5
7
6
9
8
10
11
Figuur 32
1. Gashendel
2. Schakelhendel
3. Urenteller
4. Contactschakelaar
5. Vergrendelingshendel van
stuurstangarm
6. Koelvloeistoftemperatuur-
lampje
7. Oliedruklampje
8. Waarschuwingslampje
van accu
9. Indicatielampje van
gloeibougies
10. Bedieningshendel van
hefinrichting (voor
opheffen/neerlaten van
maaidekken)
11. Temperatuurnulstelknop
Contactschakelaar
Steek het sleuteltje in het contact (Fig. 32) en draai dit zo
ver mogelijk naar rechts op Start om de motor te starten.
Laat het sleuteltje direct los als de motor start; het sleuteltje
komt automatisch op Aan. Draai het contactsleuteltje naar
links op Uit om de motor af te zetten.
Vergrendelingshendel voor stuurarmstang
Draai de hendel Fig. 32) naar achteren om de stuurstangarm
te verstellen, hoger of lager te zetten overeenkomstig de
wensen van de bestuurder en draai daarna de hendel naar
voren om de stuurstangarm in de gekozen stand te
vergrendelen.
Koelvloeistoftemperatuurlampje
Het koelvloeistoftemperatuurlampje (Fig. 32) gaat branden
en de motor slaat automatisch af als de temperatuur van de
koelvloeistof te hoog wordt.
Temperatuurnulstelknop
Indien de motor als gevolg van oververhitting afslaat, moet
u de temperatuurnulstelknop (Fig. 32) indrukken en
ingedrukt houden totdat de machine naar een veilige plek
kan worden gebracht om af te koelen.
Opmerking: Als u de temperatuurnulstelknop gebruikt,
moet u deze voortdurend ingedrukt houden om te kunnen
werken. U mag de knop niet langdurig gebruiken.
Indicatielampje van gloeibougies
Als dit lampje (Fig. 32) gaat branden, zijn de gloeibougies
in werking.
Waarschuwingslampje van accu
Dit lampje (Fig. 32) gaat branden als de accuspanning laag is.
Oliedruklampje
Het oliedruklampje (Fig. 32) gaat branden als de
motoroliedruk gevaarlijk laag is.
Bedieningshendel van hefinrichting (voor
opheffen/neerlaten van maaidekken)
Als u de hendel (Fig. 32) tijdens het gebruik naar voren
beweegt, laat u de maaidekken neer en start u de
messenkooien. Om de messenkooien tot stilstand te brengen
en de maaidekken op te heffen, moet u de hendel naar
achteren trekken. Tijdens het maaien kunt u de messenkooien
tot stilstand brengen door de hendel eventjes naar achteren te
trekken en dan los te laten. U stelt de messenkooien weer in
werking door de hendel naar voren te bewegen.










