Operator's Manual

30
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
uitsluitend in beweging komt wanneer:
De parkeerrem buiten werking is gesteld.
De bestuurder op de bestuurdersstoel zit.
De schakelhendel in de Maai- of Transportstand staat.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de messenkooien
uitsluitend draaien als de schakelhendel in de Maaistand staat.
Voer elke dag de volgende controles uit om er zeker van te
zijn dat het veiligheidssysteem naar behoren werkt.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, trap het tractiepedaal
in de neutraalstand, zet de schakelhendel in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. Probeer
het tractiepedaal in te trappen. Als u het pedaal niet kunt
intrappen, betekent dit dat het veiligheidssysteem naar
behoren werkt. Verhelp het probleem als het systeem niet
naar behoren werkt.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel, trap het
tractiepedaal in de neutraalstand, zet de schakelhendel
in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Zet de schakelhendel in de Maai- of Transportstand en
probeer de motor te starten. Als de motor niet start,
betekent dit dat het veiligheidssysteem naar behoren
werkt. Verhelp het probleem als het systeem niet naar
behoren werkt.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, trap het
tractiepedaal in de neutraalstand, zet de schakelhendel
in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Start de motor en zet de schakelhendel in de Maai- of
Transportstand. Als de motor afslaat, betekent dit dat
het veiligheidssysteem naar behoren werkt. Verhelp het
probleem als het systeem niet naar behoren werkt.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, trap het
tractiepedaal in de neutraalstand, zet de schakelhendel
in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Start de motor. Zet de parkeerrem vrij, zet de
schakelhendel in de Maaistand en kom overeind uit de
bestuurdersstoel. Als de motor afslaat, betekent dit dat
het veiligheidssysteem naar behoren werkt. Verhelp het
probleem als het systeem niet naar behoren werkt.
5. Neem plaats op de bestuurdersstoel, trap het
tractiepedaal in de neutraalstand, zet de schakelhendel
in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
Start de motor. Beweeg de bedieningshendel van de
hefinrichting naar voren om de maaidekken neer te
laten. De maaidekken moeten zakken maar mogen niet
gaan draaien. Als dit wel het geval is, werkt het
veiligheidssysteem niet naar behoren. Verhelp het
probleem.
Toerental van de messenkooi
instellen
Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant en van
hoog niveau blijft en het gazon na het maaien een
gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk dat de regeling
van het toerental van de messenkooien (die zich bevindt
onder de bestuurdersstoel) juist is afgesteld.
Stel de regeling van het toerental als volgt in:
1. Selecteer de maaihoogte waarop de maaidekken zijn
ingesteld.
2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de
maaiomstandigheden.
3. Met behulp van de bijbehorende grafiek (zie Figuur 37)
kunt u de juiste instelling bepalen voor het toerental van
de messenkooien voor maaieenheden met 8 of
11 maaimessen.
Figuur 37
4. Om het toerental in te stellen, draait u aan de knop
(Fig. 38) tot de wijzer de gewenste instelling aangeeft.
1
Figuur 38
1. Toerenregelaar van messenkooien
Opmerking: Het toerental van de messenkooien kan
worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig de
veranderingen in de gazonomstandigheden.