Form No. 3376-191 Rev B Greensmaster® 3250-D tractie-eenheid met tweewielaandrijving Modelnr.: 04384—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Inhoud Brandstoffilter .......................................................37 Brandstofleidingen en -verbindingen.........................38 Onderhoud elektrisch systeem ....................................38 Onderhoud van de accu...........................................38 Opslag van de accu .................................................39 Zekeringen ............................................................39 Onderhoud aandrijfsysteem ........................................
Veiligheid – als de machine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie, als een achtergewichtset, onderdeelnummer 100-6224 en 18 kg calciumchloride als ballast is toegevoegd aan het achterwiel.
Gebruiksaanwijzing • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, • • • • • • • • • • • • omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Alle werktuigkoppelingen uitschakelen, versnelling in de neutraalstand zetten en de parkeerrem in werking stellen voordat u de motor start. Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
• Let op dat bij machines met meerdere messenkooien, • • • • • • • • andere messenkooien kunnen gaan draaien doordat u één messenkooi draait. Schakel de aandrijvingen uit, breng de maaidekken omlaag, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert. Verwijder gras en vuil van de maaidekken, de aandrijvingen, de geluiddempers en de motor om brand te voorkomen.
u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Dit kan ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. de hoeken van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets of niemand meer in het maaigebied is.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 121–9500 93-8068 93-6681 1. Lees de Gebruikershandleiding voor instructies voor de vergrendeling en ontgrendeling van de stuurarm. 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-6689 93-6686 1.
107–9529 1. Motor starten 6. Messenkooien omhoogbrengen 11. Koplampen uit 16. Gas - langzaam 2. Motor voorgloeien/aan 7. Hoge temperatuur overschrijven 12. Schakelhendel 17. Gas - continu verstelbare regeling 3. Motor stoppen 8. Koelvloeistoftemperatuur 13. Gebruiken voor transport 18. Gas - snel 4. Lees de Gebruikershandleiding. 9. Indicatielampje 'Water in de 14. Gebruiken voor maaien brandstof' 5. Messenkooien neerlaten en 10. Koplampen aan inschakelen. 15.
6-5976 1. Motorkoelvloeistof onder druk 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. 121–2641 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 121–2640 Vervangt 121–2641 conform Europese voorschriften. * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN 836:1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig 5.
115-8156 1. Hoogte messenkooi 3. Maaidek met 8 messen 5. Maaidek met 14 messen 7. Snel 2. Maaidek met 5 messen 4. Maaidek met 11 messen 6. Toerental messenkooi 8. Langzaam 115-8226 1. Kantelgevaar — lees de Gebruikershandleiding; gebruik altijd een veiligheidsgordel tijdens het werk en verwijder de kantelbeugel niet.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Stoel Moer (5/16 inch) 1 4 Monteer de stoel aan de basis Geen onderdelen vereist – Accu in gebruik nemen en opladen. Geen onderdelen vereist – Plaats de accu.
Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Gebruikershandleiding (tractie-eenheid) Gebruikershandleiding van motor (motor) 1 1 Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. Onderdelencatalogus 1 Bewaren om later onderdelen te kunnen bestellen. Instructiemateriaal voor gebruiker 1 Lezen voordat u de machine gebruikt. Controlelijst voor levering Geluidscertificaat Certificaat van Integriteit en Naleving 1 1 1 Bewaren om later te kunnen raadplegen.
Belangrijk: Giet geen accuzuur in de accu als deze in de machine zit. Er zou dan accuzuur op machine kunnen komen, waardoor corrosie kan ontstaan. totdat het soortelijk gewicht 1.250 of hoger is en de temperatuur minstens 16 °C bedraagt, waarbij alle cellen onbelemmerd gas afgeven. 6. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen. 2. Maak de bovenkant van de accu schoon en verwijder de vuldoppen (Figuur 4).
2. Sluit de pluskabel (rood) van de accu vanaf de startmotorsolenoïde aan op de pluspool (+) van de accu (Figuur 6). Zet deze vast met een sleutel en smeer vaseline op de accupool. Zorg ervoor dat de kabel vrij van de stoel blijft als deze stoel helemaal naar achteren is gezet, omdat dit kan leiden tot slijtage of beschadiging van de kabel. 4 De rolbeugel plaatsen (ROPS) Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Rolbeugel 4 Bout (5/8 x 4-1/2 inch) 4 Borgmoer (5/8 inch) Procedure 1.
5 Bandenspanning controleren Geen onderdelen vereist Procedure De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. Afhankelijk van de gazonomstandigheden moeten de voorbanden een spanning van minimaal 8 psi tot maximaal 12 psi hebben. De achterband moet een spanning van minimaal 8 psi tot maximaal 15 psi hebben. 6 Figuur 8 De voorste draagframes monteren 1. Draagframe 4. Bout (1/2 x 3-1/4 inch) 2.
9 Maaidekken monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 3 Schuine lifthaak (raadpleeg de gebruikershandleiding van de maaieenheid voor montage-instructies) 6 Schroef (bij de maaieenheid geleverd) 1 Bout (#10 x 5/8 inch) 1 Contramoer (#10) 3 Maaidek (afzonderlijk verkrijgbaar) 6 Kogelbout (bij de maaieenheid geleverd) 3 Grasvanger Figuur 9 1. Rol van draagframe 2.
draaien, totdat de motorflenzen de tapeinden niet meer raken. Draai de motor linksom totdat de flenzen de tapeinden omsluiten (Figuur 11). 9. Draai de montagebouten vast (Figuur 11). 10 De transporthoogte instellen 1 3 Geen onderdelen vereist Procedure 2 Controleer de transporthoogte (Figuur 13 en Figuur 14) en pas deze indien nodig aan. g021274 Figuur 10 1. Verlengstuk trekkoppeling 1. Plaats de tractor op een horizontaal oppervlak. 3. Kogelverbindinghouder 2. Trekarm 2.
7. Als de draagframes zich niet op dezelfde hoogte bevinden, draait u de contramoer van de stelschroef op het draagframe los (Figuur 12, Figuur 13 en Figuur 14). Draai de schroef naar buiten om het frame omhoog te brengen en naar binnen om het frame omlaag te brengen. Draai de contramoer vast als het frame de juiste hoogte heeft bereikt. 8. Draai de transportplaat totdat deze het trekframe vergrendelt. Draai de schroeven vast. 11 Ballast achter plaatsen Figuur 13 1. Transportplaat 4. Kettingschakel 2.
Algemeen overzicht van de machine Parkeerremhendel Trap het rempedaal in om het remsysteem in werking te stellen en door de aangegeven hendel in te drukken (Figuur 15) worden de remmen vergrendeld in de parkeerstand. U schakelt de parkeerrem uit door het rempedaal in te trappen. Maak er een gewoonte van de parkeerrem in werking te stellen als u de machine verlaat. Stel altijd de parkeerrem in werking voordat u de machine verlaat.
Schakelhendel messenkooien. Om de messenkooien tot stilstand te brengen en de maaidekken omhoog te brengen, moet u de hendel naar achteren trekken. Tijdens het maaien kunt u de messenkooien tot stilstand brengen door de hendel eventjes naar achteren te trekken en dan los te laten. U stelt de messenkooien weer in werking door de hendel naar voren te bewegen. De schakelhendel (Figuur 17) heeft twee tractiestanden plus een neutraalstand.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Maaibreedte 150 cm Wielloopvlak 128 cm Wielbasis 123 cm Totale lengte (met manden) 238 cm Totale breedte 173 cm Totale hoogte 197 cm Instellingen motortoerental Hoog stationair: 2710 ± 50 tpm Laag stationair: 1500 ± 50 tpm Nettogewicht met messenkooien 552 kg Werktuigen/accessoires Figuur 19 1.
Gebruiksaanwijzing Belangrijk: Zorg ervoor dat de peilstok is verwijderd terwijl u de motor met olie vult. Als u motorolie bijvult, moet u ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen de vulinrichting en de vulopening in het klepdeksel, zoals is aangegeven in Figuur 21. Hierdoor kan er tijdens het vullen lucht ontsnappen, zodat de olie niet overloopt en in de ontluchtingsinrichting terechtkomt. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine.
3. Plaats de peilstok terug. Geschikt voor biodiesel 4. Start de motor en laat deze 30 seconden stationair lopen. Zet de motor daarna af. Wacht 30 seconden en herhaal vervolgens stap 2 en 3. Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: Belangrijk: Controleer het oliepeil om de 8 bedrijfsuren of dagelijks.
2. Verwijder de dop van de brandstoftank. GEVAAR 3. Vul de brandstoftank tot 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Niet te vol vullen. Plaats daarna de dop terug. In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal.
Tabel hydraulische vloeistof (cont'd.) Materiaaleigenschappen Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40 °C: 55 tot 62 cSt bij 110 °C: 9,1 tot 9,8 Viscositeitsindex ASTM D2270 140 tot 152 Stolpunt, ASTM D97 -37 tot -43 °C Industriestandaarden API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM.
2. Haal de dop van het reservoir en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tot aan de onderkant van het filter in de vulbuis staan (Figuur 26). Figuur 27 1. Brandstoffilter Bandenspanning controleren Figuur 26 1. Hydraulische reservoir Afhankelijk van de gazonomstandigheden moeten de voorbanden een spanning van minimaal 8 psi tot maximaal 12 psi hebben. 2. Rooster 3.
u 60 seconden wachten voordat u een nieuwe startpoging doet. Voor de inrijperiode is 8 uur maaien genoeg. Aangezien de eerste bedrijfsuren van cruciaal belang zijn voor de betrouwbaarheid van de machine in de toekomst, moet u de werking en de prestaties van de machine scherp in het oog houden zodat kleine gebreken die later grote problemen kunnen veroorzaken, worden opgemerkt en verholpen. Controleer de machine tijdens de inrijperiode veelvuldig op olielekken, losse bevestigingen of andere gebreken. 6.
• de parkeerrem buiten werking is gesteld. • de bestuurder op de bestuurdersstoel zit. • de schakelhendel in de maai- of transportstand staat. U stelt de toerentalregeling van de messenkooien als volgt in: 1. Selecteer de maaihoogte waarop de maaidekken zijn ingesteld. Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de messenkooien uitsluitend draaien als de schakelhendel in de Maaistand staat. 2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor de maaiomstandigheden.
1. Zorg ervoor dat er ruimte van ongeveer 12,7 cm vanaf de buitenrand van elke mand is. Hiermee laat u de maaidekken neer op de grasmat en start u de messenkooien. 2. Bevestig een strook witte tape of zet een streep op elke mand, die evenwijdig loopt aan de buitenrand van elke mand Figuur 30) Belangrijk: U moet eraan wennen dat maaidek 1 een vertraging heeft, en daarom moet u zich oefenen de timing te verkrijgen die nodig is om het maaien van overgebleven gras tot het minimum te beperken. 3.
Het wordt aanbevolen om de machine na het reinigen te inspecteren op eventuele lekken in het hydraulische systeem, beschadigingen of slijtage van de hydraulische en mechanische onderdelen. Controleer of de maaimessen scherp genoeg zijn. Smeer verder het tractiepedaal met SAE 30 of 31 olie of een sproeismeermiddel om corrosie te voorkomen en ervoor te zorgen dat de machine tot tevredenheid blijft werken als u deze de volgende keer gebruikt. en daarna in de richting van het ongemaaide deel; d.w.z.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker – en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Torsie van wielmoeren controleren Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Torsie van wielmoeren controleren Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter. • Hydraulische filter vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van instrumenten controleren Werking van de remmen controleren. Brandstoffilter/waterafscheider controleren. Brandstofpeil controleren. Het motoroliepeil controleren. Radiateurscherm en radiateur reinigen. Het luchtfilter inspecteren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Smering De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen na elke 50 bedrijfsuren smeren. Smeer de nippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval.
Onderhoud motor controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren • Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken.
3. Draai het filter met de hand vast totdat de pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 tot 3/4 slag. Niet te vast draaien. Onderhoud brandstofsysteem 4. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil controleren. Brandstoffilter 5. U moet de gebruikte vloeistof en het filter op de juiste wijze afvoeren. Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Onderhoud van het filter 1. Sluit de brandstofafsluitklep (Figuur 39) onder de brandstoftank.
Onderhoud elektrisch systeem 6. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 7. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. Onderhoud van de accu 8. Draai de aftapplug onderaan de bradstoffilterbus vast en open de brandstofafsluitklep 9. Gooi de brandstof en het filter weg volgens de lokale voorschriften.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of monteren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Onderhoud aandrijfsysteem het wielen niet meer draaien, zet u de moer vast waarmee de excentriek en de afstelling worden geborgd (Figuur 42). Controleer de afstelling met de gashendel op LANGZAAM en SNEL. E. Draai vanaf beide kanten van het schutbord de borgmoeren waarmee de tractiekabel is bevestigd aan het schutbord gelijkmatig vast (Figuur 42). Zorg ervoor dat u de kabel niet verdraait.
Onderhoud koelsysteem Het radiateurscherm reinigen Het scherm en de radiateur moeten schoon worden gehouden om te voorkomen dat de motor oververhit raakt. Controleer en reinig het scherm en de radiateur dagelijks of indien nodig elk uur. Reinig deze onderdelen vaker in stoffige, vuile omstandigheden. 1. Verwijder het radiateurscherm (Figuur 45). 2. Blaas de radiateur schoon met perslucht en doe dit vanaf de zijde met de ventilator. Figuur 44 1. Contramoer 3. Draaitapbout 2. Moer 3.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Remmen afstellen De riem van de wisselstroomdynamo afstellen Onderhoudsinterval: Jaarlijks Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Aan beide kanten van de machine bevindt zich een hendel om de rem af stellen zodat de remmen gelijkmatig kunnen worden afgesteld. De remmen worden als volgt afgesteld: Zorg ervoor dat de riem op de juiste spanning is zodat de machine naar behoren kan werken en onnodige slijtage wordt voorkomen. 1.
De messenkooien wetten Onderhoud bedieningsysteem WAARSCHUWING Contact met de messenkooien of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. Opheffen/neerlaten van maaidek afstellen • Houd vingers, handen of kleding uit de buurt van de messenkooien of andere bewegende onderdelen. Het circuit voor het opheffen/neerlaten van het maaidek is uitgerust met een doorstroomregelklep (Figuur 48).
Onderhoud hydraulisch systeem 7. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en duw de maai-/hefhendel naar voren om te beginnen met wetten. 8. Breng de wetpasta aan met de borstel met de lange steel. Gebruik nooit een borstel met een korte steel. Hydraulische vloeistof verversen en filter vervangen 9. Als de messenkooien blijven vastzitten of instabiel worden tijdens het wetten, moet u het toerental van de messenkooien verhogen totdat de snelheid stabiliseert.
Hydraulische slangen en leidingen controleren Stalling Als u de machine voor een lange tijd wilt stallen, moet u eerst de volgende handelingen verrichten: WAARSCHUWING 1. Aangekoekt vuil en achtergebleven maaisel verwijderen. De messenkooien en de snijplaten slijpen als dit nodig is; zie de Gebruikershandleiding van het maaidek. De snijplaten en de messen van de messenkooien met een roestwerend middel behandelen. Alle smeerpunten smeren of oliën; zie Smering.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.