Form No. 3326-227 ® Workman® 3300-D & 4300-D Bedrijfsvoertuig vloeistofgekoelde dieselmotor Modelnr. 07213TC—Serienr. 220000001 en hoger Modelnr. 07217TC—Serienr.
duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Inleiding De TORO Workman® voldoet aan de vereisten van ANSI B56.8a-1994. Bedrijfsleiding, bestuurders en onderhoudsmonteurs moeten op de hoogte zijn van de volgende standaarden en publicaties: (dit materiaal is verkrijgbaar op het aangegeven adres). De TORO Workman® is ontworpen als een efficiënt, veelzijdig, probleemloos en economisch bedrijfsvoertuig.
Inhoud Inleiding Inhoud Veiligheidsinstructies Trillingsniveau Veiligheids- en instructiestickers Specificaties Instructies voor de assemblage Achterspatschermen monteren Wielen monteren Stuurwiel monteren Voorspatschermen monteren De omkiepbeveiliging monteren Accu vullen en opladen Voor het gebruik Motorolie controleren De brandstoftank vullen Het koelsysteem controleren De hydraulische vloeistof controleren De olie van het voordifferentieel controleren Torsie van wielmoeren controleren Bandenspanning con
modelnummer en serienummer bestellen bij: Veiligheidsinstructies The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South, Bloomington, Minnesota 55420-1196. De Workman® is ontwikkeld en getest om veiligheid te bieden als het voertuig correct wordt gebruikt en onderhouden.
daarom voorzichtig als u ermee omgaat. F. Draai het contactsleuteltje op START. A. Gebruik een goedgekeurd brandstofvat. B. 18. Let goed op als u de machine gebruikt. Als het voertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
voeten krijgt. Als u de grendels van de achterlaadklep losmaakt, moet u naast de laadbak staan, niet daarachter. I. J. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter het voertuig bevindt. Rij langzaam achteruit. Haal het sleuteltje uit het contact. F. Blokkeer de wielen als de machine op een helling staat. Onderhoud 22.
uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand. Geluidsdruk Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder van 84 dB(A), gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG en de wijzigingen daarvan. 30. Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650 tpm.
Veiligheids- en instructiestickers WAARSCHUWINGSSYMBOOL BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE MACHINE EXPLOSIE VERBRIJZELEN GEHELE LICHAAM VAN BOVENAF ALGEMEEN WAARSCHUWINGSSYMBOOL BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE AFVOERTANK OPEN VUUR VERBRIJZELEN VAN TENEN OF VERBRIJZELEN VAN VINGERS OF VOET, KRACHT VAN BOVENAF HAND, KRACHT VAN ZIJKANT BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE MACHINE VUUR, OPEN LICHT EN ROKEN VERBODEN AFSNIJDEN VAN VINGERS OF HAND BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE HYDRAULISCHE OLIEKLEP DRAGEN V
LAADBAK DICHT LAADBAK OPEN MET DE KLOK MEEDRAAIEND TEGEN DE KLOK INDRAAIEND VERBODEN HANDELING NIET LASSEN OF GEVAARLIJKE PLAATS NIET BOREN LATEN ZAKKEN LAADBAK OMHOOG HALEN LAADBAK 635 kg WEGGEWORPEN OF RONDVLIEGENDE VOORWERPEN, BLOOTSTELLING GEZICHT AFSNIJDEN VINGERS OF HAND, MEERIJDEN UITSLUITEND TOEGESTAAN OP PASSAGIERSSTOEL MOTORVENTILATOR MOTOR AFZETTEN EN SLEUTEL VERWIJDEREN VOORDAT INDIEN UITZICHT VAN DE U ONDERHOUD OF BESTUURDER NIET GEHINDERD WORDT REPARATIES UITVOERT ZET MOTOR AF EN V
Specificaties Achterwielophanging: DeDion as (gewichtdragende as is onafhankelijk van transaxle), blad veer en twee schokdempers. Type: Tweepersoonsvoertuig, vierwieler, bestuurdersplaats op de voorkant. Gecertificeerd overeenkomstig B56.8a-1994 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI).
Beveiliging: Het koppelingspedaal moet worden ingetrapt om de motor te starten. Rijsnelheid: Vooruitversnellingen met 23" achterbanden Hoog bereik 12/18,5/31,9 km per uur Laag bereik: 4,7/7,2/12,4 km per uur Achteruitversnellingen met 24" banden Hoog bereik: 11,6 km per uur Laag bereik: 4,5 km per uur Algemene specificaties (afgerond): Basisgewicht: Leeg zonder laadbak 522,5 kg (tweewielaandrijving); 597 kg (vierwielaandrijving) Nominale inhoud: *970,42 kg * inclusief bestuurder (75 kg.
Instructies voor de assemblage Lijst met losse onderdelen Opmerking: Gebruik deze lijst om te controleren of alle onderdelen die nodig zijn voor de montage, zijn geleverd. Zonder deze onderdelen kan de montage niet worden uitgevoerd. Sommige onderdelen kunnen al in de fabriek zijn gemonteerd. OMSCHRIJVING HOEVEELHEID Spatschermen-Achter 2 Tapbout ⁄16-18 x 1" 4 Platte ring .344" I. D. 4 Borgmoer ⁄16-18 4 Tapbout 1⁄4-20 x 1" 12 Platte ring 0,281" I. D.
Achterspatschermen monteren (Fig. 1-2) 1. 2. Draai de borgmoeren en tapbouten los waarmee de platen van het achterlicht zijn bevestigd aan de linker- en rechterbeugel van het frame. 6. Zet op de linkerkant de bevestigingsbeugel van het achterlicht, de achterzijde van het spatscherm en de plaat van het achterlicht losjes aan elkaar vast met de (2) tapbouten, ringen en moeren, die u eerder hebt verwijderd. 7.
2. Bevestig het stuurwiel aan de as met de contramoer en draai deze aan met een torsie van 14-20 Nm. 3. Monteer de dop op het stuurwiel. VOOR Figuur 4 1. 2. 3. 4. 5. Stuurwiel Contramoer Dop Ring Schuimrubber afdichting Figuur 6 1. Omkiepbeveiliging 2. Bevestigingsbeugels Accu vullen en opladen (Fig. 7 & 8) Voorspatschermen monteren (Fig. 5) 1. Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen.
2 1 2 1 2 3 Figuur 8 Figuur 7 1. Pluskabel (+) 2. Bevestiging 1. Accudeksel 2. Knop 3. Accubasis 3. Verwijder de vuldoppen van de accu en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil net boven de platen komt. 4. Plaats de vuldoppen terug en sluit een acculader van 3-4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3-4 A. 5. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accuklemmen. 6. 7. 8.
Voor het gebruik 1 VOORZICHTIG Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Plaats altijd de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. Figuur 10 1.
Opmerking: Nadat u olie hebt bijgevuld of ververst, moet u de motor starten en deze 30 seconden stationair laten lopen. Zet de motor af. Wacht 30 seconden en controleer het oliepeil. Vul voldoende olie bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. GEVAAR Omdat dieselbrandstof ontvlambaar is, dient u voorzichtig te werk te gaan indien u ermee omgaat of deze bewaart. Vul de tank niet bij wanneer de motor draait, heet is of wanneer de machine zich in een afgesloten ruimte bevindt.
systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. NIET TE VOL VULLEN. 4. 4. Plaats de dop van de reservetank terug. Steek de peilstok in de transaxle. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok uit de transaxle en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tot aan het platte deel van de peilstok staan. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat de vloeistof het vereiste peil bereikt.
Torsie van wielmoeren controleren Maximale totale asdruk (lb) (in duizenden) 23" VOORWIELEN WAARSCHUWING Indien de correcte torsie niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. De torsie van de moeren van de voor- en achterwielen moet 61–88 Nm bedragen. Haal de moeren aan na 1-4 bedrijfsuren en nog eens na 10 bedrijfsuren, en daarna om de 200 bedrijfsuren.
Schakelhendel (Fig. 18)—Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de schakelhendel in de gewenste stand. Het schakelpatroon staat hieronder afgebeeld. Bedieningsorganen Gaspedaal (Fig. 17)—Het gaspedaal biedt de bestuurder de mogelijkheid het motortoerental en de rijsnelheid van het voertuig te regelen als de versnelling is ingeschakeld. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u het motortoerental en de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert u het motortoerental en de rijsnelheid.
1 4 2 5 Belangrijk Houd de hydraulische hefinrichting niet langer dan 5 seconden in de stand voor opheffen of neerlaten, nadat de cilinders hun uiterste positie hebben bereikt. De hydraulische pomp kan oververhit raken en hierdoor schade oplopen. 6 Vergrendeling hydraulische hefinrichting (Fig. 18)—Vergrendelt de hefhendel, zodat de hydraulische cilinders niet werken wanneer het voertuig niet is voorzien van een laadbak. 3 Handgreep voor passagier (Fig. 18)—Links van de passagierszitplaats.
Laadindicator (Fig. 19)—Gaat braanden als de accu leeg is. Als het lichtje gaat branden tijdens het gebruik, stop dan het voertuig, zet de motor af en zoek naar een mogelijke oorzaak, zoals bijvoorbeeld de riem van de wisselstroomdynamo. 5 1 6 Belangrijk Als de riem van de wisselstroomdynamo los zit of gebroken is, maak dan geen gebruik van de machine totdat het gebrek volledig hersteld is. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor.
3 2 5 4 1 Figuur 20 1. 2. 3. 4. 5. Lichtschakelaar Urenteller Brandstofmeter 3e/Hoog-vergrendelschakelaar Stuurwiel Handgreep voor passagier (Fig. 21)—Op het dashboard. 2 1 Figuur 21 1. Handgreep voor passagier 2. Toerenteller (optioneel) Toerenteller—Optioneel (Fig. 21)—Geeft het motortoerental aan. Grafische weergave schakelschema geeft versnelling aan.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking. 2. Schakel de aftakas uit (indien aanwezig) en schakel de werktuigen uit en zet de gashendel op UIT (indien aanwezig). Een veilig gebruik begint al voordat u met het voertuig gaat werken. U moet deze controles elke keer weer uitoefenen: 3. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en trap het koppelingspedaal in. 1. Bandenspanning controleren. 4. Houd uw voet van het gaspedaal.
Besturing van het voertuig 1. Zet de parkeerrem vrij. 2. Trap het koppelingspedaal volledig in. 3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling. 4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen, terwijl u het gaspedaal intrapt. 5. Wanneer het voertuig voldoende snelheid heeft, haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal volledig in, zet u de schakelhendel in de volgende versnelling en laat u het koppelingspedaal omhoog komen, terwijl u het gaspedaal intrapt.
• • Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een onderdeel van het voertuig oververhit raakt. Voorkom dat u de motor laat ‘razen’. • Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuw voertuig moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden).
Als u nog geen ervaring hebt met het besturen van het voertuig, oefen dan eerst op een veilige plaats waar geen andere mensen zijn. Zorg ervoor dat u bekend bent met de besturing van het voertuig, met name waar het gaat om remmen, sturen en schakelen. Zorg ervoor dat u weet hoe het voertuig zich gedraagt op verschillende typen ondergrond. Naarmate u meer ervaring heeft met het besturen van het voertuig zal uw rijvaardigheid toenemen, maar begin rustig aan, net als bij andere voertuigen.
Het maximaal toelaatbare totaalgewicht van een voertuig heeft een belangrijke invloed op uw vermogen het voertuig tot stilstand te brengen en/of te draaien. Bij zwaardere ladingen en hulpstukken wordt het moeilijker een voertuig tot stilstand te brengen of te draaien. Hoe zwaarder de lading, des te meer tijd het kost het voertuig tot stilstand te brengen. Een beschadigde omkiepbeveiliging moet vervangen worden; niet gerepareerd of gereviseerd.
moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling. Als de motor afslaat of het voertuig vaart begint te verliezen terwijl u een helling oprijdt, moet u snel het rempedaal intrappen, de versnelling in de neutraalstand zetten, de motor opnieuw starten en het voertuig in zijn achteruit zetten.
Dit voertuig kan worden uitgerust met verschillende combinaties van laatbakken, platforms en werktuigen. Deze kunnen worden gebruikt in verschillende combinaties voor maximale capaciteit en mogelijkheden. De grootste laadbak is 140 cm breed en 165 cm lang en kan tot 746 kg gelijkmatig verdeelde lading vervoeren. De laadruimte is uitsluitend bestemd voor ladingen, niet voor het vervoer van passagiers.
tweerichtingskoppeling voelt dat de achterwielen slippen en stelt vervolgens de voorwielaandrijving in werking en brengt de beweging van de motor over op de voorwielen. De vierwielaandrijving blijft kracht overbrengen op de voorwielen tot de achterwielen weer voldoende tractie hebben om het voertuig voort te bewegen zonder te slippen.
Als u een lading vervoert of een aanhangwagen (werktuig) trekt, mag u het voertuig of de aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden. wordt losgelaten, springt deze automatisch terug naar de middelste Uit-stand. Belangrijk Gebruik uitsluitend dubbelwerkende cilinders.
trekhaak op en neer te laten ‘zweven’. Op beide snelkoppelingen wordt dezelfde druk uitgeoefend als gevolg van de tegendruk uit het besturingscircuit. LOSMAKEN Trek de slang krachtig uit de snelkoppeling. Belangrijk Reinig de stofplug en stofkap en plaats deze op de openingen van de snelkoppelingen wanneer deze niet in gebruik zijn. VOORZICHTIG Wees voorzichtig als u de hendel op FLOAT zet, omdat hierdoor het achterste werktuig onbelemmerd kan zakken.
Onderhoud Overzicht en Controlelijst Onderhoud Dagelijks onderhoud: (gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles) Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk van de gebruikershandleiding voor de specificaties van de vloeistoffen Gecontroleerde item Dagelijkse onderhoudscontrole voor week van ______________ MAANDAG DINSDAG WOENSDAG ✓ Werking interlocksysteem ✓ Werking service- en onderhoudsrem ✓ Brandstofpeil ✓ Werking gaspedaal ✓ Werking koppeling & schakelhendel ✓ Motoroliep
Onderhoudsschema Vierwielaandrijvingsschema afgebeeld 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 8.1. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Smering Lagers en lagerbussen smeren (Fig. 26-32) WAARSCHUWING Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Plaats altijd de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden.
Belangrijk Gebruik in zware omstandigheden Als het voertuig wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moeten de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Plaats altijd de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden.
1 Figuur 35 1. Kriksteunpunt aan de voorzijde Figuur 37 1. Sluitingen van het luchtfilter 2. Stof-cup 3. Filter 1 3. 1 Figuur 36 1. Kriksteunpunten aan de achterzijde Algemeen onderhoud van het luchtfilter (Fig. 37) Wassen A. Maak een oplossing van filterreiniger en water en laat het filterelement hierin ongeveer 15 minuten weken. Raadpleeg de instructies op de verpakking van de filterreiniger voor volledige informatie.
draai het filter vervolgens nog eens een 1⁄2 to 2⁄3 slag. NIET TE VAST AANDRAAIEN. felle lichtbron te houden en er doorheen te kijken. 5. 6. 7. 4. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade. Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten. Een beschadigd filter mag niet worden gemonteerd. Brandstofsysteem (Fig. 40) Plaats het nieuwe filter in het luchtfilterhuis. Zorg ervoor dat het filter goed afsluit door de buitenring van het filter aan te drukken tijdens het plaatsen.
6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt met het montagevlak en draai deze vervolgens nog 1⁄2 slag verder. 3. Verwijder het scherm van de voorkant van de radiator. 4. Open de reinigingsdeur van het radiatorscherm aan de linker onderzijde van de radiator en verwijder al het vuil van de bodem van de inlaat van de radiator. 5. Reinig de radiator grondig met water of perslucht. Injectors ontluchten (Fig.
Riemen afstellen (Fig. 45-46) De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. 2 1 Riem van de wisselstroomdynamo (Fig. 45) Figuur 43 1. Radiatordop 2. Dop van reservetank 4. Open de aftapplug aan de onderkant van de radiator en laat de koelvloeistof in de opvangbak lopen.
speling correct is, gaat u verder met maaien. 2. Om de riemspanning af te stellen, maakt u de montagemoer van de spanpoelie los, verplaatst u de poelie om de spanning te vergroten en draait u de moer weer vast. 1 2 1 3 Figuur 47 1. Gaskabel 2. Kogelverbinding 3. Borgmoer WAARSCHUWING 2 Laat de motor lopen zodat u de definitieve afstelling kunt uitvoeren.
3. Vul het reservoir met ongeveer 7,1 l Dextron III ATF. Zie Hydraulische vloeistof controleren, blz. 18. 4. Start de motor laat deze draaien zodat de vloeistof zich verspreidt door het hele hydraulische systeem. Controleer nogmaals het oliepeil en vul indien nodig olie bij. 2 Belangrijk Gebruik uitsluitend de voorgeschreven typen hydraulische vloeistof. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. 1 Figuur 49 1. Hydraulische filter 2. Pakking 3. Smeer de nieuwe filterpakking. 4.
ontvettingsmiddel. Laat het filter aan de lucht drogen voordat u het terugplaatst. 5. Plaats de zeef terug. 6. Herbevestig de hydraulische leiding en aansluiting aan de zeef. 7. Monteer de aftapplug en draai deze weer vast. 8. Vul het reservoir met ongeveer 7,1 l Dextron III ATF. Zie Hydraulische vloeistof controleren, blz. 18. Het rempedaal afstellen (Fig. 52-53) Figuur 50 Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Voordifferentieel 2. Vul-/controleplug 3. Aftapplug 4.
Het koppelingspedaal afstellen (Fig. 53-53) Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Draai de contramoeren los waarmee de koppelingskabel vastzit aan de beugel op het koppelingshuis. 3 1 Opmerking: De kogelverbinding kan worden verwijderd en gedraaid als extra afstelling wenselijk is. 2. Maak de contraveer los van de versnellingspook. 3.
Kabels van het schakelmechanisme afstellen (Fig. 57) Kabel van de differentieelgrendel afstellen (Fig. 58) Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 1. 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. Zet de hendel van de differentieelgrendel in de Uit-stand. 2.
remmen versleten zijn. Mof van homokinetische aandrijfas controleren De banden controleren U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren. Uitsluitend bij modellen met vierwielaandrijving Toespoor voorwiel (Fig. 59-60) Zekeringen (Fig.
De minpool staat met “NEG” aangegeven op de accudeksel. Bevestig het andere uiteinde van de startkabel niet aan de minpool van de lege accu. Bevestig dit uiteinde aan de motor. Bevestig de startkabel niet aan het brandstofsysteem. Procedure voor starten met een startkabel WAARSCHUWING Starten met een startkabel kan gevaarlijk zijn.
2. Houd de bovenkant van de accu schoon door deze af en toe te reinigen met een borstel die in een oplossing van ammoniak of natriumbicarbonaat is gedompeld. Spoel de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldop bij het reinigen. 3. De accukabels moeten stevig op de accupolen zitten zodat ze goed contact maken. 4. Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u de accudeksel verwijderen, de kabels losmaken, de min (-) kabel eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben.
Onderhoudsschema Minimaal aanbevolen onderhoudsintervallen Onderhoudsprocedure Accuvloeistofpeil/ Aansluitingen van de accukabels controleren ‡Stof-cup/keerschot controleren Onderhoudsinterval Om de Om de Om de Om de Om de 50 100 200 400 800 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsuren Vet in alle smeernippels spuiten Conditie en afslijting van de banden controleren Olie in voordifferentieel controleren (vierwielaandrijving) ‡Motorolie verversen en filter vervangen Slangen van koelsy
Hydraulisch schema (standaard voertuig) 52
Hydraulisch schema (voertuig met hydraulische afstandsbediening) (uitsluitend bij MODELLEN 07205 TC en 07215 TC) 53
Elektrisch schema (standaard voertuig) 54
Elektrisch schema (voertuig met hydraulische afstandsbediening) (uitsluitend bij MODELLEN 07205 TC en 07215 TC) 55
Identificatie en Bestelling Model- en Serienummers De Workman® heeft twee identificatienummers: een modelnummer en een serienummer. Deze nummers zijn geponst in een plaatje dat zich op het rechter framedeel bevindt onder het dashboard. Vermeld in alle correspondentie betreffende het voertuig het modelnummer en het serienummer om ervoor te zorgen dat u de juiste informatie en vervangingsonderdelen krijgt.