Form No. 3328–375 Workman 3300-D & 4300-D Bedrijfsvoertuig met vloeistofgekoelde dieselmotor Modelnr. 07213 – Serienr. 230000001 en hoger Modelnr. 07213TC – Serienr. 230000001 en hoger Modelnr. 07217 – Serienr. 230000001 en hoger Modelnr. 07217TC – Serienr.
Waarschuwing Het koelsysteem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De olie van het voordifferentieel controleren . . . . Torsie van wielmoeren controleren . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . De remvloeistof controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Speling van motorklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gaspedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie /Hydraulische vloeistof verversen . . . . Hydraulische filter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . Olie in voordifferentieel verversen . . . . . . . . . . . . Hydraulische zeef reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rempedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koppelingspedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening Voor het gebruik • U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen. U kunt een nieuwe handleiding onder vermelding van het volledige modelnummer en serienummer bestellen bij: The Toro Company, 8111 Lyndale Avenue South, Minneapolis, Minnesota 55420. Waarschuwing De WORKMAN is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg. • Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
• Dieselbrandstof is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat. – Houd uw voet van het gaspedaal. – Draai het contactsleuteltje op AAN, en houd de schakelaar van de gloeibougie op AAN. (maximaal 30 seconden). – Gebruik een goedgekeurde brandstofcontainer. – Verwijder nooit de dop van de brandstoftank wanneer de motor loopt of heet is. – Draai het contactsleuteltje op START. • Let goed op als u het voertuig gebruikt.
Onderhoud – Houd alle omstanders op een afstand. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter het voertuig bevindt. Rij langzaam achteruit. • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt gestart.
• Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650 tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende TORO-dealer laten controleren met een toerenteller.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 87-8530 Model 07213 93-9445 Model 07213TC 1. Claxon 2. Motor – Afzetten 3. AAN 4. Motor – Starten 5. Motor – Voorgloeien 8 6.
4-1223 Model 07217TC 1. Claxon 2. Motor – Afzetten 3. Aan 4. Motor – Starten 5. Motor – Voorgloeien 87-9880 Model 07217 93-9852 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 9 6.
87-5920 93-9430 1. Vergrendeld 2. Differentieelgrendel 3. Ontgrendeld 93-9860 1. Waarschuwing, machine kan kantelen – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico’s bij het gebruik – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig en neem geen passagiers mee (behalve in de passagiersstoel). 3. Draai het contactsleuteltje op STOP en verwijder dit voordat u het voertuig verlaat. 93-9443 1. Parkeerrem 93-7814 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
87-5910 1. Langzaam 2. Snel 87-6670 105-7971 1. Langzaam 2. Snel 3. Transmissie – Derde hoog; geen hoge toerental 4. Koplampen 93-9851 1. Koplampen 2. Motor – Starten 87-5960 93-6689 1. Waarschuwing – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. 98-9335 93-9857 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1. Snelheid van voertuig 2. Transmissie – Hoog 11 3.
87-6010 93-9448 1. Waarschuwing – Als u de brandstoftank vult, moet u ervoor zorgen dat de afstand tussen de brandstof en de bovenkant van de tank 2,5 cm is; lees de Gebruikershandleiding. 93-9444 1. Ontgrendeld 2. Vergrendeld 3. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Laat de laadbak neer. 5. Haal de laadbak op. 93-9442 1. Het maximaal toelaatbare tonggewicht is 90 kg; het maximale gewicht van de aanhangwagen is 680 kg. 2. Voor informatie over de transmissievloeistof, lees de Gebruikershandleiding.
105-4229 Model 07217 93-9899 1. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 93-9449 1. Lees de Gebruikershandleiding 2. Smeer deze punten om de 100 bedrijfsuren. 3. Pomp vet in de smeerpunten (9 smeerpunten). 105-4220 Model 07213 105-4214 1. Waarschuwing – Het voertuig kan kantelen. 2. Spring nooit van een kantelend voertuig. 3. Houd u vast en zet uw voeten schrap. 13 4. De passagier moet zich vasthouden aan de heupsteun en de handgreep. 5.
94-5272 94-1224 Model 07213TC 1. De maximale lading mag niet meer dan 1179 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 635 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1814 kg is. 93-9879 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 94-1224 1. De maximale lading mag niet meer dan 1179 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 635 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1814 kg is. 105-4215 1.
93-9866 Modellen 07213TC & 07217TC 1. Float 2. Lees de Gebruikershandleiding 3. Aan 4. A-koppeling, laat het werktuig neer, of stroomrichting naar rechts 93-6668 Modellen 07213TC & 07217TC 5. Hef het werktuig op, stroomrichting naar links, of B-koppeling 1. Accu 2. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 3. Bevat lood; niet weggooien. 93-9084 Modellen 07213TC & 07217TC 1. Hefpunt 2.
93-9090 Modellen 07213TC & 07217TC 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; draai het sleuteltje op STOP, stel de parkeerrem in werking en zet de hendel voor de hydraulische afstandsbediening op FLOAT.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Algemene specificaties Type: Tweepersoonsvoertuig, vierwieler, bestuurdersplaats op de voorkant, doorstapmodel. Gecertificeerd overeenkomstig B56.8a–1994 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI). Motor Daihatsu vloeistofgekoelde uitgebalanceerde driecilinder dieselmotor.
Gebalanceerde tandwielpomp, met druk van 4 gpm, zorgt voor de toevoer van hydraulische vloeistof naar stuurbekrachtiging, hefmechanisme en optionele hydraulische afstandsbediening. Regelklep voor hefmechanisme en twee cilinders om de kiepbak op te halen. De transaxle wordt gebruikt als reservoir voor het hydraulische systeem. Totale inhoud is 7,6 liter. Spin-on hydraulisch filter van 25 micron. 100 mazige zeef in transaxle. Hydraulische systeem Kuipstoelen met schouder- en heupsteunen.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Omschrijving Hoeveelheid Spatschermen-Achter 2 Tapbout 5/16–18 x 1” 4 Platte ring 0,344 inch I.D. 4 Borgmoer 5/16–18 4 Tapbout 1/4–20 x 1” 12 Platte ring 0,281 inch I.D.
Achterspatschermen monteren 5. Plaats een spatscherm op elke plaat recht tegenover de montagegaten. 1. Draai de borgmoeren en tapbouten los waarmee de platen van het achterlicht zijn bevestigd aan de linkeren rechterbeugel van het frame (Fig. 1). 6. Zet op de linkerkant de bevestigingsbeugel van het achterlicht, de achterzijde van het spatscherm en de plaat van het achterlicht losjes aan elkaar vast met de (2) tapbouten, ringen en moeren, die u eerder hebt verwijderd. 2.
Stuurwiel monteren Omkiepbeveiliging monteren 1. Verwijder de contramoer van de stuuras. Schuif de schuimrubber afdichting, het stuurwiel en de ring op de stuuras. 1. Steek beide kanten van de omkiepbeveiliging in de bevestigingsbeugels aan weerszijden van het frame van het voertuig en plaats de omkiepbeveiliging zoals wordt aangegeven op Figuur 6. 2. Bevestig het stuurwiel aan de as met de contramoer en draai deze aan met een torsie van to 14–20 Nm. 2.
Gevaar Waarschuwing Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. • Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon water aanwezig is om indien nodig uw huid af te spoelen.
3. Verwijder de gaffelpennen waarmee de uiteinden van de cilinderstang vastzitten aan de bevestigingsplaten van de laadbak, door de pennen naar binnen te drukken (Fig. 10). Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan het voertuig en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. 4.
4. Start de motor en haal de laadbak op met behulp van de hydraulische hefhendel. Laat de hefhendel los en zet de motor af. Zet de opgehaalde laadbak vast met een takel of blokken om te voorkomen dat deze per ongeluk valt. Opmerking: Zorg ervoor dat de afstandsbeugels en de stootblokken (Fig. 11) zijn gemonteerd, omdat anders het radiatorscherm kan worden beschadigd. 5. Monteer de lynchpennen aan de binnenste uiteinden van de gaffelpennen.
Voor het gebruik 1 Voorzichtig Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Draai alttijd de laadbakbeveiliging omlaag voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Figuur 13 1.
De brandstoftank vullen Het koelsysteem controleren De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter. De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter. De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met een cetaangetal van minimaal 40. Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil.
Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren De olie van het voordifferentieel controleren Het reservoir van de transaxle is gevuld met Dexron II1 ATF. U moet echter het peil controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. De inhoud van het systeem 7 liter. Uitsluitend bij vierwielaandrijving 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2.
U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. De voorbanden moeten een maximale spanning van 138 kPa (20 psi) hebben en de achterbanden (24 inch) een spanning van 124 kPa (18 psi). 1. De benodigde bandenspanning is afhankelijk van de nuttige lading die wordt vervoerd. 2. Hoe lager de spanning, des te minder de compactie en de vorming van bandensporen worden beperkt.
Rempedaal Gebruiksaanwijzing Met het rempedaal (Fig. 20) kunt u de serviceremmen inschakelen om het voertuig tot stilstand te brengen of de snelheid te verminderen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Voorzichtig Bedieningsorganen Gaspedaal Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Differentieelgrendel Hydraulische hefinrichting Hiermee kan de achteras worden vergrendeld om de tractie te verbeteren. De differentieelgrendel (Fig. 21) kan in werking worden gesteld terwijl het voertuig in beweging is. Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de grendel in te schakelen. Hiermee kunt u de bak opheffen en neerlaten. Beweeg deze naar achteren om de bak op te heffen, naar voren om de bak neer te laten (Fig. 21).
Hendel om stuurwiel te verstellen Schakelaar en indicatielampje van de gloeibougie Met deze hendel, rechts op het bedieningspaneel, kan het stuurwiel worden versteld overeenkomstig de wensen van de bestuurder (Fig. 22). Temperatuurmeter koelvloeistof Gebruik de schakelaar voor het voorgloeien van de motorcilinders bij het starten van een koude motor – de cilinders worden automatisch voorgegloeid als de motor warm is.
Urenteller Handgreep voor passagier Toont het aantal uren dat het voertuig in bedrijf is geweest. De urenteller (Fig. 23) gaat lopen als de contactschakelaar op “AAN” wordt gezet. Op het dashboard (Fig. 24). Lichtschakelaar Tuimelschakelaar (Fig. 23) om de koplampen te ontsteken. Indrukken om de lampen te laten branden 2 Brandstofmeter Geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. Werkt alleen wanneer het contactsleuteltje op “AAN” (Fig. 23) staat. 1 Figuur 24 3e/Hoog-vergrendelschakelaar 1.
Motor starten Brandstofsysteem ontluchten Belangrijk Het brandstofsysteem moet worden ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: 1. Draai de ontluchtschroef op het brandstoffilter/waterafscheider los (Fig. 25). • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was.
Het voertuig tot stilstand brengen 4. Draai het contactsleuteltje op AAN. De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er bij de ontluchtschroef van de brandstofinjectiepomp lucht naar buiten. Laat het sleuteltje op AAN staan totdat er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten komt. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op UIT.
Veiligheidssysteem controleren Het voertuig heeft speciale banden, lage overbrengingsverhoudingen, een differentieelgrendel en andere voorzieningen die het extra tractie geven. Deze kenmerken bevorderen de wendbaarheid van het voertuig, maar kunnen ook leiden tot gevaarlijke situaties. Denk erom dat het voertuig niet is bedoeld voor recreatief gebruik. Het is geen terreinwagen (ATV). En het is zeker niet bedoeld om mee te spelen of te stunten. Het is een werkvoertuig, geen speelgoed.
Passagiers Remmen Als er een passagier met u meerijdt op het voertuig, zorg er dan voor dat hij of zij zich goed vasthoudt. Rijd langzamer en maak minder scherpe bochten, want uw passagier kan niet van tevoren zien aankomen wat u gaat doen en kan dus moeilijk anticiperen op bochten, stoppen, gas geven en onregelmatigheden in het terrein. Het is verstandig om uw snelheid te verminderen wanneer u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien.
Omslaan De TORO Workman is uitgerust met een rolstang, heup- en schoudersteunen en handgrepen. De omkiepbeveiliging van het voertuig vermindert het risico op ernstig of dodelijk letsel in het onwaarschijnlijke geval dat het voertuig omslaat, maar deze beveiliging kan de bestuurder niet beschermen tegen elk mogelijk letsel. BESTUURDER – HOUD U STEVIG VAST EN ZET UW VOETEN SCHRAP HET VOERTUIG KAN OMSLAAN ALS HET VERKEERD WORDT GEBRUIKT.
Hellingen Verminder het gewicht van de lading als de helling erg steil is of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Denk erom dat de lading kan schuiven. Zet deze stevig vast. Waarschuwing Opmerking: De Workman heeft een uitstekend klimvermogen. De differentieelgrendel vergroot dit vermogen.
Dit voertuig kan worden uitgerust met verschillende combinaties van laadbakken, platforms en werktuigen. Deze kunnen worden gebruikt in verschillende combinaties zodat de capaciteit en de mogelijkheden maximaal kunnen worden benut. De grootste laadbak is 140 cm breed en 165 cm lang en kan een gelijkmatig verdeelde lading van maximaal 907 kg vervoeren.
Vierwielaandrijving de parkeerrem vrij. Als het voertuig over een grote afstand moet worden verplaatst, dient u dit te vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger. Uitsluitend bij vierwielaandrijving Opmerking: De stuurbekrachtiging zal niet functioneren, waardoor de besturing bemoeilijkt wordt (er is meer kracht nodig). De “automatische” vierwielaandrijving op dit voertuig hoeft niet door de bestuurder in werking te worden gesteld.
OMHOOG (snelkoppeling “B” stand) gemonteerde trekhaak (geschikt voor aanhangwagens tot 1588 kg) of een opleggerkoppeling met remmen. De aanhangwagen moet voorzien zijn van remmen als u met een Workman een aanhangwagen met een totaalgewicht van meer dan 680 kg trekt. Dit is de stand om het werktuig aan de achterste trekhaak op te heffen of om druk uit te oefenen op snelkoppeling “B”. Zo kan ook olie uit snelkoppeling “A” terugvloeien naar de klep en van daaruit naar het stuurbekrachtigingscircuit.
FLOAT Losmaken Deze stand van de klep zorgt ervoor dat er olie in en uit de doorlaatopeningen kan stromen, en dat er tegelijkertijd verbinding met de inlaat- en uitlaatleidingen is. Dit maakt het mogelijk om werktuigen aan de achterste trekhaak op en neer te laten “zweven”. Op beide snelkoppelingen wordt dezelfde druk uitgeoefend als gevolg van de tegendruk uit het besturingscircuit.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Onderhoudsschema Lagers en lagerbussen smeren 1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Figuur 33 Figuur 30 Figuur 31 Figuur 34 Figuur 32 Figuur 35 44
Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en brandstoffilter vervangen • Torsie van cilinderkop controleren en kleppen afstellen Afstelling van de kabels controleren Wielmoeren aandraaien Spanning van de wisselstroomdynamo en de ventilatorriemen controleren Transaxle-filter vervangen Om de 50 bedrijfsuren • Peil van accuvloeistof controleren • Aansluitingen van de accukabels controleren •
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van servicerem en parkeerrem controleren. Brandstofpeil controleren. Werking van het gaspedaal controleren. Werking van de koppeling en de schakelhendel controleren Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Gebruik in zware omstandigheden Waarschuwing Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
1. U mag het voertuig nooit starten als het voertuig is opgekrikt, want door de trilling van de motor of de beweging van de wielen kan het voertuig van de krik afglijden. 3. Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Fig. 37). 2. Werk nooit onder het voertuig zonder dat het wordt ondersteund door kriksteunen.
Onderhoud van het luchtfilter Motorolie verversen en filter vervangen 1. Trek de vergrendeling naar buiten en draai het luchtfilterdeksel linksom. Haal het deksel los van het luchtfilterhuis. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel. Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 100 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. 2 1.
Brandstofsysteem Injectors ontluchten Brandstofleidingen en -verbindingen Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start; zie Brandstofsysteem ontluchten. Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 600 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. 1.
Vuil verwijderen uit het koelsysteem van de motor 3. Verwijder de doppen van de radiator en de reservetank. 1 Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de motor. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 2 1. Zet de motor af. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 2. Verwijder het radiatorscherm uit de voorkant van de radiator. Figuur 46 1. Radiatordop 2. Dop van reservetank 1 4.
Riemen afstellen Ventilatorriem De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. 1. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N. Een nieuwe riem moet een speling van 12,2 – 14,7 mm hebben.
Gaspedaal afstellen Transaxle-olie /Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. U moet om de 800 bedrijfsuren de transaxle-olie/hydraulische vloeistof verversen, het filter vervangen en de zeef reinigen. 2. Stel de kogelverbinding op de gaskabel (Fig. 50) zo af dat er 5 – 9 mm ruimte is tussen het gaspedaal en de bovenkant van de vloerplaat (Fig.
Hydraulische filter vervangen Olie in voordifferentieel verversen Als u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u het hydraulische filter na de eerste 10 bedrijfsuren vervangen; daarna moet u het filter om de 800 bedrijfsuren vervangen. Uitsluitend bij vierwielaandrijving Ververs de olie in het voordifferentieel om de 800 uur. Gebruik ter vervanging het Toro-filter (Onderdeelnr. 54–0110). 1.
Hydraulische zeef reinigen Rempedaal afstellen Reinig de hydraulische zeef om de 800 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 1. Draai de contramoer los op de kogelverbinding van de verbindingsstang. 2. Draai de stang rond totdat de afstand tussen het rempedaal en de Up-stop 0,5 – 2 mm is. 2. Verwijder de aftapplug (Fig.
Koppelingspedaal afstellen 7. Controleer nogmaals de veiligheidsschakelaar van de koppeling (Fig. 59). De motor mag pas aanslaan als het koppelingspedaal 3,2 cm ± 3 mm is verwijderd van de vloer. Als afstelling nodig is, draait u de contramoeren van de schakelaar los en stel deze naar boven of beneden bij. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Draai de contramoeren los waarmee de koppelingskabel vastzit aan de beugel op het koppelingshuis.
Kabels van schakelmechanisme afstellen Kabel van differentieelgrendel afstellen Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 1. Zet de hendel van de differentieelgrendel op UIT. 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. 2.
Toespoor voorwiel Mof van homokinetische aandrijfas controleren Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de voorwielen worden gecontroleerd. Uitsluitend bij vierwielaandrijving 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen. De afstand die is gemeten bij de voorwielen, moet gelijk zijn aan de afstand die is gemeten bij de achterste wielen ±3 mm.
Procedure voor starten met een startkabel 3. Bevestig een einde van de andere startkabel aan de minpool van de accu in het andere voertuig. De minpool wordt met “NEG” aangegeven op het accudeksel. U mag het andere uiteinde van de startkabel niet bevestigen aan de minpool van de lege accu. Bevestig dit uiteinde aan de motor. Bevestig de startkabel niet aan het brandstofsysteem. Waarschuwing Starten met een startkabel kan gevaarlijk zijn.
Accu-onderhoud 1. Het accuzuur moet op het juiste peil worden gehouden en de bovenkant van de accu moet schoon blijven. Indien het voertuig wordt opgeslagen in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer het voertuig in een koele omgeving wordt opgeslagen. Gevaar Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Hydraulisch schema (basis voertuig) 10 61
Hydraulisch schema 10 (voertuig met hydraulische afstandsbediening) (uitsluitend bij modellen 07213TC & 07217TC) 62
PK R PK 63 W OR ACC. RD Y S A START OR GY FL3 FL2 FL1 (–) FRAME GROUND HI LO ALTERNATOR R_BK VIO L R/W R B PK ALL MAIN HARNESS GROUND POINTS MARKED AS BLACK WIRE ARE CONNECTED TOGETHER AND TO THE ENGINE GROUND R_BK ENGINE GROUND NEGATIVE BATTERY CABLE B B P16–C B+ TIE POINT POSITIVE BATTERY CABLE ON STARTER GY BK GY OFF RUN I LIGHTS, HORN, BRAKE X B FUSIBLE LINK HARNESS 15 A BATTERY (+) R R/W R F3 F2 7.5 A F4 F 1 7.5 A AUX.
BLACK BLACK YEL/BK FUEL PUMP C B A BROWN BLACK HOLD RED BROWN BLACK DIODE + RED S 85 30 BLACK HI–LO LOCKOUT SWITCH 2–3 LOCKOUT SWITCH R/W 86 87A DIODE 87 PINK ALTERNATOR B R TACH L P STARTER G B PINK FUSIBLE LINK R/W 10 GA PINK BLACK BLUE R/BK R/BK BU/WHT OFF = CLOSED HYD. SWITCH TAIL/BRAKE LIGHT IGNITION BROWN RED RED TEMP SENDER GRN/BK YELLOW VIOLET BN/WHT OIL PRESSURE (OPEN WHEN RUNNING) 7.5 AMP FUSE PTO (OPT) 10\ AMP\ FUSE 10 AMP FUSE GRAY 86 85 30 87A