FORM NO. 3318-415 NL Rev A MODEL NO. 07205—60001 EN BOVEN MODEL NO. 07206—60001 EN BOVEN MODEL NO. 07215—60001 EN BOVEN ® GEBRUIKERSHANDLEIDING WORKMAN 3300-D EN 4300-D WERKVOERTUIGEN Teneinde dit produkt te leren kennen en ten behoeve van veiligheid en optimale prestatie dient deze handleiding te worden gelezen alvorens de motor voor de eerste keer Het betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR - persoonlijke veiligheidsinstructies. Het niet naleven hiervan kan lichamelijk letsel wordt gestart.
VOORWOORD De TORO WORKMAN® werd ontwikkeld om te voorzien in een efficiënt, veelzijdig, probleemloos en rendabel werkvoertuig. De laatste ideeën op het gebied van techniek, ontwerp en veiligheid zijn in dit voertuig verwerkt, terwijl onderdelen en vakmanschap aan de hoogste kwaliteitsnormen beantwoorden. Indien bediening en onderhoud aan de voorschriften voldoen kan worden gerekend op een uitstekende service. Dit voertuig is niet bestemd noch geschikt voor gebruik op de openbare weg.
Veiligheid De WORKMAN® werden ontworpen en getest ten behoeve van veilige operationele werking vooropgesteld dat bediening en onderhoud op de voorgeschreven wijze worden uitgevoerd. Hoewel het beheersen van gevaar en het voorkomen van ongelukken gedeeltelijk afhangen van het ontwerp en de configuratie van het voertuig, zijn deze factoren tevens afhankelijk van de oplettendheid, zorg en juiste training van degenen belast met bediening, onderhoud en stalling van het voertuig.
Veiligheid ervan alsmede eventuele hulpwerktuigen te worden gecontroleerd. Indien u een defect of gebrek constateert, gebruik het voertuig/hulpstuk dan niet eerder dan wanneer het probleem is opgelost. 13. Omdat benzine uiterst brandbaar is dient u hiermee zeer voorzichtig te zijn. 17. Neem het volgende in acht wanneer u de motor start: A. Gebruik een goedgekeurde benzinebus. A. Zorg dat u op de bestuurdersplaats zit en de handrem aantrekt. B.
Veiligheid langere remtijd. Zet het voertuig in een lagere versnelling vóór een heuvel wordt op- of afgereden. E. Wanneer een losse vracht wordt geladen dient deze evenwichtig te worden verspreid. Men dient speciaal op te letten wanneer de lading uitsteekt of excentrische lading wordt vervoerd die niet in evenwicht kan worden gebracht. Ladingen dienen doorgaans stevig bevestigd en qua gewicht goed gebalanceerd te worden getransporteerd om schuiven te voorkomen. F. Vermijdt plotseling stoppen en starten.
Veiligheid hydraulische vloeistof onder hoge druk kan worden uitgespoten. Gebruik karton of papier (nooit uw handen) om lekken vast te stellen. Onder druk ontsnappende hydraulische vloeistof kan in de huid dringen en ernstig letsel veroorzaken. Wanneer dit gebeurt dient men zich direct onder behandeling van een dokter te stellen die vertrouwd is met dit soort verwonding en operationeel kan ingrijpen voordat bloedvergiftiging optreedt. 26.
Veiligheids- en Instructiesymbolen WAARSCHUWINGSSYMBOOL BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE MACHINE EXPLOSIE VERBRIJZELEN GEHELE LICHAAM VAN BOVENAF ALGEMEEN WAARSCHUWINGSSYMBOOL BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE AFVOERTANK OPEN VUUR VERBRIJZELEN VAN TENEN OF VERBRIJZELEN VAN VINGERS OF VOET, KRACHT VAN BOVENAF HAND, KRACHT VAN ZIJKANT BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE MACHINE VUUR, OPEN LICHT EN ROKEN VERBODEN AFSNIJDEN VAN VINGERS OF HAND BLIJF OP VEILIGE AFSTAND VAN DE HYDRAULISCHE OLIEKLEP DRAGEN V
Veiligheid LAADBAK DICHT LAADBAK OPEN MET DE KLOK MEEDRAAIEND TEGEN DE KLOK INDRAAIEND VERBODEN HANDELING NIET LASSEN OF GEVAARLIJKE PLAATS NIET BOREN LATEN ZAKKEN LAADBAK OMHOOG HALEN LAADBAK 635 kg WEGGEWORPEN OF RONDVLIEGENDE VOORWERPEN, BLOOTSTELLING GEZICHT AFSNIJDEN VINGERS OF HAND, MEERIJDEN UITSLUITEND TOEGESTAAN OP PASSAGIERSSTOEL MOTORVENTILATOR MOTOR AFZETTEN EN SLEUTEL VERWIJDEREN VOORDAT INDIEN UITZICHT VAN DE U ONDERHOUD OF BESTUURDER NIET GEHINDERD WORDT REPARATIES UITVOERT ZET M
Specificaties Type: Vierwielaangedreven open tweepersoons voertuig, bestuurdersplek voorop. Gecertificeerd volgens ANSInormen B56.8-1988. naar rechts (van stop tot stop). Verhouding 17,5 : 1. Diameter stuurwiel 35,5 cm (14 inch). Banden: Motor: Driecylinder vloeistofgekoelde geneutraliseerde Mitsubishi dieselmotor. Nominaal vermogen 17kW (23 pk), afgeregeld op een maximumtoerental van 3.650 tpm door middel van een mechanische regulateur. Cylinderinhoud 952 cc (58 kubieke inch).
Specificaties Lampen: Twee halogeen koplampen en één achterlicht. Remlicht achter. Interlockbeveiligingen: Koppelingspedaal moet ingetrapt zijn en de aftakas moet uitgeschakeld worden (indien hiermee uitgerust) om de motor te kunnen starten.
Vóór Ingebruikneming 4. VOORZICHTIG Alvorens service of bijstellingen aan het voertuig uit te voeren moet de motor worden afgezet, de handrem worden aangetrokken en de contactsleutel worden verwijderd.
Vóór Ingebruikneming OVERVULLEN. Plaats de dop weer terug. 3. Veeg eventueel gemorste brandstof weg om brandrisico te vermijden. ➀ CONTROLE VAN HET KOELSYSTEEM De inhoud van het koelsysteem bedraagt ongeveer 3,8 liter. Het koelsysteem is gevuld met een 50/50 mengsel van water en permanente etheenglycol antivries. Controleer het koelvloeistofpeil dagelijks voordat de motor wordt gestart. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal vlak.
Vóór Ingebruikneming 4. Plaats de vuldop weer terug. CONTROLE VAN DE HYDRAULISCHE VLOEISTOF IN DE ACHTERBRUG Het achterbrugreservoir is gevuld met Dexron II ATF. Controleer het peil vóór de motor voor het eerst wordt gestart en vervolgens na elke acht bedrijfsuren dan wel dagelijks. De inhoud van het systeem bedraagt 7,1 liter. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal vlak. 2. Maak het gedeelte rond de peilstok schoon. Het differentieel is gevuld met 10W30 olie.
Vóór Ingebruikneming De maximaal toegestane spanning in de voorbanden bedraagt 20 psi (1,406 atm) en 32 psi (2,25 atm) in de achterbanden (van 58,4 cm). De maximale spanning in de optionele 61 cm achterband is 18 psi (1,265 atm). 1. 2. 3. De vereiste spanning wordt bepaald door het gewicht van de lading. Hoe minder spanning des te minder is de compactie terwijl bandensporen worden geminimaliseerd.
Vóór Ingebruikneming CONTROLE VAN DE REMVLOEISTOF Het remvloeistofreservoir is bij het verlaten van de fabriek gevuld. Controleer het peil vóór de motor voor het eerst wordt gestart en vervolgens na elke acht bedrijfsuren dan wel dagelijks. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal vlak. 2. Het vloeistofpeil behoort het FULL streepje op het reservoir te bereiken. 3. Afbeelding 7 1. Remvloeistofreservoir 2.
Bedieningsmechanisme Gaspedaal (Afb. 8)–Wordt gebruikt om motor- en rijsnelheid te variëren wanneer de transmissie is ingeschakeld. Indrukken van de pedaal verhoogt het motortoerental en de rijsnelheid. Het laten opkomen van de pedaal vermindert het toerental van de motor en daardoor de rijsnelheid. Versnellingshendel (Afb. 9)—Druk de koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de gewenste versnelling. Een diagram van het schakelschema vindt u onderstaand.
Bedieningsmechanisme beweging van het voertuig te voorkomen. Hiertoe trekt u de hendel naar u toe. Om de rem te ontspannen drukt u de hendel weer naar voren. Zorg dat de parkeerrem is ontspannen voordat het voertuig zich in beweging zet. Als het voertuig op een steilte is geparkeerd overtuig u er dan van dat de parkeerrem is aangetrokken. Zet de transmissie in de eerste versnelling wanneer de neus van het geparkeerde voertuig bergopwaarts wijst en in zijn achteruit indien neergaand.
Bedieningsmechanisme u de schakelaar vast in de omhoogstand tot de indicator oranje opgloeit ten teken dat de gloeipatronen zijn geactiveerd. ➄ ➀ ➅ ➇ ➃ ➁ ➆ ➂ Afbeelding 10 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Stuurkantelhefboom Contactschakelaar Claxonknop Koelvloeistoftemperatuurmeter Lage motoroliedrukverklikker Oplaadindicator Gloeipatroonschakelaar Gloeipatroonindicator Stuurkantelhefboom (Afb.
Bedieningsmechanisme versnellingshendel in de hoogste stand van dit bereik wordt gezet. De sleutel wordt met de tanden omlaagwijzend teruggeplaatst: indrukken en draaien. De sleutel kan in elke positie worden verwijderd. ➁ lStuurwiel (Afb. 11)—Hiermee kan men het voertuig draaibewegingen laten maken. Als de motor afslaat of de stuurbekrachtiging faalt als gevolg van een storing vereist de besturing van het voertuig grotere inspanning.
Bediening de handgashendel (indien aanwezig) in de OFF stand. 3. Zet de versnellingshendel in de vrijstand (NEUTRAL) en druk de koppelingspedaal in. 4. Wanneer de temperatuur lager dan 15°C (60°F) is zet dan de gloeipatroon omhoog in de ON stand en houdt hem daar zolang als onderstaand wordt aanbevolen. ➁ ➀ Attentie Langer dan 30 seconden onafgebroken gebruik van de gloeipatroon moet worden vermeden omdat voortijdig doorbranden dan het gevolg kan zijn.
5. Wanneer het voertuig voldoende snelheid heeft haalt u uw voet van de gaspedaal en drukt u de koppelingspedaal volledig in. Vervolgens zet u de versnellingshendel in de volgende stand en laat u de koppelingspedaal opkomen terwijl u de gaspedaal indrukt. Herhaal deze procedure tot de gewenste snelheid is bereikt. Stop alvorens het voertuig in zijn achteruit en daarna weer in zijn vooruit te schakelen. Attentie Vermijdt lange perioden van stationair lopen.
Bediening Verificatie van de werking van de koppelingvergrendelschakelaar: 1. Neem op de zitting plaats en trek de parkeerrem aan. Zet de versnellingshendel in de NEUTRAL stand. Ontkoppel de krachtafnemer (indien aangebracht). 2. Zonder de koppelingspedaal in te drukken, draait u de contactsleutel rechtsom naar de START stand. 3. Als de motor start of aanslaat is sprake van een storing in het vergrendelsysteem die moet worden opgeheven vóór het voertuig in gebruik wordt genomen.
Bediening voorbereid op draaien, stoppen, versnellen en hobbels. verminderen voor u een bocht neemt. Bestuurder en passagier moeten te allen tijde blijven zitten en armen en benen binnen het voertuig houden. De bestuurder dient wanneer mogelijk beide handen aan het stuurwiel te houden en de passagier dient de handgrepen te gebruiken. Bij een met relatief hoge snelheid uitgevoerde scherpe draai kan het achterwiel aan de binnenzijde van de grond komen.
Bediening In geval van omslaan en verlies van de macht over het stuur kan veroorzaken. Zet het voertuig in een lagere versnelling voordat u aan een afdaling begint. Spring niet van het voertuig af Omslaan kan zich voordoen bij verkeerde bediening van het voertuig en verwonding of dood tengevolge hebben Bestuurder: Houdt u stevig vast en zet uw voeten schrap OMKANTELEN De TORO WORKMAN® is uitgerust met een rolbeugel, heup- en schoudersteunen en handgrepen.
Bediening beveiligingssysteem gebruikt en de gegeven instructies opvolgt. WAARSCHUWING Kantelen van het voertuig op een heuvel kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. • Als de motor afslaat of het voertuig snelheid verliest op een heuvel tracht dan nooit om te keren. • Rijdt altijd recht achteruit de heuvel af met de versnelling in de achteruitstand. • Rijdt nooit achteruit met de versnelling in de vrijstand of ingedrukte koppelingspedaal. Gebruik uitsluitend de rempedaal.
Bediening inhoud en veelzijdigheid. De grootste bak meet 140 cm WAARSCHUWING De laadbak gaat omlaag wanneer het hefhendel wordt neergedrukt, ook als de motor is afgezet. Het afzetten van de motor verhindert de bak NIET om te zakken. Bevestig altijd de veiligheidssteun aan de uitgeschoven cilinderhefstang om de bak omhoog te houden in gevallen dat hij voorlopig in deze positie moet blijven. breed x 160 cm lang en kan ruim 900 kg evenwichtig gespreide lading bevatten.
Bediening DIFFERENTIEELSLOT Het differentieelslot doet de tractie van het voertuig toenemen door de achterwielen te blokkeren (synchroniseren) zodat één van beide niet doordraait. Dit is nuttig wanneer u zware vrachten moet vervoeren op nat gras, glibberig of zanderig terrein, of heuvelopwaarts.
Bediening Attentie: Omdat de stuurbekrachtiging niet functioneert wordt het moeilijker (zwaarder) om te sturen. HET TREKKEN VAN EEN AANHANGWAGEN De Workman® is in staat om aanhangwagens en hulpwerktuigen te trekken met een groter gewicht dan het voertuig zelf. Er zijn verschillende typen aanhangwagenkoppelingen leverbaar voor de Workman®, afhankelijk van de behoefte. Neem voor nadere bijzonderheden contact op met uw erkende TORO dealer.
Onderhoud Dagelijkse onderhoudsprocedures • • Controleer dagelijks de volgende zaken • • • • • • • • • • • • • • • Functioneren Interlockbeveiliging Veiligheid en functioneren parkeerrem Brandstofpeil Functioneren gaspedaal Functioneren koppeling en versnellingspook Motoroliepeil Oliepeil as-overbrenging Koelvloeistofpeil • Remoliepeil Luchtfilter (stofdop & keerring) (vaker onder smerige omstandigheden) Abnormale motorgeluiden Bandenspanning Radiateurscherm/reinigingsopening Hydraulische slangen m.
Onderhoud Onderhoudsplanning Minimaal aanbevolen onderhoudswerkzaamheden Onderhoudsprocedure Controleren accuvloeistofpeil/ kabelverbindingen ‡Verversen motorolie en vervangen filter Termijn onderhoud & service Elke 50 uur Elke 100 Elke 200 Elke 400 Elke 800 uur uur uur uur Smeren alle smeernippels Inspecteren conditie en slijtage banden ✝Verversen motorolie en vervangen filter Inspecteren slangen koelsysteem ✝Controleren kabelafstelling ✝Controleren wisselstroomgenerator en ventilatorriemen Service-b
Afbeelding 16 Afbeelding 17 Afbeelding 18 31
Onderhoud Afbeelding 19 Afbeelding 21 Afbeelding 20 Afbeelding 22 BELANGRIJK Zware werkcondities Indien het voertuig is blootgesteld aan onderstaande omstandigheden dient het aantal onderhoudsbeurten te worden verdubbeld: • Woestijnklimaat • Koud klimaat (temperatuur onder nul) • Aanhangwagen of oplegger • Regelmatig operationeel in stoffige omgeving • Regelmatig operationeel met maximaal toegestane belading • Regelmatig operationeel op bouwterrein • Na langdurig operationeel gebruik onder vu
Onderhoud WAARSCHUWING Het is alleen bevoegd en daartoe gemachtigd personeel toegestaan om het voertuig te onderhouden, repareren, bij te stellen of te inspecteren. gewrichten (4) (Afb.16), achterwielaandrijfassen (6)(Afb.17), stuuras (1)(Afb.18), voorste draaipuntbussen (2)(Afb.19) en regulateurhefboom (1)(Afb.20). BELANGRIJK: Bij smering van de cardanaskruiskoppelinglagers dient smeermiddel Vermijdt brandgevaar en zorg dat er zich in het werkgebied brandbestrijdingsmiddelen bevinden.
Onderhoud Na voltooiing van het onderhoud verwijdert u de veiligheidssteun, die op de opslagpen wordt geschoven, waarna u de Afbeelding 27 1. 3. Stofkom en schot Luchtfilterhuis 2. Filterelement ➀ Afbeelding 25 1. Voorste hefpunt ➀ Afbeelding 28 ➀ 1. Motorolie aftapplug 1. Motoroliefilter ➀ Afbeelding 26 1.
Onderhoud ➀ ➀ ➁ ➁ Afbeelding 30 1. Aftapplug 2. Filterbus Afbeelding 33 1. Radiateurgrillehoes 2. Toegang t.b.v. reiniging GEBRUIK VAN DE LAADBAK ➁ ➀ Afbeelding 31 1. Aftapplug 2. Filterbus Afbeelding 34 1. Radiateurdop 2. Vuldop reservetank laadbak laat zakken. ➀ ➁ Afbeelding 32 1. 2. Brandstofpompkap Filter 3. Pakking Afbeelding 35 1. Hydraulisch reservoir 2.
Onderhoud Onderhoud Breng de laadbak omhoog tot de cilinderhefstang volledig is uitgeschoven. 2. Haal de veiligheidssteun van de opslagpen bovenaan het steunprofiel van de rugleuning van de WORKMAN (Afb.23). 3. Druk de veiligheidssteun op de cilinderhefstang, ervoor zorgend dat de draagvlakjes op het eind van het cilinderhuis en de -stang rusten (Afb.24). 4. Om de veiligheidssteun weg te bergen schuift u hem na verwijdering van de cilinder op de pen bovenaan het steunprofiel van de rugleuning. 5.
Onderhoud OPKRIKKEN VAN HET VOERTUIG 1. Start de motor niet terwijl het voertuig op de krik staat omdat motorvibratie of beweging van de wielen het voertuig van de krik kunnen doen vallen. 2. Werk niet onder het voertuig zonder assteunen omdat het van de krik kan glijden en degene die eronder bezig is ernstig kan verwonden. 3. Het hefpunt vooraan het voertuig bevindt zich in het midden onder de voorste chassisbalk en achteraan onder de as. 4.
Onderhoud ➀ Afbeelding 42 1.