Form No. 3406-478 Rev E Workman® MDX multifunctioneel werkvoertuig Modelnr.: 07235—Serienr.: 316000001 en hoger Modelnr.: 07235TC—Serienr.: 316000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Inhoud Brandstofleidingen en -verbindingen controleren.................................................... 37 Brandstoffilter vervangen.................................. 37 Onderhoud uitvoeren aan de van de koolstofhouder .............................................. 37 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 42 Onderhoud van de accu.................................... 42 Zekeringen vervangen ..................................... 44 Onderhoud van de koplampen..........................
Veiligheid Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid' kan betekenen. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
belading voor de machine. U mag de werktuigen nooit te zwaar beladen of het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine overschrijden. benzine. Brandstof is bijzonder brandbaar en de damp ervan is explosief. • Rook nooit in de buurt van de machine. • Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik, • Als de machine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
• • • • – Begeeft u zich met de machine nooit in een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die kunnen exploderen. De elektrische en uitlaatsystemen van de machine kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen. – Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat er voldoende ruimte boven uw hoofd is, zodat de machine zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.
• • • • Te grote ladingen transporteren in de laadbak dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling. Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Maak de lading vast aan de laadbak van de machine om te voorkomen dat de lading gaat schuiven.
• Voer alle druk in het systeem af voordat van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650 tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro dealer laten controleren met een toerenteller. u het hydraulische systeem loskoppelt of werkzaamheden daaraan verricht. Dit doet u door de motor uit te zetten, de stortklep van ophalen naar neerlaten te draaien en/of de laadbak en werktuigen neer te laten.
decal121-9775 121-9775 1. Waarschuwing: lees de Gebruikershandleiding en zorg dat u opgeleid bent voor gebruik van de machine voordat u deze in gebruik neemt. 4. Kantelgevaar: rijd langzaam op of over hellingen, neem bochten langzaam, rijd niet harder dan 31 km/uur, rijd langzaam als u een last trekt of als u op oneffen terrein rijdt. 2. Waarschuwing: draag gehoorbescherming. 5.
decal112-3325 112-3325 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 4. Koplampen (15 A) 2. Omhoog/klep (30 A) 5. Zekering voor machine (20 A) 3. Claxon/aansluitpunt (10 A) decal115-7739 115-7739 1.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving 1 Stuurwiel Stuurwieldop Borgmoer (½") Ring (½") Stofkap 1 1 1 1 1 Het stuurwiel monteren (uitsluitend model 07235TC). 2 Geen onderdelen vereist – De accu aankoppelen (uitsluitend model 07235TC). 3 Geen onderdelen vereist – Het peil van de vloeistoffen en de druk in de banden controleren.
g033851 Figuur 4 g198932 1. Accudeksel Figuur 3 1. Stuurwielkap 4. Stuurwiel 2. Borgmoer (½") 5. Stofkap 3. Ring (½") 6. Stuuras 2. Verwijder het accudeksel van de accubasis (Figuur 4). 3. Bevestig de pluskabel van de accu (rood) aan de pluspool (+) van de accu en zet deze vast met de bouten en moeren (Figuur 5). 2 De accu aankoppelen (uitsluitend model 07235TC) Geen onderdelen vereist g033852 Figuur 5 Procedure 1. Isolatiekap (pluskabel accu) WAARSCHUWING 2.
• Vul het Inspectieformulier in. 3 • Bekijk het Kwaliteitscertificaat 5 Het peil van de vloeistoffen en de druk in de banden controleren De remmen gebruiksklaar maken Geen onderdelen vereist Geen onderdelen vereist Procedure 1. Controleer het motoroliepeil voor en na het eerste gebruik van de motor, zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 21). 2.
Algemeen overzicht van de machine g033215 Figuur 6 1. Sluiting van de motorkap 3. Laadbak 5. Schakelhendel 2. Parkeerremhendel 4. Sleeplip 6. Brandstoftankdop Bedieningsorganen 7. Hendel van laadbak Gaspedaal Gebruik het gaspedaal (Figuur 7) om de rijsnelheid van de machine te veranderen. Als u het gaspedaal intrapt, start u de motor. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van de machine en slaat de motor af.
Parkeerremhendel De parkeerremhendel bevindt zich tussen de stoelen (Figuur 6 en Figuur 7). Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Trek de parkeerremhendel omhoog om de parkeerrem in te schakelen. Duw de hendel naar beneden om de parkeerrem vrij te zetten. Chokeknop De chokeknop bevindt zich rechtsonder naast de bestuurdersstoel. Als u een koude motor wilt starten, trek dan de chokeknop uit (Figuur 8).
Contactschakelaar Handgrepen voor passagier De contactschakelaar (Figuur 9) dient om de motor te laten lopen en af te zetten, en heeft 2 standen: AAN en UIT. Draai het sleuteltje rechtsom naar de stand AAN om de motor en de machine in werking te stellen. Wanneer de machine gestopt is, draait u het sleuteltje linksom naar de stand UIT om de motor uit te schakelen. Neem het sleuteltje uit de contactschakelaar wanneer u de machine verlaat.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 544 kg (droog) Nominale inhoud (op vlak terrein) Totaalgewicht 749 kg, inclusief bestuurder (90,7 kg) en passagier (90,7 kg), lading, koppelgewicht van aanhangwagen, maximaal toelaatbaar totaalgewicht van aanhangwagen, accessoires en werktuigen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op vlak terrein) 1.
Gebruiksaanwijzing De laadbak gebruiken Opmerking: Bepaal vanuit de normale De laadbak ophalen bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. WAARSCHUWING Een opgehaalde laadbak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die eronder aan het werk zijn. Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -symbolen in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
De achterlaadklep openen 1. Zorg dat de laadbak omlaag en vergrendeld is. 2. Til de klepjes op het achterste paneel van de achterlaadklep omhoog (Figuur 15). g014860 Figuur 13 1. Hendel 3. Borgsleuf 2. Steunstang 2. Zet de steunstang in de borgsleuf om de laadbak vast te zetten (Figuur 14). g024490 Figuur 15 g029622 1. Flens van achterlaadklep (laadbak) 3. Tillen (klepje) 2. Borgflens (achterlaadklep) 4. Naar achteren en omlaag draaien 3.
• Controleer het motoroliepeil en voeg indien nodig de voorgeschreven olie toe; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 21). • Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren (bladz. 22). • Controleer of het rempedaal werkt. • Controleer of de verlichting werkt. • Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreactie te controleren. g024491 Figuur 16 1. Draai de achterlaadklep ongeveer in de 45°-stand. • Controleer op olielekken, loszittende onderdelen 3.
Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer elke dag het motoroliepeil voordat u de motor start. Het motoroliepeil controleren Opmerking: De machine wordt geleverd met olie in het carter; u dient echter het oliepeil te controleren voor- en nadat u de motor start. g033037 Figuur 17 1. Vulbuis (reservoir) Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of hoger) 3. DOT 3-remvloeistof 2.
• Gebruik een lagere bandenspanning voor lichtere ladingen, voor minder bodemcompactie, voor een soepeler rijgedrag en voor minder bandensporen op de grond. • Gebruik een hogere bandenspanning om zwaardere ladingen met hogere snelheid te transporteren. 2. g002132 Figuur 20 1. Oliepeilstok (lus naar beneden) 4. 2. Vuldop (vulbuis) Brandstof bijvullen • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon (Figuur 20). 5.
GEVAAR GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden opgewekt waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Brandstoftank vullen 3. De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter. 1. Schakel de motor uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 21). 4. Zet de parkeerrem vrij door de parkeerremhendel naar beneden te drukken. Trap langzaam het gaspedaal in. Opmerking: Als de motor koud is, moet u het gaspedaal intrappen en ongeveer half ingetrapt houden en de chokeknop uittrekken en op AAN zetten.
• Na een koude start moet u de motor ongeveer • • • • bijzonder als u het gewicht van de omvangrijke lading niet centraal in de laadbak kunt plaatsen. 15 seconden laten warmlopen voordat u de machine gebruikt. Varieer de snelheid van de machine tijdens het gebruik. Vermijd snel starten en stoppen. De motor heeft geen inrijolie nodig. De originele motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven voor regelmatige olieverversingen. Zie Onderhoud (bladz.
afhankelijk van de werkzaamheden waarvoor u de machine gebruikt. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer. Als u een lading vervoert of een aanhangwagen trekt, mag u de machine of de aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading van de machine of de aanhanger kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden.
Onderhoud Opmerking: Download het elektrisch schema gratis op www.Toro.com. U kunt uw machine zoeken via de link 'Handleidingen'. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer de conditie van de aandrijfriem.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Controleer het motoroliepeil. Het peil van de transaxlevloeistof controleren. Luchtfilter controleren. De koelribben van de motor controleren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud De machine omhoog brengen GEVAAR Een opgekrikte machine kan wankel staan. Het voertuig kan afglijden van de krik, waardoor iemand die zich onder het voertuig bevindt, letsel kan oplopen. Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden • Start de motor niet als de machine is opgekrikt. Als de machine wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moeten de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak worden uitgevoerd.
Smering De machine smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Lagers en lagerbussen smeren. Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt. g008657 Figuur 25 1. Hefpunten achteraan Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis De motorkap openen De motorkap omhoogtillen 1. Til de handgreep van de rubberen grendels aan weerszijden van de motorkap op (Figuur 26). 1.
De lagers in de voorwielen smeren 4. Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 31). Onderhoudsinterval: Om de 300 bedrijfsuren Specificatie smeermiddel: Mobilgrease XHP™-222 De naaf en rotor verwijderen 1. Til de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen. 2. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf bevestigd is (Figuur 29). g033048 Figuur 31 1. Borgpen 4. Asmoer 2. As 5. Moerzekering 3. Borgplaatje 6. Stofkap 5.
De lagers in de wielen smeren 1. De naaf en rotor monteren Verwijder het buitenste lager en de loopring van het lager van de naaf (Figuur 33). 1. Breng een laagje van het aanbevolen smeermiddel aan op de as (Figuur 34). g033050 Figuur 33 1. Afdichting 4. Holte voor lager (naaf) 2. Binnenste lager 5. Loopring van het buitenste lager 3. Loopring van het binnenste lager 6. Buitenste lager g033051 Figuur 34 1. Moerzekering 4. Buitenste lager 2. Asmoer 5.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Vervang het element van het luchtfilter eerder als het vuil of beschadigd is. Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een g033054 onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Figuur 35 1. Borgpen 3. Stofkap 2. Moerzekering Het luchtfilter controleren 9. Monteer de borgpen en plooi beide uiteinden rond de borgschroef (Figuur 35). 10.
Belangrijk: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Opmerking: Het wordt afgeraden het gebruikte luchtfilterelement te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. 1. Reinig de opening van de vuiluitlaat op het deksel van het luchtfilter. 2. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 3. Steek het luchtfilterelement in de luchtfilterbehuizing (Figuur 37). g027733 Figuur 37 1. Luchtfilterbehuizing 3.
g002132 Figuur 40 1. Oliepeilstok (lus naar beneden) g002134 Figuur 38 9. 1. Start de machine en laat de motor een paar minuten lopen. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en neem het sleuteltje uit de contactschakelaar. 3. Breng de laadbak omhoog en ondersteun deze met de steunstang; zie De laadbak ophalen (bladz. 18). 4. Maak de minkabel van de accu los; zie De accu afkoppelen (bladz. 42). 5.
Opmerking: Draai het oliefilter niet te vast. 5. Vul het carter bij met de voorgeschreven olie (Figuur 38). 6. Start de motor en laat deze lopen om te controleren op olielekkages. 7. Zet de motor uit en controleer het vloeistofpeil. Opmerking: Voeg indien nodig de voorgeschreven olie toe aan de motor tot het oliepeil de Vol-markering van de peilstok bereikt. g001470 Figuur 41 Onderhoud van de bougies 1. Centrale elektrode met isolator De bougies controleren en vervangen 2.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstofleidingen en -verbindingen controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) onderdelen van het brandstofsysteem voordat u de machine gebruikt. 3. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen (bladz. 42). 4. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 5. Verwijder de klemmen waarmee het brandstoffilter vastzit aan de brandstofleidingen (Figuur 42). 9.
g024478 Figuur 44 1. Filter van koolstofhouder 3. Slang 2. Koolstofhouder 4. Brandstoftank g026304 Figuur 45 2. Steek de geribde aansluiting van het nieuwe koolstofhouderfilter helemaal in de slang onderaan de koolstofhouder. 1. Schakelhendelplaat 2. Verwijder de 4 bouten waarmee de schakelhendelplaat is bevestigd aan de schakelbeugel (Figuur 45). 3. Verwijder de 4 bouten waarmee de schakelhendelplaat is bevestigd aan de stoelbasis en verwijder de schakelhendelplaat (Figuur 45).
g029658 Figuur 47 g029670 Figuur 46 1. Kabelklemband 2. Kabel van parkeerrem 6. Voorkant van machine 7. Gaffel 3. Voorste contramoer 8. Borgpen 4. Beugel van remkabel 9. Gaffelpen 5. Achterste contramoer 10. Remhendel 3. Zet de achterste contramoer los en verwijder de kabel van de beugel van de remkabel (Figuur 46). 4. Verwijder de borgpen en de gaffelpen waarmee de gaffel voor de kabel van de parkeerrem is bevestigd aan de remhendel en verwijder de kabel van de hendel (Figuur 46). 5.
g029628 Figuur 50 g029627 Figuur 49 1. Zuigslang 4. Fitting koolstofhouder (afvoeren) 2. Slang van brandstoftank 5. Voorkant van machine 3. Voorkant van machine 1. Koolstofhouder 2. Koolstofhouderbevestiging (brandstoftank) 3. Fitting koolstofhouder (brandstoftank) 2. Verwijder de slang van de brandstoftank van de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 49). 3. Til de koolstofhouder van de koolstofhouderbevestiging in de brandstoftank (Figuur 50).
6. Steek de fitting van een nieuwe koolstofhouderfilter in de slang (Figuur 51). 7. Plaats de nieuwe koolstofhouder in de koolstofhouderbevestiging van de brandstoftank met de afvoerfitting en de fitting voor de brandstoftank naar achteren uitgelijnd (Figuur 50). 8. Monteer de zuigslang op de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Purge' (afvoeren) en de slang van de brandstoftank op de fitting die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 49).
De accu afkoppelen Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. Onderhoud van de accu Accuspanning: 12 V, 300 A, koude start bij -18 °C. WAARSCHUWING • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Accu monteren 1. Lijn de accu uit met de accubak van de machine (Figuur 52). Opmerking: Zorg ervoor dat de plus- en minpool van de accu uitgelijnd zijn; zie Figuur 52. 2. Bevestig de accu met de accuklem, de slotbout en de borgmoer aan de accubak (Figuur 52). 3. Sluit de accukabels aan; zie De accu aansluiten (bladz. 43). De accu aansluiten g024429 Figuur 52 1. Pluspool 5. Accudeksel 2. Pluskabel van de accu 3. Minkabel van de accu 6. Accuklem 7. Borgmoer 4. Minpool 8. Slotbout 2.
Zekeringen vervangen Specificatie: Raadpleeg uw Onderdelencatalogus. Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de motorkap (Figuur 53). Auxillary (Open) 30 A Ontstekingssysteem/Claxon 10 A Koplampen 15 A Aansluitpunt 20 A 1. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen (bladz. 42). 2. Open de motorkap. 3. Maak de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de lampaansluiting aan de achterkant van de behuizing van de koplamp (Figuur 54).
Koplamp vervangen Koplampen afstellen 1. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen (bladz. 42). 2. Open de motorkap; zie De motorkap sluiten (bladz. 30). 1. Draai het contactsleuteltje op AAN en ontsteek de koplampen. 3. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de aansluiting van de lamp (Figuur 55). 2. Draai achteraan de koplamp de stelschroeven (Figuur 55) om de koplamp te draaien en de straal te richten.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de banden Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de staat van de banden en velgen. Om de 100 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan. 1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging. Opmerking: Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren. 2.
• Leg ofwel een gewicht op de bestuurdersstoel dat overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de bestuurders die met de machine zullen werken, of laat een bestuurder plaatsnemen op de stoel. Het gewicht of de bestuurder dienen gedurende de hele procedure op de stoel te blijven. • Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats waar u vertrok. Hierdoor kan de ophanging de bedrijfsstand aannemen.
2. Opmerking: Bewaar de vulplug en de pakking om deze te monteren in stap 8. schakel de motor uit en neem het sleuteltje uit de contactschakelaar. Verwijder de bout uit het peilgat (Figuur 61). 5. Opmerking: Het peil van de transaxle-olie moet tot aan de onderkant van het peilgat staan. Verwijder de aftapplug door deze linksom te draaien (Figuur 62). Opmerking: Bewaar de aftapplug en de pakking om deze te monteren in stap 6. Opmerking: Laat al de vloeistof uit de transaxle lopen. 6.
1. Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND . 2. Zet de beugel van de neutraalstand in NEUTRAAL (horizontaal ten opzichte van de montagebeugel van de kabel die zich onder de schakelbeugel bevindt) door de aangedreven koppeling te draaien (Figuur 64). Opmerking: De machine mag niet naar voren en achteren rollen. Als dit wel gebeurt, moet u de beugel van de neutraalstand in de NEUTRAALSTAND zetten. g002094 Figuur 65 1. Beugel van de neutraalstand 2. Omhoogtrekken 4. Opening van 0,76 tot 1,52 mm 5.
Onderhoud koelsysteem De motorkoelingsgebieden reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Reinig het koelsysteem tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden (bladz. 29). Belangrijk: Als u de motor gebruikt met een verstopt scherm, vuile of verstopte koelribben, of verwijderde uitlaatringen, leidt dit tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting. g011947 Figuur 66 1. Kap 2. Bouten 3.
Onderhouden remmen van de parkeerrem niet wordt bereikt, stel de remkabels dan bij, zie De remkabels afstellen (bladz. 51). De remmen controleren 4. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Belangrijk: De remmen zijn van essentieel Draai de stelschroef vast en plaats de handgreep (Figuur 67). De remkabels afstellen belang voor een veilig gebruik van de machine. Controleer de remmen zorgvuldig op de aanbevolen onderhoudsintervallen om de optimale prestaties en veiligheid te verzekeren.
Onderhoud riemen tot 156 N·m te bereiken voor de parkeerremhendel. • Indien u de knop voor de remafstelling niet Onderhoud van de drijfriem kunt instellen door deze vast te draaien en de parkeerremhendel aan te trekken met een kracht van 133 tot 156 N, volg dan de onderstaande aanwijzingen: A. Draai de achterste contramoer (Figuur 68) van de instelling van de parkeerrem-kabel 1 slag los. B. Draai de voorste contramoer vast (Figuur 68). C.
Onderhoud van het chassis Opmerking: Gooi de oude riem weg. 5. Lijn de nieuwe riem uit op de primaire koppeling (Figuur 69). 6. Laat de drijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Figuur 69). 7. Laat de laadbak zakken; zie Laadbak neerlaten (bladz. 19). Vergrendelingen van de laadbak instellen Als de vergrendeling van de laadbak slecht is afgesteld, trilt de laadbak op en neer tijdens het rijden.
Reiniging Stalling De machine schoonmaken Was de machine indien nodig. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en neem het sleuteltje uit de contactschakelaar. 2. Verwijder het vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
Opmerking: U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften. 9. D. Start de motor opnieuw en laat deze lopen tot hij afslaat. E. Choke de motor. F. Start de motor opnieuw totdat deze niet meer start. Verwijder de bougies en controleer hun toestand; zie Onderhoud van de bougies (bladz. 36). 10. Laat de bougies uit de motor en giet twee eetlepels motorolie in elk bougiegat. 11.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw garantieclaim te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie mee te delen, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.