Form No. 3419-577 Rev D Workman® MDX multifunctioneel werkvoertuig Modelnr.: 07235—Serienr.: 401400001 en hoger Modelnr.: 07235TC—Serienr.: 401400001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Inhoud Brandstofleidingen en -verbindingen controleren.................................................... 37 Brandstoffilter vervangen.................................. 37 Onderhoud uitvoeren aan de van de koolstofhouder .............................................. 37 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 42 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 42 Onderhoud van de accu ................................... 42 Zekeringen vervangen .....................................
Veiligheid Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te verkleinen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool (Figuur 2) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel. Deze machine werd ontworpen in overeenstemming met de vereisten van SAE J2258.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. decal115-7739 115-7739 1. Kans op vallen, pletgevaar – Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren. decal99-7345 99-7345 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van het hete oppervlak. 3.
decal117-5001 117-5001 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 7. Claxon 2. Kans op botsing – Deze machine is niet bestemd voor gebruik 8. Urenteller op de openbare weg. 3. Kans op vallen – Vervoer geen passagiers in de laadbak. 4. Kans op vallen – Laat kinderen nooit de machine besturen. 9. Koplampen 10. Stroom – UIT 5. De motor starten – Neem plaats op de bestuurdersstoel, zet 11.
decal136-1164 136-1164 1. Overschrijd het koppelgewicht van 45 kg niet. 136-6313 30A 2. Vervoer geen lading die zwaarder is dan 363 kg. 30A 15A 10A decal136-6313 136-6313 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 4. Koplampen (15 A) 2. Hefinrichting/klep (30 A) 5. Zekering voor machine (10 A) 3.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Stuurwiel Deksel Ring (½") 1 1 1 Het stuurwiel monteren (uitsluitend TC-modellen). 2 Geen onderdelen vereist – De accu aansluiten (uitsluitend TC-modellen). 3 Geen onderdelen vereist – Het peil van de vloeistoffen en de druk in de banden controleren. 4 Geen onderdelen vereist – De remmen gebruiksklaar maken (inrijden).
2 De accu aansluiten Uitsluitend TC-modellen Geen onderdelen vereist g228187 Procedure Figuur 5 1. Isolatorkapje (pluskabel) WAARSCHUWING 2. Minpool van de accu Een verkeerde geleiding van de accukabel kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. 4. Schuif de isolatiekap over de pluspool van de accu heen. Opmerking: Het isolatorkapje voorkomt massasluiting.
4. • Vul de registratiekaart in. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren (bladz. 15). • Vul het Inspectieformulier in. • Bekijk het Kwaliteitscertificaat 4 De remmen gebruiksklaar maken Geen onderdelen vereist Procedure Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken (inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken. 1.
Algemeen overzicht van de machine g033215 Figuur 6 1. Sluiting van de motorkap 3. Laadbak 5. Schakelhendel 2. Parkeerremhendel 4. Sleeplip 6. Dop van brandstoftank Bedieningsorganen 7. Hendel van laadbak Schakelbord Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. g033216 Figuur 7 1. Stuurwiel 5. Gaspedaal 2. Bekerhouder 6.
Gaspedaal Gebruik het gaspedaal (Figuur 7) om de rijsnelheid van de machine te veranderen. Als u het gaspedaal intrapt, start u de motor. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van de machine en slaat de motor af. Opmerking: De maximumsnelheid vooruit is 26 km per uur. Rempedaal Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 7). g027617 Figuur 8 VOORZICHTIG 1. Schakelhendel 2.
Aansluitpunt Gebruik het aansluitpunt Figuur 9 om optionele elektrische accessoires van 12 V van stroom te voorzien. Brandstofmeter De brandstofmeter (Figuur 10) vindt u op de brandstoftank naast de vuldop, aan de linkerkant van de machine. De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. g027614 Figuur 9 1. Claxonknop (uitsluitend TC-modellen) 4. Oliedruklampje 2. Urenteller 3. Lichtschakelaar 5. Contactschakelaar 6.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 544 kg (droog) Nominale inhoud (op vlak terrein) Totaalgewicht 749 kg, inclusief bestuurder (90,7 kg) en passagier (90,7 kg), lading, koppelgewicht van aanhangwagen, maximaal toelaatbaar totaalgewicht van aanhangwagen, accessoires en werktuigen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig – op vlak terrein 1.
Gebruiksaanwijzing of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. Voor gebruik Dagelijks onderhoud uitvoeren Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk Voer elke dag voordat u de machine start de procedures uit in het onderdeel Telkens voor gebruik/Dagelijks in Onderhoud (bladz. 24). Algemene veiligheid Bandenspanning controleren • Laat kinderen of personen die geen instructie • • • • • hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten.
Brandstof bijvullen Aanbevolen brandstof: • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). • Ethanol: Benzine met maximaal 10% ethanol (gasohol) of 15% MTBE (methyl-tertiair-butylether) per volume is aanvaardbaar. Ethanol en MTBE zijn niet hetzelfde. Benzine met 15% ethanol (E15) per volume is niet geschikt voor gebruik.
• Varieer de snelheid van de machine tijdens het • • • stuurwiel; uw passagiers moeten de daartoe voorziene handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. gebruik. Vermijd snel starten en stoppen. De motor heeft geen inrij-olie nodig. De originele motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven voor regelmatige olieverversingen. Zie het hoofdstuk Onderhoud (bladz. 24) voor bijzondere controles op rustige momenten.
• Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan • Raak de motor, de transmissie, de geluiddemper gevaarlijk zijn. Als u absoluut moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. of het verdeelstuk van de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u de motor hebt afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit • U mag een machine met draaiende motor niet van het voertuig op een helling.
2. WAARSCHUWING Als de laadbak tijdens het rijden omhoogstaat, kan de machine gemakkelijker omslaan of gaan rollen. U kunt de laadbak beschadigen als deze tijdens het gebruik van de machine omhoogstaat. Zet de steunstang in de borgsleuf om de laadbak vast te zetten (Figuur 15). • Gebruik de machine met de laadbak neergelaten. • Laat de laadbak neer als u hem geleegd hebt. g029622 Figuur 15 VOORZICHTIG 1.
De achterlaadklep openen 1. Zorg dat de laadbak omlaag en vergrendeld is. 2. Til de klepjes op het achterste paneel van de achterlaadklep omhoog (Figuur 16). g024491 Figuur 17 1. Draai de achterlaadklep ongeveer in de 45°-stand. 3. Hengels 2. Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen en weer. 3. Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen en weer met korte, schokkende bewegingen (Figuur 17). Opmerking: Dit helpt om materiaal tussen de hengsels vandaan te krijgen. g024490 4.
De laadbak laden Opmerking: De motor wordt uitgeschakeld als u uw voet van het gaspedaal neemt. Neem de volgende richtlijnen in acht bij het laden van de laadbak en het gebruik van de machine: • Sleutelstart – draai de contactschakelaar naar de stand START ; de motor blijft ingeschakeld totdat u het sleuteltje in de UIT-stand zet.
overschreden, kan sterk variëren afhankelijk van de dichtheid van het materiaal. VOORZICHTIG Losse stoelen kunnen van de machine en de aanhangwagen vallen tijdens het transport van de machine, en de stoelen kunnen op een andere machine terechtkomen de weg versperren. Raadpleeg de volgende tabel voor de maximale belading met verschillende materialen.
op een vrachtwagen of een aanhanger; zie Een aanhangwagen trekken (bladz. 23) 1. Verwijder de drijfriem van de machine; zie Aandrijfriem vervangen (bladz. 54). 2. Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het machineframe (Figuur 18). 3. Zet de transmissie in de NEUTRAALSTAND en zet de parkeerrem vrij. Een aanhangwagen trekken De machine kan een aanhangwagen trekken. Er is een trekhaak verkrijgbaar voor de machine. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro verdeler.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Opmerking: Download het elektrische schema op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. WAARSCHUWING Als u de machine niet goed onderhoudt, kunnen systemen van de machine voortijdig defect raken en u of omstanders mogelijk letsel toebrengen.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 100 bedrijfsuren • Lagers en lagerbussen smeren. • Vervang het luchtfilter. Vervang het element van het luchtfilter eerder als het vuil of beschadigd is. • De motorolie verversen. • Motoroliefilter vervangen. • Bougies controleren. • Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren. • Controleer de staat van de banden en velgen. • Draai de wielmoeren aan. • De stuurinrichting en ophanging op losse of beschadigde onderdelen controleren.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: maandag dinsdag woensdag Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Controleer het motoroliepeil. Het peil van de transaxlevloeistof controleren. Luchtfilter controleren. De koelribben van de motor controleren. Controleren of de motor ongewone geluiden maakt.
Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden Belangrijk: Als de machine wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moet u de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak uitvoeren: • Gebruik in woestijngebied • Gebruik bij lage temperaturen: beneden 0 °C • Trekken van een aanhangwagen • Veelvuldig gebruik in stoffige omstandigheden • Bouwwerkzaamheden • Na langdurig gebruik in modder, zand, water, of soortgelijke vuile omstandigheden moet u de remmen zo snel mogelijk laten controleren en
De machine klaar maken voor onderhoud 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 4. Leeg de laadbak en breng hem omhoog; zie De laadbak gebruiken (bladz. 18). g033043 Figuur 20 1. Hefpunt vooraan De machine omhoogbrengen • Het hefpunt aan de achterzijde van de machine bevindt zich onder de asbuizen (Figuur 21). GEVAAR Een opgekrikte machine kan wankel staan.
De motorkap openen Smering De motorkap optillen De machine smeren 1. Til de handgreep van de rubberen grendels aan weerszijden van de motorkap op (Figuur 22). Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Lagers en lagerbussen smeren. Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt. Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis Veeg de smeernippel schoon met een doek zodat er geen vuil kan binnendringen in het lager of de lagerbus. 2.
De lagers in de voorwielen smeren 4. Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 27). Onderhoudsinterval: Om de 300 bedrijfsuren Aanbevolen smeervet: Mobilgrease XHP™-222 De naaf en rotor verwijderen 1. Til de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen. 2. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf bevestigd is (Figuur 25). g033048 Figuur 27 1. Borgpen 4. Asmoer 2. As 5. Moerzekering 3. Borgplaatje 6. Stofkap 5.
De lagers in de wielen smeren 1. De naaf en rotor monteren Verwijder het buitenste lager en de loopring van het lager van de naaf (Figuur 29). 1. Breng een laagje van het aanbevolen smeermiddel aan op de as (Figuur 30). g033050 Figuur 29 1. Afdichting 4. Holte voor lager (naaf) 2. Binnenste lager 5. Loopring van het buitenste lager 3. Loopring van het binnenste lager 6. Buitenste lager g033051 Figuur 30 1. Moerzekering 4. Buitenste lager 2. Asmoer 5.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de olie controleert of olie bijvult in het carter. • Houd uw handen, voeten, gezicht, kleding en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. g033054 Figuur 31 1. Borgpen Onderhoud van het luchtfilter 3. Stofkap 2. Moerzekering 9.
• Als het luchtfilterelement schoon is, monteert u het filterelement; zie Het luchtfilter monteren (bladz. 33). • Als het luchtfilterelement beschadigd is, vervang dan het filterelement; zie Luchtfilter vervangen (bladz. 33). Luchtfilter vervangen 1. Verwijder het luchtfilterelement. 2. Controleer of het nieuwe filter niet is beschadigd door het transport ervan. Opmerking: Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten. Belangrijk: Een beschadigde filter mag niet worden gemonteerd. 3.
Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 25 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren (Ververs de olie tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden (bladz. 27). Opmerking: Ververs de olie vaker als het voertuig in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. g002132 Figuur 35 1. Oliepeilstok (lus naar beneden) Opmerking: Geef de oude motorolie en het gebruikte oliefilter af bij een erkende inzamelplaats. 2.
Onderhoud van de bougies Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Vervang de bougie indien nodig. Type: Champion RN14YC (of een equivalent type). Elektrodenafstand: 0,762 mm Belangrijk: Een gebarsten, aangetaste, vuile of gebrekkig werkende bougie moet worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen met een staalborstel omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen.
7. Bevestig de kabel van de bougie. 8. Herhaal stap 1 tot en met 7 voor de andere bougie. toerental moet tussen 3550 en 3650 tpm liggen. Als dat niet het geval is, moet u de motor afzetten en de contramoeren van de kabel afstellen. Belangrijk: Stel het toerental in hoog stationair niet lager in. Controleer met een toerenteller of het toerental in hoog stationair tussen 3550 en 3650 tpm ligt. Hoog/laag stationair toerental afstellen 1. Breng de laadbak omhoog en zet deze vast met de steunstang. 2.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstofleidingen en -verbindingen controleren 8. Bevestig het filter op de leidingen; gebruik hiervoor de klemmen die u verwijderd hebt in stap 5. 9. Sluit de accu aan en laat de laadbak zakken; zie De accu aansluiten (bladz. 43) en De laadbak omlaagbrengen (bladz. 19).
De koolstofhouder vervangen Opmerking: Vervang de koolstofhouder als deze beschadigd is, verstopt is, en als de machine is gebruikt zonder een koolstofhouderfilter. Opmerking: Vervang het koolstofhouderfilter als u de koolstofhouder vervangt. De bedieningsorganen bij de stoelbasis loskoppelen 1. Verwijder de knop van de schakelhendel (Figuur 42). g024478 Figuur 41 1. Filter van koolstofhouder 3. Slang 2. Koolstofhouder 4. Brandstoftank 2.
2. Markeer de draairichting op de voorste contramoer voor de kabel van de parkeerrem (Figuur 43). Opmerking: Zorg dat de voorste contramoer niet kan draaien. g029658 Figuur 44 1. Flenskopbout 4. Opening (vloerplaat) 2. Ring 5. Voorkant van machine 3. Opening (achterste kanaal van cabine) 2. g029670 Figuur 43 1. Kabelklemband 2. Kabel van parkeerrem 6. Voorkant van machine 7. Gaffel 3. Voorste contramoer 8. Borgpen 4. Beugel van remkabel 9. Gaffelpen 5. Achterste contramoer 10. Remhendel 3.
g029628 Figuur 47 g029627 Figuur 46 1. Zuigslang 4. Fitting koolstofhouder (afvoeren) 2. Slang van brandstoftank 5. Voorkant van machine 3. Voorkant van machine 1. Koolstofhouder 2. Koolstofhouderbevestiging (brandstoftank) 3. Fitting koolstofhouder (brandstoftank) 2. Verwijder de slang van de brandstoftank van de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 46). 3. Til de koolstofhouder van de koolstofhouderbevestiging in de brandstoftank (Figuur 47).
6. Steek de fitting van een nieuwe koolstofhouderfilter in de slang (Figuur 48). 7. Plaats de nieuwe koolstofhouder in de koolstofhouderbevestiging van de brandstoftank met de afvoerfitting en de fitting voor de brandstoftank naar achteren uitgelijnd (Figuur 47). 8. Monteer de zuigslang op de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Purge' (afvoeren) en de slang van de brandstoftank op de fitting die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 46).
Onderhoud elektrisch systeem • Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. • Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Veiligheid van het elektrisch systeem De accu afkoppelen WAARSCHUWING WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken.
Accu monteren 1. Lijn de accu uit met de accubak van de machine (Figuur 49). Opmerking: Zorg ervoor dat de plus- en minpool van de accu uitgelijnd zijn; zie Figuur 49. 2. Bevestig de accu met de accuklem, de slotbout en de borgmoer aan de accubak (Figuur 49). 3. Sluit de accukabels aan; zie De accu aansluiten (bladz. 43). De accu aansluiten g024429 Figuur 49 1. Pluspool 5. Accudeksel 2. Pluskabel van de accu 3. Minkabel van de accu 6. Accuklem 7. Borgmoer 4. Minpool 8. Slotbout 2.
Zekeringen vervangen Specificatie: Raadpleeg uw Onderdelencatalogus. Er zijn 4 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de motorkap (Figuur 50). Hefinrichting/klep (open) 30 A Claxon/aansluitpunt 20 A Koplampen 15 A Zekering voor voertuig 10 A 1. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen (bladz. 42). 2. Open de motorkap. 3. Maak de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de lampaansluiting aan de achterkant van de behuizing van de koplamp (Figuur 51).
Koplamp vervangen Koplampen afstellen 1. Koppel de accu af; zie De accu afkoppelen (bladz. 42). 2. Open de motorkap; zie De motorkap optillen (bladz. 29). 1. Draai het contactsleuteltje op AAN en ontsteek de koplampen. 3. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de aansluiting van de lamp (Figuur 52). 2. Draai achteraan de koplamp de stelschroeven (Figuur 52) om de koplamp te draaien en de straal te richten.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de banden Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de staat van de banden en velgen. Om de 100 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan. 1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging. Opmerking: Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren. 2.
De uitlijning van de voorwielen afstellen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—De vlucht en het toespoor van de voorwielen controleren. Voordat u de vlucht of het toespoor afstelt 1. Controleer de bandendruk en zorg ervoor dat de banden vooraan tot 0,83 bar gepompt zijn. 2.
Transaxle-olie verversen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Type vloeistof: SAE 10W30 (API-onderhoudsklasse SJ of hoger) Inhoud: 1,4 l 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 2. Maak de omgeving van de vulplug en de aftapplug schoon met een doek (Figuur 59). g033219 Figuur 57 1. Spoorstang 2. Contramoer 3.
g004048 Figuur 60 1. Vloeistof bijvullen 8. 9. 10. Monteer de vulplug en de pakking en draai deze vast in de vulplugopening van de transmissie (Figuur 59). g002093 Figuur 61 Start de motor en begin met uw werk. 1. Beugel van de neutraalstand Controleer het vloeistofpeil en voeg meer vloeistof toe als het peil niet tot de schroefdraad in de vulplugopening reikt (Figuur 59). 3.
g002094 Figuur 62 1. Beugel van de neutraalstand 2. Omhoogtrekken 4. Opening van 0,76 tot 1,52 mm 5. Fout – afstellen om een tussenruimte van 0,76 tot 1,52 mm te verkrijgen g011947 Figuur 63 1. Kap 2. Bouten 3. Kabelhuls 6. Start de motor en zet de schakelhendel een aantal malen op VOORUIT, ACHTERUIT en in de NEUTRAALSTAND om te controleren of de beugel van de neutraalstand naar behoren werkt.
Onderhoud koelsysteem De motorkoelingsgebieden reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Reinig het koelsysteem tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden (bladz. 27). g026341 Figuur 64 Belangrijk: Als u de motor gebruikt met een verstopt scherm, vuile of verstopte koelribben, of verwijderde uitlaatringen, leidt dit tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting. 1. Afstandsstuk van koppeling 3. Verwijder de veer.
Onderhouden remmen van de parkeerrem niet wordt bereikt, stel de remkabels dan bij, zie De remkabels afstellen (bladz. 52). De remmen controleren 4. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Belangrijk: De remmen zijn van essentieel Draai de stelschroef vast en plaats de handgreep (Figuur 65). De remkabels afstellen belang voor een veilig gebruik van de machine. Controleer de remmen zorgvuldig op de aanbevolen onderhoudsintervallen om de optimale prestaties en veiligheid te verzekeren.
tot 156 N·m te bereiken voor de parkeerremhendel. • Indien u de knop voor de remafstelling niet kunt instellen door deze vast te draaien en de parkeerremhendel aan te trekken met een kracht van 133 tot 156 N, volg dan de onderstaande aanwijzingen: A. Draai de achterste contramoer (Figuur 66) van de instelling van de parkeerrem-kabel 1 slag los. B. Draai de voorste contramoer vast (Figuur 66). C. D.
Onderhoud riemen Opmerking: Gooi de oude riem weg. 5. Onderhoud van de drijfriem Lijn de nieuwe riem uit op de primaire koppeling (Figuur 69). 6. Laat de drijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Figuur 69). Drijfriem controleren 7. Laat de laadbak neer; zie De laadbak omlaagbrengen (bladz. 19). Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1.
Onderhoud van het chassis Reiniging De vergrendelingen van de laadbak afstellen Was de machine indien nodig. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken. Als de vergrendeling van de laadbak slecht is afgesteld, trilt de laadbak op en neer tijdens het rijden. U kunt de vergrendelstangen zodanig afstellen dat de vergrendelingen de laadbak stevig tegen het chassis houden. Belangrijk: Was de machine niet met een 1. De machine schoonmaken hogedrukreiniger.
Stalling 10. Laat de bougies uit de motor en giet twee eetlepels motorolie in elk bougiegat. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 11. Gebruik de elektrische startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. 2. Verwijder het vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing. 12.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw garantieclaim te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie mee te delen, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie 2 jaar beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.