Form No. 3441-408 Rev A Workman® MDX multifunctioneel werkvoertuig Modelnr.: 07235—Serienr.: 405670000 en hoger Modelnr.: 07235TC—Serienr.: 405670000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
over accessoires, hulp bij het vinden van een dealer of om uw product te registreren. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden.
Veiligheid van de motor..................................... 31 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 31 Motoroliepeil controleren .................................. 33 Onderhoud van de bougies............................... 34 Hoog/laag stationair toerental afstellen ............. 35 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 36 Brandstofleidingen en -verbindingen controleren.................................................... 36 Brandstoffilter vervangen.................
Veiligheid Deze machine werd ontworpen in overeenstemming met de vereisten van SAE J2258 (nov 2016). Algemene veiligheid Dit product kan lichamelijk letsel veroorzaken. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. • Lees de Gebruikershandleiding en verzeker dat u deze begrijpt voordat u de machine start. Zorg dat alle gebruikers van dit product weten hoe ze het dienen te gebruiken en dat ze de waarschuwingen begrijpen. • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of ontbrekende stickers. decal99-7345 decal115-2412 99-7345 115-2412 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; geen stalling. 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 3.
decal136-6313 136-6313 decal136-1164 136-1164 1. Overschrijd het koppelgewicht van 45 kg niet. 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 4. Koplampen (15 A) 2. Hefinrichting/klep (30 A) 5. Zekering voor machine (10 A) 3. Claxon/aansluitpunt (20 A) 2. Vervoer geen lading die zwaarder is dan 363 kg. decal138-3521 138-3521 1. Claxon 7. Koplampen 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 8.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Stuurwiel Kap Ring (½") 1 1 1 Het stuurwiel monteren (uitsluitend TC-modellen). 2 Geen onderdelen vereist – De accu aansluiten (uitsluitend TC-modellen). 3 Geen onderdelen vereist – Het peil van de vloeistoffen en de druk in de banden controleren. 4 Geen onderdelen vereist – De remmen gebruiksklaar maken (inrijden).
2 De accu aansluiten Uitsluitend TC-modellen Geen onderdelen vereist g228187 Procedure Figuur 5 1. Isolatorkapje (pluskabel) WAARSCHUWING 2. Minpool van de accu Een verkeerde geleiding van de accukabel kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. 4. Schuif de isolatiekap over de pluspool van de accu heen. Opmerking: Het isolatorkapje voorkomt massasluiting.
4. • Vul de registratiekaart in. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren (bladz. 14). • Vul het Inspectieformulier in. • Bekijk het Kwaliteitscertificaat 4 De remmen gebruiksklaar maken Geen onderdelen vereist Procedure Om ervoor te zorgen dat het remsysteem optimaal functioneert, moet u de remmen gebruiksklaar maken (inrijden) voordat u het voertuig gaat gebruiken. 1.
Algemeen overzicht van de machine g033215 Figuur 6 1. Sluiting van de motorkap 3. Laadbak 5. Schakelhendel 2. Parkeerremhendel 4. Sleeplip 6. Dop van brandstoftank Bedieningsorganen 7. Hendel van laadbak Schakelbord Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. g312720 Figuur 7 1. Stuurwiel 4. Parkeerremhendel (middelste bedieningspaneel) 2. Bekerhouder 5. Gaspedaal 3. Handgreep voor passagier 6.
Gaspedaal Gebruik het gaspedaal (Figuur 7) om de rijsnelheid van de machine te veranderen. Als u het gaspedaal intrapt, start u de motor. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van de machine en slaat de motor af. Opmerking: De maximumsnelheid vooruit is 26 km per uur. Rempedaal Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 7). g027617 Figuur 8 VOORZICHTIG 1. Schakelhendel 2.
Aansluitpunt Gebruik het aansluitpunt Figuur 9 om optionele elektrische accessoires van 12 V van stroom te voorzien. Brandstofmeter De brandstofmeter (Figuur 10) vindt u op de brandstoftank naast de vuldop, aan de linkerkant van de machine. De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. g027614 Figuur 9 1. Claxonknop (uitsluitend TC-modellen) 4. Oliedruklampje 2. Urenteller 3. Lichtschakelaar 5. Contactschakelaar 6.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 544 kg (droog) Nominale inhoud (op vlak terrein) Totaalgewicht 749 kg, inclusief bestuurder (90,7 kg) en passagier (90,7 kg), lading, koppelgewicht van aanhangwagen, maximaal toelaatbaar totaalgewicht van aanhangwagen, accessoires en werktuigen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig – op vlak terrein 1.
Gebruiksaanwijzing • Wanneer de motor loopt of heet is, mag u de brandstofdop niet verwijderen of brandstof toevoegen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. afgesloten ruimte. • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
g001055 Figuur 12 g008398 Figuur 13 Brandstof bijvullen Aanbevolen brandstof: 1. Leeg 4. Brandstofmeter 2. Vol 5. Dop van brandstoftank 3. Naald • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse (minder dan 30 dagen oud), loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). 5. Verwijder de dop van de brandstoftank. 6. Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
• Kies een lichtere lading en verminder uw snelheid • Varieer de snelheid van de machine tijdens het • • • gebruik. Vermijd snel starten en stoppen. De motor heeft geen inrij-olie nodig. De originele motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven voor regelmatige olieverversingen. Zie het hoofdstuk Onderhoud (bladz. 23) voor bijzondere controles op rustige momenten. Controleer de stand van de voorwielophanging en stel deze af indien nodig; zie Het toespoor van de voorwielen afstellen (bladz. 45).
• Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. gevaarlijk zijn. Als u absoluut moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. • U mag een machine met draaiende motor niet onbeheerd achterlaten. • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel van het voertuig op een helling.
WAARSCHUWING Als de laadbak tijdens het rijden omhoogstaat, kan de machine gemakkelijker omslaan of gaan rollen. U kunt de laadbak beschadigen als deze tijdens het gebruik van de machine omhoogstaat. • Gebruik de machine met de laadbak neergelaten. • Laat de laadbak neer als u hem geleegd hebt. g029622 Figuur 15 1. Borgsleuf VOORZICHTIG Als de achterkant van de laadbak belast is wanneer u de sluitingen losmaakt, kan de laadbak onverwacht openklappen en u of andere omstanders verwonden.
g024491 Figuur 17 1. Draai de achterlaadklep ongeveer in de 45°-stand. 3. Hengels 2. Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen en weer. 3. g024490 Figuur 16 1. Flens van achterlaadklep (laadbak) 3. Tillen (klepje) 2. Borgflens (achterlaadklep) 4. Naar achteren en omlaag draaien Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen en weer met korte, schokkende bewegingen (Figuur 17). Opmerking: Dit helpt om materiaal tussen de hengsels vandaan te krijgen. 4.
De laadbak laden Opmerking: De motor wordt uitgeschakeld als u uw voet van het gaspedaal neemt. Neem de volgende richtlijnen in acht bij het laden van de laadbak en het gebruik van de machine: • Sleutelstart – draai de contactschakelaar naar de stand START ; de motor blijft ingeschakeld totdat u het sleuteltje in de UIT-stand zet. • Hou rekening met het laadvermogen van de machine en beperk het gewicht van de lading die u in de laadbak transporteert volgens de specificaties in Specificaties (bladz.
• Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij Raadpleeg de volgende tabel voor de maximale belading met verschillende materialen. Materiaal Dichtheid Maximaal laadvermogen laadbak (op een vlakke ondergrond) Grind, droog 1522 kg/m3 Vol Grind, nat 1922 kg/m3 ¾ vol Zand, droog 1442 kg/m3 Vol Zand, nat 1922 kg/m3 ¾ vol Hout 721 kg/m3 Vol < 721 kg/m3 Vol Schors het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. • Maak de machine stevig vast.
De machine slepen In noodgevallen kunt u de machine over een korte afstand slepen; maak hier evenwel geen gewoonte van. WAARSCHUWING Als u de machine bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de controle over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur. Opmerking: De stuurbekrachtiging functioneert niet, waardoor de besturing wordt bemoeilijkt. De machine moet worden gesleept door 2 personen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Als de machine ingeschakeld moet zijn om een instelling te maken moet u uw handen en voeten, kleding en alle lichaamsdelen uit de buurt van bewegende delen houden. Hou omstanders uit de buurt van de machine. • Laat personeel dat niet bekend is met de • • • • • • • • instructies nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren.
Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsprocedure • Controleer de veiligheidsgordel(s) op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert. • Controleer de bandenspanning. • Controleer het motoroliepeil. • Werking van schakelhendel controleren. • Remvloeistofpeil controleren. Controleer het peil van de remvloeistof voordat u de motor voor de eerste keer start. • Was de machine.
VOORZICHTIG De machine mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici. • Voorkom brandgevaar en zorg ervoor dat er brandbestrijdingsapparatuur in het werkgebied aanwezig is. Controleer nooit met een open vuur het peil van vloeistoffen, het accuzuur of de koelvloeistof, of een lekkage. • Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Controleer het motoroliepeil. Het peil van de transaxlevloeistof controleren. Luchtfilter controleren. De koelribben van de motor controleren.
– Laat de remmen zo snel mogelijk controleren en reinigen. Dit voorkomt dat schurend materiaal overmatige slijtage veroorzaakt. – Reinig de machine met alleen water of een mild reinigingsmiddel. Belangrijk: Gebruik geen brak of teruggewonnen water om de machine schoon te maken. Procedures voorafgaande aan onderhoud • Het hefpunt vooraan de machine bevindt zich aan de voorzijde van het frame, achter de sleeplip (Figuur 20).
De motorkap openen Smering De motorkap optillen De machine smeren 1. Til de handgreep van de rubberen grendels aan weerszijden van de motorkap op (Figuur 22). Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Lagers en lagerbussen smeren. Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt. Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis Veeg de smeernippel schoon met een doek zodat er geen vuil kan binnendringen in het lager of de lagerbus. 2.
De lagers in de voorwielen smeren 4. Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 27). Onderhoudsinterval: Om de 300 bedrijfsuren Specificatie smeermiddel: Mobilgrease XHP™-222 De naaf en rotor verwijderen 1. Til de voorkant van de machine op en plaats deze op assteunen. 2. Verwijder de 4 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf bevestigd is (Figuur 25). g033048 Figuur 27 1. Borgpen 4. Asmoer 2. As 5. Moerzekering 3. Borgplaatje 6. Stofkap 5.
De lagers in de wielen smeren 1. De naaf en rotor monteren Verwijder het buitenste lager en de loopring van het lager van de naaf (Figuur 29). 1. Breng een laagje van het aanbevolen smeermiddel aan op de as (Figuur 30). g033050 Figuur 29 1. Afdichting 4. Holte voor lager (naaf) 2. Binnenste lager 5. Loopring van het buitenste lager 3. Loopring van het binnenste lager 6. Buitenste lager g033051 Figuur 30 1. Moerzekering 4. Buitenste lager 2. Asmoer 5.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de olie controleert of olie bijvult in het carter. • Houd uw handen, voeten, gezicht, kleding en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. g033054 Figuur 31 1. Borgpen Onderhoud van het luchtfilter 3. Stofkap 2. Moerzekering 9.
• Als het luchtfilterelement schoon is, monteert u het filterelement; zie Het luchtfilter monteren (bladz. 32). • Als het luchtfilterelement beschadigd is, vervang dan het filterelement; zie Luchtfilter vervangen (bladz. 32). Luchtfilter vervangen 1. Verwijder het luchtfilterelement. 2. Controleer of het nieuwe filter niet is beschadigd door het transport ervan. Opmerking: Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten. Belangrijk: Een beschadigde filter mag niet worden gemonteerd. 3.
Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 25 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren (Ververs de olie tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van de machine in bijzondere omstandigheden (bladz. 26). Opmerking: Ververs de olie vaker als het voertuig in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. g002132 Figuur 35 1. Oliepeilstok (lus naar beneden) Opmerking: Geef de oude motorolie en het gebruikte oliefilter af bij een erkende inzamelplaats. 2.
Onderhoud van de bougies Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) De bougies indien nodig vervangen. Type: Champion RN14YC (of een equivalent type). Elektrodenafstand: 0,762 mm Belangrijk: Een gebarsten, aangetaste, vuile of gebrekkig werkende bougie moet worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen met een staalborstel omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen.
7. Bevestig de kabel van de bougie. 8. Herhaal stap 1 tot en met 7 voor de andere bougie. een toerenteller of het toerental in hoog stationair tussen 3550 en 3650 tpm ligt. 5. Hoog/laag stationair toerental afstellen 1. Breng de laadbak omhoog en zet deze vast met de steunstang. 2. Druk het gaspedaal volledig in terwijl de machine uitgeschakeld is en meet de afstand tussen de voorste rand van de tuimelaar van de regelaar en het lipje van de beugel. Deze opening moet 0,8 tot 2,0 mm bedragen. 3.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstofleidingen en -verbindingen controleren 8. Bevestig het filter op de leidingen; gebruik hiervoor de klemmen die u verwijderd hebt in stap 5. 9. Sluit de accu aan en laat de laadbak zakken; zie De accu aansluiten (bladz. 42).
g024478 Figuur 41 1. Filter van koolstofhouder 3. Slang 2. Koolstofhouder 4. Brandstoftank g026304 Figuur 42 2. Steek de geribde aansluiting van het nieuwe koolstofhouderfilter helemaal in de slang onderaan de koolstofhouder. 1. Schakelhendelplaat 2. Verwijder de 4 bouten waarmee de schakelhendelplaat is bevestigd aan de schakelbeugel (Figuur 42). 3. Verwijder de 4 bouten waarmee de schakelhendelplaat is bevestigd aan de stoelbasis en verwijder de schakelhendelplaat (Figuur 42).
g029658 Figuur 44 g029670 Figuur 43 1. Kabelklemband 2. Kabel van parkeerrem 6. Voorkant van machine 7. Gaffel 3. Voorste contramoer 8. Borgpen 4. Beugel van remkabel 9. Gaffelpen 5. Achterste contramoer 10. Remhendel 3. Zet de achterste contramoer los en verwijder de kabel van de beugel van de remkabel (Figuur 43). 4. Verwijder de borgpen en de gaffelpen waarmee de gaffel voor de kabel van de parkeerrem is bevestigd aan de remhendel en verwijder de kabel van de hendel (Figuur 43). 5.
g029628 Figuur 47 g029627 Figuur 46 1. Zuigslang 4. Fitting koolstofhouder (afvoeren) 2. Slang van brandstoftank 5. Voorkant van machine 3. Voorkant van machine 1. Koolstofhouder 2. Koolstofhouderbevestiging (brandstoftank) 3. Fitting koolstofhouder (brandstoftank) 2. Verwijder de slang van de brandstoftank van de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 46). 3. Til de koolstofhouder van de koolstofhouderbevestiging in de brandstoftank (Figuur 47).
6. Steek de fitting van een nieuwe koolstofhouderfilter in de slang (Figuur 48). 7. Plaats de nieuwe koolstofhouder in de koolstofhouderbevestiging van de brandstoftank met de afvoerfitting en de fitting voor de brandstoftank naar achteren uitgelijnd (Figuur 47). 8. Monteer de zuigslang op de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Purge' (afvoeren) en de slang van de brandstoftank op de fitting die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 46).
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Veiligheid van het elektrisch systeem • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht.
2. Verwijder de borgmoer, slotbout en accuklem waarmee de accu vastzit aan de accubak (Figuur 49). 3. Verwijder de accu uit de accubak (Figuur 49). moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Accu monteren 1.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak met de koplampen op ongeveer 7,6 meter verwijderd van een muur (Figuur 52). 2. Meet de afstand van de vloer tot het midden van de koplamp en maak een markering op dezelfde hoogte op de muur. 3. Draai het contactsleuteltje op AAN en ontsteek de koplampen. 4. Onthoud waar de koplampen gericht zijn op de muur. Het helderste gedeelte van de lichtstraal van de koplampen dient zich 20 cm onder de markering op de muur te bevinden (Figuur 52).
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de banden Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de staat van de banden en velgen. Om de 100 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan. 1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging. Opmerking: Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren. 2.
De uitlijning van de voorwielen afstellen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—De vlucht en het toespoor van de voorwielen controleren. Voordat u de vlucht of het toespoor afstelt 1. Controleer de bandendruk en zorg ervoor dat de banden vooraan tot 0,83 bar gepompt zijn. 2.
Transaxle-olie verversen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Type vloeistof: SAE 10W-30 (API-onderhoudsklasse SJ of hoger) Vloeistofinhoud: 1,4 liter 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 2. Maak de omgeving van de vulplug en de aftapplug schoon met een doek (Figuur 59). g033219 Figuur 57 1. Spoorstang 2. Contramoer 3.
g004048 Figuur 60 1. Vloeistof bijvullen 8. 9. 10. Monteer de vulplug en de pakking en draai deze vast in de vulplugopening van de transmissie (Figuur 59). g002093 Figuur 61 Start de motor en begin met uw werk. 1. Beugel van de neutraalstand Controleer het vloeistofpeil en voeg meer vloeistof toe als het peil niet tot de schroefdraad in de vulplugopening reikt (Figuur 59). 3.
g002094 Figuur 62 1. Beugel van de neutraalstand 2. Omhoogtrekken 4. Opening van 0,76 tot 1,52 mm 5. Fout – afstellen om een tussenruimte van 0,76 tot 1,52 mm te verkrijgen g011947 Figuur 63 1. Kap 2. Bouten 3. Kabelhuls 6. Start de motor en zet de schakelhendel een aantal malen op VOORUIT, ACHTERUIT en in de NEUTRAALSTAND om te controleren of de beugel van de neutraalstand naar behoren werkt. Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling 3.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. g026341 Figuur 64 1. Afstandsstuk van koppeling – Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop verwijdert. 3. Verwijder de veer. 4.
Onderhouden remmen van de parkeerrem niet wordt bereikt, stel de remkabels dan bij, zie De remkabels afstellen (bladz. 50). De remmen controleren 4. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Belangrijk: De remmen zijn van essentieel Draai de stelschroef vast en plaats de handgreep (Figuur 65). De remkabels afstellen belang voor een veilig gebruik van de machine. Controleer de remmen zorgvuldig op de aanbevolen onderhoudsintervallen om de optimale prestaties en veiligheid te verzekeren.
Remvloeistofpeil controleren 133 tot 156 N te bereiken voor de parkeerremhendel. • Indien u de knop voor de remafstelling niet kunt instellen door deze vast te draaien en de parkeerrem-hendel aan te trekken met een kracht van 133 tot 156 N, volg dan de onderstaande aanwijzingen: A. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Remvloeistofpeil controleren. Controleer het peil van de remvloeistof voordat u de motor voor de eerste keer start.
6. Onderhoud riemen Doe het volgende als het vloeistofpeil te laag is: A. Reinig de omgeving van de reservoirdop en verwijder de dop (Figuur 67). B. Giet DOT 3 remvloeistof in het reservoir tot het vloeistofpeil boven de Minimum-lijn staat (Figuur 68). Onderhoud van de drijfriem Drijfriem controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje.
6. Laat de drijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Figuur 69). 7. Laat de laadbak neer. Onderhoud van het chassis Riem van de dynamo van de starter afstellen De vergrendelingen van de laadbak afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Als de vergrendeling van de laadbak slecht is afgesteld, trilt de laadbak op en neer tijdens het rijden. U kunt de vergrendelstangen zodanig afstellen dat de vergrendelingen de laadbak stevig tegen het chassis houden.
Reiniging Stalling De machine schoonmaken Veiligheid tijdens opslag • Zet de machine af, verwijder het contactsleuteltje Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Was de machine. en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u er instellingen of onderhoud aan verricht, of de machine schoonmaakt of stalt. Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel.
12. Verwijder de accu uit het chassis, controleer het zuurpeil en laad de accu volledig op; zie Onderhoud van de accu (bladz. 41). Opmerking: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling. Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen zijn om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0 °C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden gestald bij temperaturen beneden 4 °C zonder tussentijds te worden opgeladen.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
California Proposition 65 waarschuwing – alleen voor Californië Wat is een waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro Garantie Garantie gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1.500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.