Form No. 3350-675 Rev B Workman) 1100 Bedrijfsvoertuig Modelnr. 07252 – Serienr. 240000001 en hoger Modelnr. 07252TC – Serienr. 240000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid staat voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controle vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het voertuig tot stilstand brengen . . . . . . . . . . . . . Het voertuig parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Laadbak . . . . . . . .
Inleiding Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen.
Veilige bediening • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen. • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.
Tijdens het gebruik – Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over het voertuig kunt verliezen. Waarschuwing De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. – Als u de lading stort, mag u niemand achter het voertuig laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt.
Remmen Wees extra voorzichtig als u met het voertuig op een helling rijdt. Neem hierbij de volgende richtlijnen in acht: • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen het voertuig en de lading worden beschadigd. En wat belangrijker is, u en uw passagier kunnen letsel oplopen. • Verminder uw snelheid voordat u een helling op- of afrijdt.
Laden en storten • Zet de lading altijd vast zodat deze niet gaat schuiven. Als de lading niet goed vastzit of als u een vloeistof vervoert in een grote container zoals een sproeier, bestaat de kans dat de lading gaat schuiven. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan het voertuig omslaan.
Onderhoud Geluidsdruk • Het voertuig mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici. Deze machine oefent een maximale geluidsdruk van 78 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 107-0699 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Kans op botsing – Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Kans op vallen – Vervoer geen passagiers in de laadbak. Kans op vallen – Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
26-7390 99-7352 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 2. 10 A zekering voor optionele autoverlichtingspakket 3. 15 A zekering voor optionele hefinrichting achterzijde 4. 10 A zekering – Open 5. 10 A zekering voor de koplampen 6. 10 A zekering voor ontstekingsinstallatie 7. 15 A zekering voor optionele elektrische laadbakhefinrichting 99-7345 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2.
99-7350 1. Het maximaal toelaatbare tonggewicht is 23 kg; het maximale gewicht van de aanhangwagen is 181 kg. Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Wiel-set 2 Achterwielen monteren (Modelnr. 07252TC) Wiel-set 2 Ring 2 Stofkap 2 Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren (Modelnr. 07252TC) Bumper 1 Bumper monteren (Modelnr. 07252TC) Trekhaak 1 Trekhaak monteren (Modelnr.
Voorwielen monteren Bumper monteren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. 1. Maak de bevestigingen los waarmee de wielen zijn vastgezet. 1. Verwijder de 2 bouten, ringen en moeren aan de voorkant van het frame. 2. Maak de transportbeugel los van de assen. 2. Plaats de montageopeningen op één lijn en monteer de bumper aan het frame met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd (Fig. 5).
Trekhaak monteren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. 1. Verwijder de 4 bouten en moeren achter aan de binnenkant van het frame. 2. Houd de trekhaak recht voor de montageopeningen in het frame. Zet de trekhaak vast met de schroeven en moeren (Fig. 7). 3 1 1 2 Figuur 8 1. Laadbak 2. Draaibeugel 2 4. Steek de rechtse draaibeugel in het montagegat in de laadbak en monteer deze aan het frame. 5. Laat een ander persoon u helpen om de laadbak op te halen. Figuur 7 1.
De accu in gebruik nemen Carteroliepeil controleren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen. Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1.
Brandstoftank Brandstoftank vullen Aanbevolen benzine De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter. 1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen. Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor auto’s (octaangetal minimaal 87). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Fig. 11).
Gebruiksaanwijzing Parkeerrem De parkeerrem is een klein plaatje bovenop het rempedaal (Fig. 13). Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal stevig intrappen en voorwaarts rollen met de bovenkant van uw voet. Om de parkeerrem buiten werking te stellen, moet u het gaspedaal intrappen.
Contactschakelaar Brandstofmeter De contactschakelaar (Fig. 15), waarmee u de motor start en afzet, heeft twee standen: Uit en Aan. Draai het sleuteltje naar rechts op Aan om de motor in werking te stellen. Als het voertuig stilstaat, draait u het sleuteltje naar links op Uit. Verwijder het sleuteltje uit het contact. De brandstofmeter (Fig. 16) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. 3 1 4 6 Figuur 16 1. Brandstofmeter m-7365 2 1 5 Handgrepen voor passagier Figuur 15 1.
Laadbak Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met het voertuig gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn. Laadbak ophalen 1. Schuif de grendel omhoog naar het bovenste deel van de uitsnijding in het frame van de bak (Fig. 18). Motor starten 1 1.
Grendels van de achterlaadklep De laadbak laden 1. Om de achterlaadklep te openen, drukt u de hendels van de grendels naar boven (Fig. 20). De grendels klappen naar het midden van de achterlaadklep. Laat de achterlaadklep langzaam neer. De inhoud van de laadbak is 0,37 m3. De hoeveelheid (het volume) van het materiaal dat in de bak kan worden geladen zonder dat het draagvermogen van het voertuig wordt overschreden, kan sterk variëren, afhankelijk van de volumieke massa van het materiaal.
Transport van het voertuig 1. Verwijder de drijfriem; zie Drijfriem vervangen, blz. 33, stappen 1 en 2. Om het voertuig over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig stevig is bevestigd op de aanhanger. Zie Figuren 21 en 22 voor de plaats van de bevestigingspunten. 2. Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het frame (Fig. 22). 3. Zet het voertuig in de neutraalstand en zet de parkeerrem vrij.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Aanbevolen onderhoudsschema Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste gebruik • Spanning van drijfriem controleren. • Spanning van startriem controleren. • Het motoroliepeil controleren. Om de 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Bandenspanning controleren.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Controleer het motoroliepeil. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
3. Draai een van de borgmoeren (Fig. 25) aan totdat de kabel van het schakelmechanisme strak staat. Opmerking: U moet de draadas onder de beugel vasthouden om de borgmoer op de bovenzijde vast te draaien. 4. Draai de andere borgmoer vast totdat de andere kabel van het schakelmechanisme strak staat. 1 5. Trek aan beide kabels van het schakelmechanisme en zorg ervoor dat er geen ruimte tussen de moer/ring en de beugel van de neutraalstand is (Fig. 26). Indien dit wel het geval is, moet u de moer aandraaien.
Motoroliepeil controleren Controleer het oliepeil telkens voor het gebruik. Ververs de motorolie na de eerste 20 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. Ververs de olie twee maal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van het voertuig in bijzondere werkomstandigheden, blz. 25. Opmerking: Ververs de olie vaker als het voertuig in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. Type olie: Reinigingsolie (API-klasse SG, SH, SJ of hoger) Viscositeit: Zie onderstaande tabel.
Onderhoud van het luchtfilter Het filterelement reinigen Controleer het luchtfilterhuis op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Belangrijk Een beschadigd filter mag niet worden gewassen of opnieuw worden gebruikt. 1. Wassen: Controleer of het deksel het luchtfilterhuis helemaal afsluit. Luchtfilterelement: Controleer het luchtfilterelement om de 100 bedrijfsuren; vervang het om de 200 bedrijfsuren of eerder als het vuil of beschadigd is. A.
Het voertuig smeren Onderhoud van de remmen Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of één keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Smeer vaker als het voertuig in zware omstandigheden wordt gebruikt. De remmen controleren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van het voertuig.
Het rempedaal afstellen 3. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de gaffel van de remstang vastzit (Fig. 31). U moet het rempedaal afstellen als de parkeerrem niet pakt, het rempedaal een te grote slag heeft, of het remvermogen onvoldoende is als het rempedaal wordt ingetrapt. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 4. Maak de veer los van het uiteinde van de remstang (Fig. 31). 5. Trap het rempedaal helemaal in om remhendel omhoog te laten komen. 1.
Voorwielophanging instellen 5. Draai de voorste A-arm in de gewenste positie (zie opmerking hieronder) en monteer de bout om de rijhoogte in te stellen (Fig. 32). De rijhoogte van beide zijden van het voertuig kan afzonderlijk worden ingesteld. De rijhoogte moet 22,2 tot 24 cm zijn met de volgende parameters: Opmerking: De A-armen zijn vervaardigd van rubber en hebben verschillende veerconstanten.
Toespoor voorwiel afstellen 6 Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1 5 De voorwielen moeten een toespoor van 3–16 mm hebben met de volgende parameters: 4 2 • De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa (12 psi). 3 132 cm • De rijhoogte moet correct zijn voordat het toespoor wordt afgesteld; zie Voorwielophanging instellen, blz. 31.
Onderhoud van de drijfriem Drijfriem controleren Riem van de dynamo van de starter afstellen De conditie en de spanning van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. De spanning van de riem van de dynamo van de starter moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. 1.
Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Onderhoud van het brandstofsysteem Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet u de koppeling als volgt reinigen en smeren: Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. 1. Hef de laadbak op en vergrendel deze. 2.
Onderhoud van de bougie Transaxle-vloeistof verversen Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Indien nodig moet u beschadigde onderdelen vervangen. Ververs de transaxle-vloeistof om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Type: Champion RC14YC (of equivalent type) 1.
Zekeringen vervangen 5. Houd de inkeping op de binnenzijde van de afdichting voor de inkeping op de nieuwe koplamp (Fig. 45). Schuif de afdichting op de koplamp totdat de afdichting stevig op zijn plaats zit. Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bak in een kast aan de rechterkant van het chassis (Fig. 44). Ontstekingsinstallatie 10 A Lichten 10 A Aansluitpunt 6. Bevestig de koplamp aan de kabelboom met behulp van de schroeven die u eerder hebt losgedraaid. 7.
Accu verwijderen Accu monteren 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. 1. Plaats de accu op de accubasis en zorg ervoor dat de accupolen naar de achterzijde van het voertuig wijzen. 2. Sluit de pluskabel (rood) aan op de pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu met behulp van de bouten en de vleugelmoeren.
Accu opladen Belangrijk Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1.260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen beneden 0°C te voorkomen. 1. Verwijder de accu uit het chassis, zie Accu verwijderen, blz. 37. 2. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3–4 A (12 V). De accu niet te ver opladen. Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
Schema’s m-7375 Elektrisch schema 39