Form No. 3326-804 Workman 1100 Bedrijfsvoertuig Modelnr. 07252—Serienr. 220000001 en hoger Modelnr. 07252TC—Serienr.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid staat voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controle vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het voertuig tot stilstand brengen . . . . . . . . . . . . . Het voertuig parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Laadbak . . . . . . . . . . . . .
Inleiding Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
• Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen. Veilige bediening • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.
Tijdens het gebruik – Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over het voertuig kunt verliezen. Waarschuwing De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. – Als u de lading stort, mag u niemand achter het voertuig laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt.
Remmen Wees extra voorzichtig als u met het voertuig op een helling rijdt. Neem hierbij de volgende richtlijnen in acht: • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen het voertuig en de inhoud worden beschadigd. En wat belangrijker is, u en uw passagier kunnen letsel oplopen. • Verminder uw snelheid voordat u een helling op- of afrijdt.
• Zet de lading altijd vast zodat deze niet gaat schuiven. Als de lading niet goed vastzit of als u een vloeistof vervoert in een grote container zoals een sproeier, bestaat de kans dat de lading gaat schuiven. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de lading gaat schuiven, kan het voertuig omslaan.
Onderhoud Geluidsdruk • Het voertuig mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici. Dit voertuig oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder van 78 dB(A), gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG en de wijzigingen daarvan.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 99-7350 1. Het maximaal toelaatbare tonggewicht is 23 kg 99-7346 2. Het maximaal toelaatbaar totaalgewicht van de aanhangwagen is 181 kg 1. Parkeerrem 2. Parkeerrem in werking 3. Parkeerrem buiten werking 104-6855 1. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 2.
99-7343 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Waarschuwing—Lees de gebruikershandleiding. Gebruik dit voertuig niet op de openbare weg. Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Vervoer geen passagiers in de laadbak. Zij kunnen uit het voertuig vallen. Laat kinderen nooit het voertuig besturen. Urenteller Koplampen Ontsteking uit Ontsteking aan Neem plaats op de bestuurdersstoel om het voertuig te starten. Zet de parkeerrem vrij. Draai het contactsleuteltje om.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 454 kg (droog) Nominale inhoud (op een horizontaal oppervlak) Totaalgewicht 567 kg inclusief bestuurder (90,7 kg) en passagier (90,7 kg), lading, tonggewicht van aanhangwagen, maximaal toelaatbaar totaalgewicht van aanhangwagen, accessoires en werktuigen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op horizontaal oppervlak) 1.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Wiel-set 2 Achterwielen monteren (Modelnr. 07252TC) Wiel-set 2 Ring 2 Stofkap 2 Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren (Modelnr. 07252TC) Bumper 1 Bumper monteren (Modelnr. 07252TC) Trekhaak 1 Trekhaak monteren (Modelnr.
Voorwielen monteren Bumper monteren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. 1. Maak de bevestigingen los waarmee de wielen zijn vastgezet. 1. Verwijder de 2 bouten, ringen en moeren aan de voorkant van het frame. 2. Maak de transportbeugel los van de assen. 2. Plaats de montageopeningen op één lijn en monteer de bumper aan het frame met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd (Fig. 5).
Trekhaak monteren 3. Schuif het montagegat van de laadbak op de draaibeugel (Fig. 9). Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. 1. Verwijder de 4 bouten en moeren achter aan de binnenkant van het frame. 2. Houd de trekhaak recht voor de montageopeningen in het frame. Zet de trekhaak vast met de schroeven en moeren (Fig. 7). 3 1 1 2 Figuur 9 1. Laadbak 2. Draaibeugel Figuur 7 3. Montagegat van laadbak 1. Trekhaak 4.
De accu in gebruik nemen Carteroliepeil controleren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen.
Brandstoftank Aanbevolen benzine Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 87). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. 1 Belangrijk Gebruik nooit benzine die methanol, gasohol die meer dan 10 % ethanol bevat, superbenzine of wasbenzine omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstofsysteem van de motor. Gevaar Figuur 12 In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief.
Parkeerrem Gebruiksaanwijzing De parkeerrem is een klein plaatje bovenop het rempedaal (Fig. 14). Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal stevig intrappen en voorwaarts rollen met de bovenkant van uw voet. Om de parkeerrem buiten werking te stellen, moet u het gaspedaal intrappen.
Contactschakelaar Brandstofmeter De contactschakelaar (Fig. 16), waarmee u de motor start en afzet, heeft twee standen: Uit en Aan. Draai het sleuteltje naar rechts – op Aan – om de motor in werking te stellen. Als het voertuig stilstaat, draait u het sleuteltje naar links op Uit. Verwijder het sleuteltje uit het contact. De brandstofmeter (Fig. 17) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. 1 Urenteller De urenteller (Fig. 16) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest.
Controle vóór het gebruik Het voertuig tot stilstand brengen Voer elke dag de volgende controles uit voordat u het voertuig gaat gebruiken. Om de machine tot stilstand te brengen, haalt u uw voet van het gaspedaal en trapt u het rempedaal langzaam in. • De bandenspanning controleren. Opmerking: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van het voertuig.
• Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuw voertuig moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden). Laadbak neerlaten 1. Til de bak met een hand een stukje op terwijl u de steun naar beneden drukt. 2. Laat de bak neer totdat de grendel deze vastgrijpt. • Varieer de snelheid van het voertuig tijdens het gebruik. Vermijd snel starten en stoppen. 3.
Transport van het voertuig 1. Verwijder de drijfriem; zie Drijfriem vervangen, blz. 34, stappen 1 en 2. Om het voertuig over grote afstanden te verplaatsen, moet u een oplegger gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig stevig is bevestigd aan de oplegger. Zie Figuren 22 en 23 voor de plaats van de bevestigingspunten. 2. Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het frame (Fig. 23). 3. Zet het voertuig in de neutraalstand en stel de parkeerrem buiten werking.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste gebruik • Spanning van aandrijfriem controleren. • Spanning van startriem controleren. • Het motoroliepeil controleren. Om de 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • De bandenspanning controleren. Na de eerste 20 bedrijfsuren • Motorolie verversen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Het motoroliepeil controleren. Het transaxle-peil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
2 1 1 1 Figuur 25 1. Hefpunten aan de achterzijde Figuur 26 Neutraalstand controleren en afstellen 1. Beugel van de neutraalstand Als u routine-onderhoudswerkzaamheden uitvoert en/of de motor test, moet u de transaxle in de neutraalstand zetten (Fig. 26). Het voertuig heeft een neutraalstand op de schakelhendel, waarmee u de transaxle in de neutraalstand kunt zetten. Om ervoor te zorgen dat de schakelhendel de transaxle naar behoren in de neutraalstand zet, moet u de volgende stappen uitvoeren: 2.
Olie verversen Belangrijk Reinig de motor nooit met een hogedrukreiniger omdat er dan water in het brandstofsysteem kan terechtkomen. 1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de olie warm wordt. 2. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. Onderhoud van het luchtfilter Controleer het luchtfilterhuis op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken.
Het filterelement reinigen Het filterelement monteren Belangrijk Een beschadigd filter mag niet worden gewassen of opnieuw worden gebruikt. Belangrijk De motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter is gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen. 1. Wassen 1. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade. Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten. A. Maak een oplossing van filterreiniger en water en laat het filter hierin ongeveer 15 minuten weken.
Het voertuig smeren Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of één keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Smeer vaker als het voertuig in zware omstandigheden wordt gebruikt. Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis Smeerpunten De smeerpunten zijn: de vier trekstangeinden (Fig. 29) en de twee koppelpennen (Fig. 30). m–5324 Figuur 30 De draaipunten van het gaspedaal en de twee rempedalen (Fig.
Onderhoud van de remmen 3. Draai de kabelstelschroef onder de vloerplaat vast, totdat de kabels in de rem-equalizer zijn weggestopt (Fig. 32). Draai de schroeven niet te vast aan. Het rempedaal moet enige speling hebben voordat de rem pakt. De remmen controleren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van het voertuig.
Voorwielophanging instellen 5. Draai de voorste A-arm in de gewenste positie (zie opmerking hieronder) en monteer de bout om de rijhoogte in te stellen (Fig. 33). De rijhoogte van beide zijden van het voertuig kan afzonderlijk worden ingesteld. De rijhoogte moet 19,1–21 cm zijn met de volgende parameters: Opmerking: De A-armen zijn vervaardigd uit rubber en hebben verschillende veerconstanten.
Toespoor voorwiel afstellen 6 Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1 5 4 De voorwielen moeten een toespoor van 3–16 mm hebben met de volgende parameters: 2 • De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa. • De rijhoogte moet correct zijn voordat het toespoor wordt afgesteld; zie Voorwielophanging instellen, blz 32.
Onderhoud van de drijfriem Drijfriem controleren Riem van de dynamo van de starter afstellen De conditie en de spanning van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. De spanning van de riem van de dynamo van de starter moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. 1.
Onderhoud van het brandstofsysteem Onderhoud van de bougie Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Indien nodig vervangen. Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
Transaxle-vloeistof verversen 1 Ververs de transaxle-vloeistof om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de aftapplug uit de rechterkant van het reservoir (Fig. 41) en laat de vloeistof in een opvangbak lopen.
Koplampen vervangen 5. Houd de inkeping op de binnenzijde van de afdichting voor de inkeping op de nieuwe koplamp (Fig. 44). Schuif de afdichting op de koplamp totdat de afdichting stevig op zijn plaats zit. Specificatie: GE Koplamp nr. H7610 1. Stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder het sleuteltje. 6. Bevestig de koplamp aan de kabelboom met behulp van de schroeven die u eerder hebt losgedraaid. 2. Kijk onder het dashboard en trek de koplamp uit de kap. 7.
Onderhoud van de accu Waarschuwing Waarschuwing Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van het voertuig, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Zuurpeil controleren Accu opladen Controleer het peil van het accuzuur om de 50 bedrijfsuren of om de 30 dagen, wanneer het voertuig is opgeslagen. Belangrijk Zorg dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen beneden 0°C te voorkomen. 1. Haal de bak op en zet deze vast met de steun. 2. Verwijder de vuldoppen.
(–) (+) LOW OIL PRESSURE 40 ENGINE OIL PRESSURE P3–3 W/BU 2 5 OR F4 Y A –M HEAD LIGHTS SPARK PLUG 10 A –M B OPTIONS WBK BN VIO BK 2 3 BU R R P3–5 P3–2 GN A2 DF F2 BK HOUR METER (–) HR (+) BU BK BN/W BK armature fields A1 F1 STARTER/GENERATOR BK R ACCELERATOR (PEDAL NOT PUSHED IN) 1 4 VOLTAGE REGULATOR GN BK P3–4 MAG ENGINE GROUND IGNITION MODULE POWER POINT S +M A OFF RUN START IGNITION–SWITCH F3 BK PK BU 99–7402 F1 10 A F2 S 10 A +M B