Form No. 3328-473 Workman 1100 Bedrijfsvoertuig Modelnr. 07252 – Serienr. 230000001 en hoger Modelnr. 07252TC – Serienr.
Waarschuwing De laadbak monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De accu in gebruik nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Carteroliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Peil van transmissie-olie controleren. . . . . . . . . . . Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid op de eerste plaats . . . .
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen.
• Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden. Let altijd goed op waar omstanders zich kunnen bevinden. Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding • Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de gebruikershandleiding en alle stickers op het voertuig. • Alvorens het voertuig in gebruik te nemen, moet u altijd de delen van het voertuig controleren die speciaal worden genoemd in het hoofdstuk “Voor het gebruik” van deze handleiding.
• Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. • Als het voertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
• Indien mogelijk moet u een helling in een rechte lijn open afrijden. Gebruik op hellingen • Wij adviseren u ten sterkste de optionele omkiepbeveiliging te monteren als u op heuvelachtig terrein moet werken. Waarschuwing Als u het voertuig op een helling gebruikt, bestaat de kans dat het voertuig omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat het voertuig op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
• Zorg ervoor dat het gewicht van de lading gelijkmatig is verdeeld over de volle lengte van de laadbak. Als u de lading achter de achteras plaatst, zal hierdoor minder gewicht op de voorwielen rusten. Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen of kan het voertuig omslaan op hellingen of oneffen terrein. Onderhoud • Het voertuig mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici.
Geluidsvermogen Deze machine heeft een geluidsniveau van 78 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG. Trilling Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 2,5 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 99-7343 Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Kans op botsing – Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Kans op vallen – Vervoer geen passagiers in de laadbak. Kans op vallen – Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
26-7390 99-7352 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 2. 10 A zekering voor optionele autoverlichtingspakket 3. 15A zekering voor optionele hefinrichting achterzijde 4. 10 A zekering – Open 5. 10 A zekering voor de koplampen 6. 10 A zekering voor ontstekingsinstallatie 7. 15 A zekering voor optionele elektrische laadbakhefinrichting 99-7345 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2.
99-7350 1. Het maximaal toelaatbare tonggewicht is 23 kg; het maximale gewicht van de aanhangwagen is 181 kg. Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Wiel-set 2 Achterwielen monteren (Modelnr. 07252TC) Wiel-set 2 Ring 2 Stofkap 2 Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren (Modelnr. 07252TC) Bumper 1 Bumper monteren (Modelnr. 07252TC) Trekhaak 1 Trekhaak monteren (Modelnr.
Voorwielen monteren Bumper monteren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. 1. Maak de bevestigingen los waarmee de wielen zijn vastgezet. 1. Verwijder de 2 bouten, ringen en moeren aan de voorkant van het frame. 2. Maak de transportbeugel los van de assen. 2. Plaats de montageopeningen op één lijn en monteer de bumper aan het frame met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd (Fig. 5).
Trekhaak monteren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. 1. Verwijder de 4 bouten en moeren achter aan de binnenkant van het frame. 2. Houd de trekhaak recht voor de montageopeningen in het frame. Zet de trekhaak vast met de schroeven en moeren (Fig. 7). 3 1 1 2 Figuur 8 1. Laadbak 2. Draaibeugel 2 4. Steek de rechtse draaibeugel in het montagegat in de laadbak en monteer deze aan het frame. 5. Laat een ander persoon u helpen om de laadbak op te halen. Figuur 7 1.
De accu in gebruik nemen Carteroliepeil controleren Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07252TC. Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen.
Brandstoftank Brandstoftank vullen Aanbevolen benzine De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter. 1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen. Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor auto’s (octaangetal minimaal 87). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. 2. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank schoon (Fig. 11).
Parkeerrem Gebruiksaanwijzing De parkeerrem is een klein plaatje bovenop het rempedaal (Fig. 13). Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal stevig intrappen en voorwaarts rollen met de bovenkant van uw voet. Om de parkeerrem buiten werking te stellen, moet u het gaspedaal intrappen.
Urenteller Handgrepen voor passagier De urenteller (Fig. 15) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als de gaspedaal wordt ingetrapt. De handgrepen voor de passagier bevinden zich rechts van het instrumentenpaneel en op de buitenkant van elke stoel (Fig. 17). 1 Oliedruklampje 2 Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat de oliedruk in de motor beneden een veilig niveau daalt (Fig. 15).
Motor starten 3. Haal de bak zo ver mogelijk op en laat deze vervolgens een stukje zakken om de steun vast te zetten (Fig. 19). 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op AAN. Opmerking: Als de schakelhendel op ACHTERUIT staat wanneer het contactsleuteltje wordt omgedraaid, klinkt er een zoemer om de bestuurder te waarschuwen. 1 2. Zet de schakelhendel in de gewenste stand. 3. Trap langzaam het gaspedaal in.
Nieuw voertuig inrijden De laadbak laden Om ervoor te zorgen dat het voertuig goede prestaties levert en een lange levensduur heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de volgende richtlijnen in acht nemen: De inhoud van de laadbak is 0,37 m3. De hoeveelheid (het volume) van het materiaal dat in de bak kan worden geladen zonder dat het draagvermogen van het voertuig wordt overschreden, kan sterk variëren, afhankelijk van de volumieke massa van het materiaal.
Transport van het voertuig 3. Zet het voertuig in de neutraalstand en zet de parkeerrem vrij. Om het voertuig over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig stevig is bevestigd aan de oplegger. Zie Figuren 21 en 22 voor de plaats van de bevestigingspunten. Voorzichtig Losse stoelen kunnen van het voertuig en de oplegger vallen tijdens het transport en terechtkomen op een ander voertuig of de weg versperren.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na het eerste gebruik • Spanning van aandrijfriem controleren. • Spanning van startriem controleren. • Het motoroliepeil controleren. Om de 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • De bandenspanning controleren. Na de eerste 20 bedrijfsuren • Motorolie verversen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Het motoroliepeil controleren. Het transaxle-peil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Het voertuig opkrikken Neutraalstand controleren en afstellen Als u de motor laat lopen om routine-onderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/of de motor te testen, moeten de achterwielen van het voertuig zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik. Als u routine-onderhoudswerkzaamheden uitvoert en/of de motor test, moet u de transaxle in de neutraalstand zetten (Fig. 25).
Oliepeil controleren 5. Trek aan beide kabels van het schakelmechanisme en zorg ervoor dat er geen ruimte tussen de moer/ring en de beugel van de neutraalstand is (Fig. 26). Indien dit wel het geval is, moet u de moer aandraaien. Voor controle van oliepeil, zie Carteroliepeil controleren, blz. 16. Olie verversen 2 2 1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de olie warm wordt. 4 5 3 2.
Omgeving van motorkoeling reinigen Reinig het roterende scherm, de koelribben en de buitenkant van de motor om de 100 bedrijfsuren of vaker als u het voertuig in buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden gebruikt. 3 Belangrijk Als u de motor gebruikt met een verstopt scherm, vuile of verstopte koelribben of verwijderde uitlaatringen, zal dit leiden tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting.
Het filterelement monteren Belangrijk De motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter is gemonteerd, omdat anders de motor schade kan oplopen. 1. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade. Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten. m–5320 Belangrijk Een beschadigd filter mag niet worden gemonteerd. Figuur 29 2. Plaats het nieuwe filter in het luchtfilterhuis.
Het rempedaal afstellen De banden controleren U moet het rempedaal afstellen als de parkeerrem niet pakt, het rempedaal een te grote slag heeft, of het remvermogen onvoldoende is als het rempedaal wordt ingetrapt. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder dit. U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren controleren.
6. Draai de bout om de rijhoogte in te stellen vast met een torsie van 183–224 Nm. 7. Monteer de bout waarmee de speling wordt begrensd (Fig. 32). 2 Opmerking: U moet wellicht die kant van het voertuig neerlaten op de grond om de bout te monteren. 8. Draai de centreerbouten vast met een torsie van 325–393 Nm. 9. Controleer de rijhoogte bij de voorste tong met behulp van de maten en parameters die bij het begin van deze procedure zijn gegeven. 3 2 1 Toespoor voorwiel afstellen Figuur 32 1.
1. Zorg ervoor dat de voorwielophanging correct is ingesteld; zie Voorwielophanging instellen, blz. 30. Indien nodig instellen. Onderhoud van de drijfriem 2. Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de voorwielen aan de voorkant en de achterkant van de wielen (Fig. 34). De afstand aan de achterkant van de voorwielen ter hoogte van de as moet worden gemeten met behulp van een spanklem of een uitlijnmaat.
Riem van de dynamo van de starter afstellen Onderhoud van het brandstofsysteem De spanning van de riem van de dynamo van de starter moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. 1.
Onderhoud van de bougie Transaxle-vloeistof verversen Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Indien nodig vervangen. Ververs de transaxle-vloeistof om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Type: Champion RC14YC (of equivalent type) 1.
Zekeringen vervangen Koplampen vervangen Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bak in een kast aan de rechterkant van het chassis (Fig. 42). Specificatie: GE Koplamp nr. H7610 1. Stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje. Ontstekingsinstallatie 10 A 2. Kijk onder het dashboard en trek de koplamp uit de kap. Lichten 10 A 3. Draai de schroeven los waarmee de kabelboom is bevestigd aan de koplamp.
Onderhoud van de accu Waarschuwing Waarschuwing Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan het voertuig en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Accu monteren Accu opladen 1. Plaats de accu op de accubasis en zorg ervoor dat de accupolen naar de achterzijde van het voertuig wijzen. Belangrijk Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen beneden 0°C te voorkomen. 2. Sluit de pluskabel (rood) aan op de pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) op de minpool (–) van de accu met behulp van de bouten en de vleugelmoeren.
(–) (+) LOW OIL PRESSURE 38 ENGINE OIL PRESSURE P3–3 W/BU 2 5 OR F4 Y A –M HEAD LIGHTS SPARK PLUG 10 A –M B OPTIONS WBK BN VIO BK 2 3 BU R R P3–5 P3–2 GN A2 DF F2 BK HOUR METER (–) HR (+) BU BK BN/W BK armature fields A1 F1 STARTER/GENERATOR BK R ACCELERATOR (PEDAL NOT PUSHED IN) 1 4 VOLTAGE REGULATOR GN BK P3–4 MAG ENGINE GROUND IGNITION MODULE POWER POINT S +M A OFF RUN START IGNITION–SWITCH F3 BK PK BU 99–7402 F1 10 A F2 S 10 A +M B