Operator's Manual

4
Verantwoordelijkheden van de
bedrijfsleiding
Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en
bekend zijn met de gebruikershandleiding en alle
stickers op het voertuig.
Zorg voor speciale procedures en bedrijfsregels voor
ongewone werksomstandigheden (bijvoorbeeld
hellingen die te steil zijn voor het voertuig).
Voor het gebruik
U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze
handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt
begrepen.
Laat kinderen nooit het voertuig besturen. Iedereen die het
voertuig bestuurt, moet in het bezit van een rijbewijs zijn.
Laat volwassenen nooit het voertuig gebruiken zonder
dat zij eerst de gebruikershandleiding hebben gelezen
en deze hebben begrepen. Dit voertuig mag uitsluitend
worden gebruikt door getrainde en bevoegde personen.
Alle bestuurders moeten lichamelijk en geestelijk in
staat zijn het voertuig te besturen.
Dit voertuig is uitsluitend bedoeld voor vervoer van de
bestuurder en één passagier in de stoel die de fabrikant
heeft geleverd. Vervoer nooit meer dan één passagier op
het voertuig.
Bestuur het voertuig nooit als u onder invloed van drugs of
alcohol verkeert. Ook receptgeneesmiddelen en medicijnen
tegen verkoudheid kunnen slaperigheid veroorzaken.
Bestuur het voertuig niet als u moe bent. Neem af en toe
pauze. Het is zeer belangrijk dat u te allen tijde alert bent.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedienings-
organen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen.
Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheids-
voorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als
veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of
stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of
beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen,
voordat u het voertuig gaat gebruiken.
Draag altijd stevige schoenen. Draag geen sandalen,
tennisschoenen of gymschoenen als u het voertuig
gebruikt. Draag geen losse kleding of sieraden die
kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen
en lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
Het verdient aanbeveling een veiligheidsbril en
-schoenen, een lange broek en een helm te dragen. Dit is
verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheids-
voorschriften en verzekeringsbepalingen.
Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend
terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan
voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook
extra verlichting te gebruiken.
Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet
rijden. Let altijd goed op waar omstanders zich kunnen
bevinden.
Alvorens het voertuig in gebruik te nemen, moet u altijd
de delen van het voertuig controleren die speciaal
worden genoemd in het hoofdstuk “Voor het gebruik”
van deze handleiding. Als er iets niet in orde is, mag u
het voertuig niet gebruiken. Zorg ervoor dat het
probleem is verholpen voordat u het voertuig of het
werktuig gaat gebruiken.
Benzine is uiterst ontvlambaar. Wees daarom
voorzichtig als u ermee omgaat.
Gebruik een goedgekeurde benzinecontainer.
Als de motor draait of heet is, mag u de dop niet van
de benzinetank verwijderen.
Rook nooit als u omgaat met benzine.
Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de
bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
Doe dit in de open lucht. Niet te vol vullen.
Neem eventueel gemorste benzine op.
Tijdens het gebruik
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten
ruimte draaien.
Waarschuwing
De bestuurder en de passagier moeten op de stoel
blijven zitten als het voertuig in beweging is. De
bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met
beide handen vasthouden en de passagier moet de
aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw armen en
benen te allen tijde binnen het voertuig.
Rij langzamer en maak niet al te scherpe bochten als u
een passagier meevoert. Denk eraan dat uw passagier
niet altijd weet wanneer u gaat remmen of een bocht
gaat maken, en wellicht daarop niet is voorbereid.
Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende
objecten, zoals boomtakken, deurposten en
voetgangersbruggen. Let erop dat u voldoende ruimte
boven uw hoofd heeft, zodat het voertuig zonder
problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.
Zet de versnelling altijd in de neutraalstand en stel de
parkeerrem in werking voordat u een voertuig met een
stationair lopende motor verlaat, omdat anders het
voertuig kan gaan kruipen.