Form No.
Nieuw voertuig inrijden De laadbak laden Transport van het voertuig Het voertuig slepen Een aanhangwagen trekken WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken.
hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert hoe u de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen om letsel en schade te voorkomen.
Underwriters Laboratories 333 Pfingsten Road Northbrook, Illinois 60062 V.S. WAARSCHUWING • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen. • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.
WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien. – Neem eventueel gemorste benzine op. Tijdens het gebruik • De bestuurder en de passagier moeten op de stoel blijven zitten als het voertuig in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden en de passagier moet de aangebrachte handgrepen gebruiken.
• Voordat u de bestuurdersstoel verlaat: Gebruik op hellingen A. Breng het voertuig tot stilstand. B. Stel de parkeerrem in werking. C. Draai het contactsleuteltje op Uit. D. Verwijder het contactsleuteltje. Opmerking: Als het voertuig op een helling staat, moet u de wielen blokkeren nadat u het voertuig hebt verlaten. WAARSCHUWING Als u het voertuig op een helling gebruikt, bestaat de kans dat het voertuig omslaat of gaat rollen.
• maximum gewicht, zie Specificaties op blz. 12. Het draagvermogen geldt uitsluitend voor vlak terrein. Vermijd het stoppen op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u het voertuig tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat het voertuig omslaat of gaat rollen.
• • moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer. Als u een zware lading in de bak vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen. • Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan.
Hellingsdiagram Houd deze rand voor een verticaal oppervlak (boom, gebouw, paal, enz.) Langs de daarvoor bestemde lijn vouwen Di t i s een helli ng v a n 15 Dit is grad een h en el l i n g v an 12 Dit is e grade en h n e ll in g van 10 graden Dit is een he lling van 5 gr aden Voorbeeld: Vergelijk helling met omgevouwen rand.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 1 2 1 2 3 99-7346 99-7350 1 Parkeerrem 2. Parkeerrem in werking 3. Parkeerrem buiten werking 1. Het maximaal toelaatbare tonggewicht is 23 kg 2. Het maximaal toelaatbare tonggewicht van aanhangwagen is 181 kg 2 1 3 4 2 1 5 99-7348 3 1.
7 6 5 8 9 1 2 3 10 4 11 99-7343 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Waarschuwing—Lees de gebruikershandleiding. Gebruik dit voertuig niet op de openbare weg. Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Vervoer geen passagiers in de laadbak. Zij kunnen uit het voertuig vallen. Laat kinderen nooit het voertuig besturen. Urenteller Koplampen Ontsteking uit Ontsteking aan Neem plaats op de bestuurdersstoel om het voertuig te starten. Zet de parkeerrem vrij. Draai het contactsleuteltje om.
2 3 1 7 6 5 4 99-7352 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Lees de gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 10 A-zekering voor optionele autoverlichtingspakket 15 A-zekering voor optionele hefinrichting achterzijde 10 A-zekering—open 10 A-zekering voor koplampen 10 A-zekering voor ontstekingsinstallatie 15 A-zekering voor optionele elektrische laadbakhefinrichting Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Voor het gebruik De bandenspanning moet hoger zijn als een zware nuttige lading wordt vervoerd bij hoge snelheden. Zorg ervoor dat de maximale bandenspanning niet wordt overschreden. Carteroliepeil controleren Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Brandstoftank 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Fig. 2).
Aanbevolen benzine Gebruiksaanwijzing Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.
werking is gesteld. Plaats blokjes achter de wielen om te voorkomen dat het voertuig de helling afrolt. Opmerking: Als de keuzeschakelaar op achteruit staat, wanneer het contactsleuteltje wordt omgedraaid, klinkt er een zoemer om de bestuurder te waarschuwen. Belangrijk Het voertuig moet altijd eerst tot stilstand worden gebracht, voordat u schakelt en een andere rijrichting kiest. Contactschakelaar De contactschakelaar (Fig. 6), waarmee u de motor start en afzet, heeft twee standen: UIT en AAN.
Figuur 6 1. 2. 3. 4. 5. Contactschakelaar Urenteller Lichtschakelaar Oliedruklampje Aansluitpunt Figuur 8 1. Handgreep voor passagier 2. Heupsteun Controle vóór het gebruik Brandstofmeter Een veilig gebruik begint al voordat u met het voertuig gaat werken. U moet deze controles elke keer weer uitoefenen: De brandstofmeter (Fig. 7) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. • Bandenspanning controleren.
Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op Aan. Opmerking: Als de schakelhendel op achteruit staat wanneer het contactsleuteltje wordt omgedraaid, klinkt er een zoemer om de bestuurder te waarschuwen. 2. Zet de schakelhendel in de gewenste stand. Figuur 9 3. Trap langzaam het gaspedaal in. 1. Grendel Opmerking: De parkeerrem wordt automatisch buiten werking gesteld als het gaspedaal wordt ingetrapt. 2.
vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden). Grendels van de achterlaadklep 1. Om de achterlaadklep te openen, drukt u de hendels van de grendels naar boven (Fig. 11). De grendels klappen naar het midden van de achterlaadklep. Laat de achterlaadklep langzaam neer.
Transport van het voertuig 2. Bevestig een sleepkabel aan de lip op de voorzijde van het frame (Fig. 13). Om het voertuig over grote afstanden te verplaatsen, moet u een oplegger gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig stevig is bevestigd aan de oplegger. Zie Figuren 12 en 13 voor de plaats van de bevestigingspunten. 3. Zet het voertuig in de neutraalstand (zie Neutraalstandsysteem, blz. 23) en stel de parkeerrem buiten werking.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Spanning van aandrijfriem controleren. • Spanning van startriem controleren. Om de 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Controleer de bandenspanning. Na de eerste 20 bedrijfsuren • Toespoor van voorwiel controleren op de juiste rijhoogte.
Controlelijst dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Opmerking: Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk van de gebruikershandleiding voor de specificaties van de vloeistoffen. Dagelijkse onderhoudscontrole voor week van __________________________ Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie(s).
1 1 1 Figuur 15 1. Hefpunten aan de achterzijde Figuur 17 1. Secundaire koppeling Neutraalstandsysteem Als u routine-onderhoudswerkzaamheden uitvoert en/of de motor test, moet u de transaxle in de neutraalstand zetten. Het voertuig heeft geen neutraalstand op de schakelhefboom, zodat u de volgende stappen moet uitvoeren: Motoroliepeil controleren 1. Om de transaxle in de neutraalstand te zetten, draait u de borgpen 180 graden op het schakelblok (Fig. 16).
Oliepeil controleren Motoroliefilter vervangen Voor controle van oliepeil, zie Carteroliepeil controleren, blz. 13. Vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Olieverversen/aftappen 1. Tap de motorolie af; zie Olieverversen/aftappen, blz. 24. 1. Start de motor en laat deze enkele minuten lopen zodat de olie warm wordt. 2. Verwijder het oude oliefilter (Fig. 27). Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van het filter. 2.
Luchtfilterelement: Controleer het luchtfilterelement om de 100 bedrijfsuren; vervang het om de 200 bedrijfsuren of eerder als het vuil of beschadigd is. Het filterelement reinigen Belangrijk Een beschadigd filter mag niet worden gewassen of opnieuw worden gebruikt. Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als het voertuig wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. 1. Wassen A.
2. Plaats het nieuwe filter in het luchtfilterhuis. Zorg ervoor dat het filter goed afsluit door de buitenring van het filter aan te drukken tijdens het plaatsen. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 3. Plaats het deksel terug en maak de sluitingen vast. Het voertuig smeren Onderhoudsinterval/Specificatie Figuur 21 Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
1. Draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het contactsleuteltje. 4. Verwijder de bout om de rijhoogte in te stellen (Fig. 24). 2. Hef het voertuig op van de grond; zie Het voertuig opkrikken, blz. 22. 5. Draai het “A”-voorgestel in de gewenste positie (Fig. 24). De afstand van de onderkant van de voorste haak tot de grond moet 22,9 tot 24,8 cm zijn, waarbij de banden op een spanning van 83 kPa (12 psi) moeten zijn gebracht. 3.
4. Laat de riem ronddraaien en controleer deze op overmatige slijtage of beschadigingen. Indien nodig vervangen. 4 3 1 3 2 Figuur 26 1. 2. 3. 4. Figuur 25 1. Aandrijfriem 2. Primaire koppeling 3. Secundaire koppeling Ankerbout van de dynamo Contramoer 14 Nm 6 mm 3. Draai aan de contramoer op de stang van de starter (Fig. 26) totdat de riem 6 mm doorhangt als een kracht van 14 Nm wordt uitgeoefend Aandrijfriem vervangen 1. Laat de aandrijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Fig. 25). 4.
Brandstoffilter vervangen 1 Vervang het brandstoffilter om de 800 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 2 1. Haal de bak op en zet deze vast met de steun. 2. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 3 3. Verwijder de klemmen waarmee het brandstoffilter vastzit aan de brandstofleidingen. Figuur 27 1. Hart-op-hart-afstand (achter de wielen) 2. Vooruit 3. Hart-op-hart-afstand (voor de wielen) 1 3.
2. Verwijder de aftapplug uit de rechterkant van het reservoir (Fig. 31) en laat de vloeistof in een opvangbak lopen. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet deze goed vast. Bougie vervangen 1. Maak de omgeving van de bougies schoon zodat er geen ongerechtigheden in de cilinder kunnen terechtkomen als u de bougie verwijdert. 2. Maak de kabels los van de bougies en verwijder de bougies uit de cilinderkop. 3.
Zekeringen Er zijn drie zekeringen voor het elektrische systeem van de machine. Deze bevinden zich onder de bak in een kast aan de rechterkant van het chassis (Fig. 33). Zekeringen: Ontstekingssysteem—10 A Lichten—10 A Aansluitpunt—10 A. (maximaal 15 A) 2 Figuur 34 1. Rubberen afdichting 2. Inkeping binnenzijde—Houd deze voor de inkeping op de koplamp 3. Inkeping buitenzijde—Houd deze voor de inkeping op de kap 4. Koplamp 2 3 6.
Spanning: 12 V, 280 A (koude start) bij -17,8°C. Accu monteren Accu verwijderen 1. Plaats de accu op de accubasis en zorg ervoor dat de accupolen naar de achterzijde van het voertuig wijzen. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Accu opladen Het voertuig wassen Belangrijk Zorg dat de accu altijd volledig is opgeladen (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C. Het voertuig moet worden gewassen als dit nodig is. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. U kunt hierbij een doek gebruiken, maar de kap zal dan wel iets minder gaan glanzen. 1. Accu uit het chassis verwijderen, zie Accu verwijderen, blz. 32.
