Form No. 3370-266 Rev A Workman® MD en MDX bedrijfsvoertuigen Modelnr.: 07266—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 07266TC—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 07273—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 07273TC—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 07279—Serienr.: 310000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Deze machine is een bedrijfsvoertuig bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen. De machine is met name ontworpen voor het vervoeren van werktuigen die bij dergelijke toepassingen gebruikt worden. Met dit bedrijfsvoertuig kunt u een bestuurder en een passagier veilig vervoeren in de betreffende stoelen. De laadbak van dit voertuig is niet geschikt voor het vervoeren van personen. accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.
Inhoud Vervangen van bougie (uitsluitend modellen 07266/TC en 07279) ...................................... 31 Vervangen van bougie (uitsluitend modellen 07273/TC) ..................................................... 32 Onderhoud brandstofsysteem ................................ 33 Brandstofleidingen en -verbindingen controleren..................................................... 33 Brandstoffilter vervangen ................................... 33 Onderhoud elektrisch systeem .............................
Veiligheid Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar- 'instructie voor persoonlijke veiligheid'. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. • Kijk altijd goed uit en vermijd laag overhangende objecten, zoals boomtakken, deurposten en voetgangersbruggen. Let erop dat u voldoende ruimte boven uw hoofd heeft, zodat het voertuig zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt.
gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften. – De elektrische en uitlaatsystemen van het voertuig kunnen vonken veroorzaken waardoor explosief materiaal tot ontbranding kan komen. Blijf altijd met het voertuig uit de buurt van een omgeving waar zich stof of dampen in de lucht bevinden die tot explosie kunnen komen. – Als u niet zeker weet of u het voertuig veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen.
• Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt om te voorkomen dat het voertuig omkantelt of omslaat. • Een zware lading heeft invloed op de stabiliteit van het voertuig. Verminder het gewicht van de lading en neem gas terug als u op een helling rijdt of als de lading een hoog zwaartepunt heeft.
remweg lang genoeg is. Trap niet abrupt op het rempedaal. Wees extra voorzichtig op hellingen. • Wees erop bedacht dat een zware lading de remweg verlengt en de mogelijkheid vermindert om snel te draaien zonder om te slaan. • De laadruimte is uitsluitend bestemd voor een lading, niet voor het vervoer van passagiers. • Let erop dat u het voertuig niet te zwaar belaadt. De sticker (onder het achterframe) geeft het maximumgewicht voor het voertuig aan .
De geluidsdruk is vastgesteld volgens de procedures in EN ISO 11201. Trillingen op het gehele lichaam Hand-arm trillingen Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 1,5 m/s2 De gemeten waarden zijn vastgesteld volgens de procedures in EN 1032. Gemeten trillingsniveau = 0,42 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 1,03 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn vastgesteld volgens de procedures in EN 1032.
4-6581 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 2. Brandgevaar—Zet de motor af voordat u de benzinetank vult. 3. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u hierin getraind bent. 4. Voertuig kan kantelen - wees voorzichtig en rij langzaam op hellingen; verminder uw snelheid als u een bocht maakt, rij niet harder dan 31 km per uur als u een volle laadbak hebt of een zware lading vervoert en over oneffen terrein rijdt. 5.
99-7350 1. Het maximaal toelaatbare koppelgewicht is 23 kg; het maximale gewicht van de aanhangwagen is 181 kg.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren (uitsluitend model 07266TC en 07273TC). 2 Geen onderdelen vereist – De accu in gebruik nemen (uitsluitend model 07266TC en 07273TC).
5. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen. 2 6. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil tot aan de VOL-streep staat Plaats de vuldoppen terug. De accu in gebruik nemen Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van het voertuig. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken. Geen onderdelen vereist Procedure 7.
Algemeen overzicht van de machine 2 3 1 5 6 4 G014967 7 Figuur 4 1. Band van motorkap 3. Laadbak 5. Brandstoftankdop 2. Parkeerrem 4. Ontsluithendel van laadbak 6. Schakelhendel Bedieningsorganen 7. Sleeplip Gaspedaal Het gaspedaal (Figuur 5) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te regelen. Als u het pedaal intrapt, start u de motor. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
6 per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren duwen. Als u het voertuig op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in werking stellen. G009192 Chokehendel 1 De chokeknop bevindt zich rechtsonder naast de bestuurdersstoel. Om een koude motor te starten, moet u de chokeknop uittrekken (Figuur 6).
Figuur 8 1. Leeg 4. Brandstofmeter 2. Vol 5. Dop van brandstoftank 3. Naald Handgrepen voor passagier De handgrepen voor de passagier bevinden zich rechts van het instrumentenpaneel en op de buitenkant van elke stoel (Figuur 9). 2 1 G009193 Figuur 9 1. Heupsteun 2.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig rond de oliepeilstok (Figuur 10 voor modelnummers 07266/TC enFiguur 11 voor modelnummers 07273/TC) zodat er geen vuil in de vulopening kan vallen en de motor kan beschadigen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk: Zorg er op 07273/TC-modellen voor dat het lusuiteinde van de peilstok omlaag wijst. GEVAAR Remvloeistofpeil controleren In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor voor het eerst wordt gestart; zie Remvloeistofpeil controleren in . • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.
3. Verwijder de dop van de brandstoftank. GEVAAR 4. Vul de benzinetank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). De ruimte in de tank geeft de benzine de kans om uit te zetten. Niet te vol vullen. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Het voertuig tot stilstand brengen Om het voertuig tot stilstand te brengen, haalt u uw voet van het gaspedaal en trapt u het rempedaal langzaam in. 2 3 Opmerking: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van het voertuig. Het voertuig parkeren 1 1. Stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Off. g014860 2. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. Figuur 14 1. Hendel 3.
• Na een koude start moet u de motor ongeveer 15 seconden warm laten worden, voordat u optrekt. • Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuw voertuig moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden). • Varieer de snelheid van het voertuig tijdens het gebruik. Vermijd snel starten en stoppen. Figuur 15 1. Sluiting • De motor heeft geen inrijolie nodig.
Zie Figuur 17 en Figuur 18 voor de plaats van de bevestigingspunten. VOORZICHTIG Losse stoelen kunnen van het voertuig en de oplegger vallen tijdens het transport en terechtkomen op een ander voertuig of de weg versperren. Figuur 18 Verwijder de stoelen of zet de stoelen stevig vast in de vergrendelingen. 1. Sleeplip en bevestigingspunt Een aanhangwagen trekken Het voertuig kan een aanhangwagen trekken.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. (07273/TC) • Controleer de conditie van de aandrijfriem. • De spanning van de riem van de dynamo van de starter controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • De motorolie verversen (07266/TC). Na de eerste 50 bedrijfsuren • Controleer de opening van het filter.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Het motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Procedures voorafgaande aan onderhoud achterkant van het voertuig bevindt zich onder de achterasbuizen (Figuur 20). Onderhoud van het voertuig in bijzondere omstandigheden Als het voertuig wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moeten de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak worden uitgevoerd.
Smering Onderhoud motor Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of één keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Smeer vaker als het voertuig in zware omstandigheden wordt gebruikt. Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigde luchtfilterbehuizing. Type vet: nr.
Belangrijk: Om beschadiging van het filterelement te voorkomen, mag de luchtdruk niet hoger zijn dan 100 psi (689 kPa). 2. Inspecteer het filterelement op gaten en scheuren door het filter tegen een felle lichtbron te houden en er doorheen te kijken. Het filterelement monteren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Belangrijk: Om schade aan de motor te voorkomen, mag u de motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter is gemonteerd. Figuur 24 1. Sluitingen van het luchtfilter 2. Kap 3.
1 G016516 Figuur 26 Oliepeil controleren G016517 Figuur 25 Controleer het oliepeil; zie Motoroliepeil controleren. 1. Filteropening Olie verversen 2. Zorg ervoor dat de opening onderaan het filter schoon en vrij is. Onderhoudsinterval: Na de eerste 25 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren (tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van het voertuig in bijzondere werkomstandigheden) Motoroliepeil controleren (Uitsluitend modellen 07266/TC en 07279) 1.
Figuur 27 1. Aftapplug motorolie Figuur 28 3. Eerste koppeling 2. Motor Oliepeil controleren Opmerking: Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum. Controleer het oliepeil; zie Motoroliepeil controleren. 6. Reinig de omgeving van de peilstok en schroef de dop los. Olie verversen 7. Giet ongeveer 80 % van de aangegeven hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis en controleer het oliepeil; zie Carteroliepeil controleren in .
Type: Champion RN14YC, of een equivalent type. Elektrodenafstand: 0,762 mm De bougie controleren en vervangen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Opmerking: Een bougie heeft meestal een lange levensduur. U moet de bougie echter uitnemen en controleren als de motor slecht functioneert. Figuur 29 1. Aftapplug motorolie 1. Maak de omgeving van de bougies schoon zodat er geen ongerechtigheden in de cilinder kunnen terechtkomen als u de bougie verwijdert. 2. Motoroliefilter 6.
Vervangen van bougie (uitsluitend modellen 07273/TC) 5. Plaats een bougie met de juiste elektrodenafstand. Draai de bougie vast met een torsie van 18-22 ft-lb (24-30 Nm). Als u geen momentsleutel gebruikt, moet u de bougie stevig vastdraaien. Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren 6. Druk de bougiekabels op de bougie. Vervang de bougies om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud elektrisch systeem Brandstofleidingen en -verbindingen controleren Zekeringen vervangen Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder het dashboard aan de kant van de bestuurder (Figuur 33). Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
De gloeilampen vervangen 2 VOORZICHTIG G009198 1 De halogeenlampen worden tijdens het gebruik zeer heet. Een hete lamp kan zware brandwonden en ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. 6 Geef de lampen altijd voldoende tijd om af te koelen voordat u deze vervangt. Wees voorzichtig als u de lamp hanteert.
Belangrijk: Start het voertuig niet met startkabels of accuklemmen. 5. Verwijder de bevestigingen waarmee de accu omlaag wordt gehouden. Verwijder de bevestigingen en bewaar alle onderdelen. 6. Verwijder de accu uit de accuhouder. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen. Gebruik een tissue om de accu en de accubak schoon te maken. Als de accupolen zijn geoxideerd, moet u deze schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout.
Onderhoud aandrijfsysteem U kunt de accu het best bijvullen met gedistilleerd water voordat u de machine gaat gebruiken. Het water vermengt zich dan goed met het accuzuur. 1. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue. Neutraalstand controleren en afstellen 2. Verwijder de vuldoppen van de accu en giet langzaam gedistilleerd water in elke cel totdat het peil tot aan de Vol-streep staat. Plaats de vuldoppen terug.
Ophanging instellen 5. Trek aan beide kabels van het schakelmechanisme en zorg ervoor dat er een ruimte van 0,76 mm tot 1,5 mm tussen de moer/ring en de beugel van de neutraalstand is (Figuur 36). Als er geen ruimte is, pas dan de moeren aan totdat er voldoende ruimte van 0,76 mm tot 1,5 mm ontstaat. Figuur 36 1. Beugel van de neutraalstand 2. Omhoogtrekken Figuur 37 4. Ruimte van 0,76 mm tot 1,5 mm 5. Fout, aanpassen tot er een ruimte van 0,76 mm tot 1,5 mm ontstaat 1. Schokdemper 2. Kraag 6.
G009235 1 2 2 3 Figuur 38 1. Hart-op-hart-afstand – achterkant wielen 2. Hart-op-hart-afstand – voorkant wielen 3. Middellijn van as 1 Figuur 40 1. Kap 2. Als de afstand buiten het gespecificeerde bereik valt (zie de maten en parameters bij het begin van deze procedure), moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de spoorstangen losdraaien (Figuur 39). 2. Bouten 4. Reinig de binnenkant van de kap en het binnenwerk van de koppeling grondig met perslucht.
Onderhoud koelsysteem Omgeving van motorkoeling reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Reinig het roterende scherm, de koelribben en de buitenkant van de motor om de 100 bedrijfsuren of vaker als u het voertuig in buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden gebruikt. Figuur 41 1. Aftapplug 2.
Onderhouden remmen De remmen controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van het voertuig. Zoals alle veiligheidsvoorzieningen moeten de remmen regelmatig grondig worden gecontroleerd om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt. De volgende controles moeten om de 100 bedrijfsuren worden uitgevoerd. Figuur 43 1.
Onderhoud riemen Om de 200 bedrijfsuren 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op Off en verwijder het sleuteltje uit het contact. Onderhoud van de drijfriem Drijfriem controleren 2. Draai de ankerbout van de dynamo van de starter los (Figuur 46).
Reiniging Stalling 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing. Het voertuig wassen Het voertuig moet worden gewassen als dit nodig is. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel.
G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Belangrijk: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren. 9. Verwijder de bougies en controleer de toestand ervan; zie Bougies vervangen in het hoofdstuk Motoronderhoud onder Onderhoud. 10. Laat de bougies uit de motor en giet twee eetlepels motorolie in de bougie-opening. 11.
PK R 3 4 44 Y G009199 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 45
Opmerkingen: 46
Opmerkingen: 47
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.