Form No. 3356-931 Rev A Workman® 2110 Bedrijfsvoertuig Modelnr.: 07277—Serienr. 270000001 og højere Modelnr.: 07277TC—Serienr. 270000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. CALIFORNIË Proposition 65 De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Procedures voorafgaande aan onderhoud ................................ 32 Onderhoud van het voertuig in bijzondere omstandigheden ................ 32 Het voertuig opkrikken...................... 32 Smering..................................................... 33 Smeren.............................................. 33 Onderhoud motor..................................... 33 Onderhoud van het luchtfilter ............ 33 Motorolie verversen/oliepeil controleren........................
Veiligheid Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar — “instructie voor persoonlijke veiligheid.” Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Draag altijd stevige schoenen. Draag geen sandalen, tennisschoenen of gymschoenen als u het voertuig gebruikt. Draag geen losse kleding of sieraden die kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen en lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein.
Opmerking: Als het voertuig op een helling staat, moet u de wielen blokkeren nadat u het voertuig hebt verlaten. – Als u de lading stort, mag u niemand achter het voertuig laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt. Als u de grendels van de achterlaadklep losmaakt, moet u naast de laadbak staan, niet daarachter. Remmen • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien.
Gebruik op hellingen een lading vervoert die gemakkelijk schuift (vloeistoffen, rotsblokken, zand, enz.). • Stop niet op een helling, zeker niet als u een lading vervoert. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Als u het voertuig tot stilstand moet brengen, mag u de snelheid niet te abrupt verminderen, omdat dan de kans bestaat dat het voertuig omslaat of gaat rollen. Trap niet te abrupt op het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat het voertuig dan kan omslaan.
voor het maximum gewicht; voor het maximale gewicht, zie Specificaties in Algemeen overzicht van de machine, blz. 19. Het draagvermogen geldt uitsluitend voor vlak terrein. De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken. • Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt om te voorkomen dat het voertuig omkiept of omslaat. – Houd handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.
• Om het risico van brand te verminderen, moet u de omgeving van de motor vrij van overtollig vet, gras, bladeren en aangekoekt vuil houden. • Controleer nooit met een open vuur het peil van de brandstof of het accuzuur, of een lekkage. • Als u de motor moet laten lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de motor en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 107-0699 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Kans op botsing — Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Kans op vallen — Vervoer geen passagiers in de laadbak. Kans op vallen — Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
99-7345 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden — Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 3. Risico om gegrepen te worden, riem — Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 4. Ledematen kunnen bekneld raken, laadbak — Ondersteun de laadbak met de steunstang. 99-7954 1. 2. 3. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Kans op vallen — Vervoer geen passagiers in de laadbak.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Stap Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Wielset 4 De wielen monteren (uitsluitend Model 07277TC). 2 Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren (uitsluitend Model 07277TC). 3 Bumper 1 De bumper monteren (uitsluitend Model 07277TC). 4 Stoel 2 De stoelen monteren (uitsluitend Model 07277TC). 5 Trekhaak 1 De trekhaak monteren (uitsluitend Model 07277TC).
1 2 De wielen monteren Stuurwiel monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 4 1 Wielset Stuurwiel Procedure Procedure Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. 1. Maak de bevestigingen los waarmee de wielen zijn vastgezet. 1. Verwijder de moer en de ring van de stuuras. 2. Schuif het stuurwiel en de ring op de as.
3 4 Bumper monteren De stoelen monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Bumper 2 Stoel Procedure Procedure Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. 1. Verwijder de 2 bouten, ringen en moeren aan de voorkant van het frame. Schuif de stoelbeugel in de opening in het onderste deel van de stoel en draai de stoel omlaag (Figuur 6). 2.
5 6 Trekhaak monteren De laadbak monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 1 1 1 4 1 1 Trekhaak Procedure Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. Laadbak Draaibeugel, rechts Draaibeugel, links Flensschroef (3/8 x 1 inch) Bout (5/16 x 3/4 inch) Flensmoer (5/16 inch) 1. Verwijder de 4 bouten en moeren achter aan de binnenkant van het frame. Procedure 2. Houd de trekhaak recht voor de montageopeningen in het frame.
7 De accu in gebruik nemen Geen onderdelen vereist Procedure Geen Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. Figuur 9 1. Laadbak 2. Draaibeugel 3. Montagegat van laadbak Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen. Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1.260 moet u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 4.
gewicht van 79-102 kg heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Opmerking: De bestuurder moet naar de meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten terwijl de rijhoogte wordt gemeten. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Figuur 12 1. Contramoer 2. Spoorstang 3. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien. 4. Draai de contramoeren van de spoorstang weer vast als de afstelling correct is. 5. Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen volledig kan uitslaan.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 13 1. Stuurwiel 2. Schakelhendel 3. 4. Parkeerrem Brandstoftankdop 5. Laadbak 6. Sleeplip 7. Ontsluithendel van laadbak Bedieningsorganen Gaspedaal Het gaspedaal (Figuur 14) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te regelen. Als u het pedaal intrapt, start u de motor. Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid van het voertuig en slaat de motor af.
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van het voertuig minder dan 25 mm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd. Figuur 16 Parkeerrem 1. Choke De parkeerrem bevindt zich tussen de stoelen (Figuur 15). Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging komt.
Urenteller Handgrepen voor passagier De urenteller (Figuur 17) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als het gaspedaal wordt ingetrapt. De handgrepen voor de passagier bevinden zich rechts van het instrumentenpaneel en op de buitenkant van elke stoel (Figuur 19). Oliedruklampje Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat de oliedruk in de motor beneden een veilig niveau daalt (Figuur 17).
Specicaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 476 kg (droog) Nominale inhoud (op een horizontaal oppervlak) Totaalgewicht 749 kg, inclusief bestuurder 90,7 kg en passagier 90,7 kg, lading, koppelgewicht van aanhangwagen, maximaal toelaatbaar totaalgewicht van aanhangwagen, accessoires en werktuigen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op horizontaal oppervlak) 1.
Gebruiksaanwijzing Motoroliepeil controleren Opmerking: Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. Veiligheid staat voorop 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
Bandenspanning controleren In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. De luchtdruk in de voor- en achterbanden moet liggen tussen 55-103 kPa (8-22 psi). • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen.
In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Figuur 21 1. Dop van brandstoftank 3. Verwijder de dop van de brandstoftank. 4. Vul de benzinetank tot ongeveer 2,5 cm vanaf de bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis). De ruimte in de tank geeft de benzine de kans om uit te zetten.
Opmerking: Als de motor koud is, moet u het gaspedaal intrappen en ongeveer half ingetrapt houden en de chokeknop uittrekken en op AAN zetten. Zet de chokeknop op UIT als de motor warm is. Belangrijk: Probeer de motor niet te starten door het voertuig aan te duwen of te slepen. Figuur 23 Het voertuig tot stilstand brengen 1. Hendel Om het voertuig tot stilstand te brengen, haalt u uw voet van het gaspedaal en trapt u het rempedaal langzaam in. 2.
Een nieuw voertuig inrijden Om ervoor te zorgen dat het voertuig goede prestaties levert en een lange levensduur heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de volgende richtlijnen in acht nemen. • Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een onderdeel van het voertuig oververhit raakt. Figuur 25 1. Sluiting 2. Moer 3. • Na een koude start moet u de motor ongeveer 15 seconden warm laten worden, voordat u optrekt.
Materiaal Maximaal laadvermogen (op een horizontaal oppervlak) Grind, droog 3/4 vol (ongeveer) Grind, nat 1/2 vol (ongeveer) Zand, droog 3/4 vol Zand, nat 1/2 vol Hout Vol Schors Vol Aarde, samengedrukt Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep het voertuig nooit sneller dan 8 km per uur. Het voertuig moet worden gesleept door twee personen.
voor dat 60 % van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt. Hierdoor komt ongeveer 10 % van het totale gewicht van de aanhangwagen op de trekhaak van het voertuig. De maximale lading mag niet zwaarder zijn dan 567 kg, inclusief het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de aanhangwagen en het tonggewicht. Als bijvoorbeeld het maximaal toelaatbare gewicht van de aanhangwagen 181,5 kg en het tonggewicht 23 kg is, mag het gewicht van de lading maximaal 181,5 kg zijn.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Motorolie verversen. • De conditie en de spanning van de drijfriem controleren. • De spanning van de riem van de dynamo van de starter controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Toespoor van voorwielen en voorwielophanging controleren Bij elk gebruik of dagelijks • • • • Motoroliepeil controleren.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Het motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtlter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
De bak moet worden opgehaald voordat sommige routine-onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Een opgehaalde bak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die zich daaronder bevinden. • Gebruik altijd de steun om de bak omhoog te houden voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. • Verwijder de lading uit de bak, voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Procedures voorafgaande aan onderhoud Een opgekrikt voertuig kan wankel staan.
Figuur 32 Figuur 30 Onderhoud motor 1. Kriksteunpunten aan de achterkant Onderhoud van het luchtlter Smering Controleer het luchtfilterhuis op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of één keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Smeer vaker als het voertuig in zware omstandigheden wordt gebruikt.
spuitmond van de luchtslang minstens 51 mm van het filter en beweeg de spuitmond op en neer terwijl u het filterelement ronddraait. Belangrijk: Om beschadiging van het filterelement te voorkomen, mag de luchtdruk niet hoger zijn dan 689 kPa (100 psi). 2. Inspecteer het filterelement op gaten en scheuren door het filter tegen een felle lichtbron te houden en er doorheen te kijken. Figuur 33 1. Sluitingen van het luchtlter 2. Deksel 3.
Type olie: Reinigingsolie (API onderhoudsclassificatie SF, SG, SH, SJ of hoger) Carterinhoud: 1,4 liter als het filter wordt vervangen. Viscositeit: Zie onderstaande tabel Figuur 35 1. Aftapplug motorolie 2. Motorolielter 6. Giet olie in de vulopening totdat het peil de Vol-markering op de peilstok heeft bereikt. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. 7. Plaats de vuldop en de peilstok weer stevig op hun plaats.
Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: De bougies hebben meestal een lange levensduur. U moet de bougies echter uitnemen en controleren als de motor slecht functioneert. Brandstoeidingen en -verbindingen controleren 1. Maak de omgeving van de bougies schoon zodat er geen ongerechtigheden in de cilinder kunnen terechtkomen als u de bougie verwijdert. Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Ontstekingsinstallatie 10 A Verlichting 10 A Aansluitpunt de koplamp totdat de afdichting stevig op zijn plaats zit. 6. Bevestig de koplamp aan de kabelboom met behulp van de schroeven die u eerder hebt losgedraaid. 10 A (15 A max.) 7. Houd de inkeping op de buitenkant van de afdichting voor de inkeping op de kap. Druk de koplamp met de afdichting in de kap totdat deze stevig op zijn plaats zit.
rubberen kapje over de pluspool van de accu heen. 3. Plaats de accuhouder terug om de accu vast te zetten op de basis. Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan het voertuig en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten.
Accu opladen zetten. Om ervoor te zorgen dat de schakelhendel de transaxle naar behoren in de neutraalstand zet, moet u de volgende stappen uitvoeren: Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1.260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C. 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 2. Zet de beugel van de neutraalstand in de neutraalstand (horizontaal) door de aandrijfkoppeling te draaien (Figuur 40).
Opmerking: De bestuurder moet naar de meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten terwijl de rijhoogte wordt gemeten. • Meet de rijhoogte op een vlakke ondergrond vanaf de onderkant van de voorste tong tot de grond. 1. Krik het vooreinde van het voertuig op van de grond; zie Het voertuig opkrikken in Procedures voorafgaande aan onderhoud, blz. 32. Figuur 41 1. Beugel van de neutraalstand 2. Omhoogtrekken 3. Kabelhuls 4. 5. Verkeerd, u moet de moer aandraaien Correcte afstelling 2.
Toespoor voorwielen afstellen Opmerking: De A-armen zijn vervaardigd van rubber en hebben verschillende veerconstanten. Wegens de verschillende veerconstanten worden de A-armen in de fabriek afgesteld op basis van de desbetreffende veerconstante. Gewoonlijk worden de stelbouten geplaatst in gatnummer 2, 3 of 4 (Figuur 43) en zij kunnen aan de linkerkant (de kant van de bestuurder) anders zijn geplaatst dan aan de rechterkant (kant van de passagier).
2. Hef de laadbak op en vergrendel deze. 3. Verwijder de drie bouten waarmee de kap is bevestigd, en haal deze weg (Figuur 46). Figuur 46 1. Deksel Figuur 44 1. Hart-op-hart-afstand – achterkant wielen 2. Hart-op-hart-afstand – voorkant wielen 3. Middellijn van as 4. Spanklem 5. Afstand middellijn van as 6. 15 cm liniaal 2. Bouten 4. Reinig de binnenkant van de kap en het binnenwerk van de koppeling grondig met perslucht. 3.
Transaxle-olie verversen Controleer nogmaals het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Ververs de transaxle-olie om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Onderhoud koelsysteem 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Remvloeistofpeil controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. U moet echter het peil controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact. Figuur 51 1. Parkeerremhendel 2. Knop 2. Kijk aan de zijkant van het reservoir.
Figuur 52 1. Drijfriem 2. Primaire koppeling 3. Secundaire koppeling Figuur 53 1. Drijfriem vervangen Ankerbout van de generator 2. Rijtuigschroef voor afstelling 3. Plaats een rolkoevoet tussen de motorsteun en de starter. Draai de moer op de rijtuigschroef voor de afstelling los (Figuur 53). 1. Laat de drijfriem over de secundaire koppeling ronddraaien (Figuur 52). 2. Verwijder de riem van de primaire koppeling (Figuur 52). 4.
Stalling C. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en laat de benzine uit de tank lopen. D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. E. Choke de motor. F. Start de motor totdat deze niet meer start. G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service Dealer. 16. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. 17. Verwijder het contactsleuteltje en bewaar dit op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen. 18. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
(-) (+) Elektrisch schema (Rev.
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Toro en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.