Form No. 3355–282 Rev A Workman) 3200 & 4200 Bedrijfsvoertuig met vloeistofgekoelde benzinemotor Modelnr. 07360 – Serienr. 260000001 en hoger Modelnr. 07361 – Serienr. 260000001 en hoger Modelnr. 07361TC – Serienr. 260000001 en hoger Modelnr. 07365 – Serienr.
Waarschuwing Vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Carteroliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het koelsysteem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren . . . . De olie van het voordifferentieel controleren . . . . Torsie van wielmoeren controleren . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .
Riemen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gaspedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen . . . . Hydraulische filter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . Hydraulische zeef reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Olie in voordifferentieel verversen . . . . . . . . . . . . De bougies vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rempedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening Vóór het gebruik • U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen. U kunt een nieuwe handleiding onder vermelding van het volledige modelnummer en serienummer bestellen bij: The Toro Company, 8111 Lyndale Avenue South, Minneapolis, Minnesota 55420. Waarschuwing De WORKMAN is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg. • Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
• Benzine is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat. – Controleer of de hydraulische hefhendel in de middelste stand staat. – Gebruik een goedgekeurde benzinecontainer. – Houd uw voet van het gaspedaal. – Verwijder nooit de dop van de brandstoftank wanneer de motor loopt of heet is. – Draai het contactsleuteltje op START. • Let goed op als u het voertuig gebruikt.
Onderhoud – Houd alle omstanders op een afstand. Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter het voertuig bevindt. Rij langzaam achteruit. • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt gestart.
Geluidsdruk • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van TORO aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan dit voertuig die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van het voertuig, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
93-9879 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 93-9850 1. Verricht geen reparatie- of onderhoudswerkzaamheden – Lees de Gebruikershandleiding. 93-8071 1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 93-9449 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Smeer deze punten om de 100 bedrijfsuren. 93-9447 1.
106-2352 1. Waarschuwing – Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 2. Voorgloeien – Gloeibougie (uitsluitend bij dieselmotor) 3. Koplampen 7. Accu – Lage spanning (uitsluitend bij vloeistofgekoelde motor) 8. Temperatuurpeil (uitsluitend bij vloeistofgekoelde motor) 4. Motor – Te lage oliedruk 5. Motor – Indicatielampje van gloeibougie (uitsluitend bij dieselmotor) 6. Claxon 106-2353 9. Urenteller 10. Uit 11. Aan 106-2355 1. Elektriciteit 1. Langzaam naar snel 9 2.
6-2377 1. 2. 3. 4. 5. Vergrendeld Differentieelgrendel Ontgrendeld Hydraulische vergrendeling Inschakelen 9. Risico om gegrepen te worden, as – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig. 10. Hydrauliek naar binnen trekken 6. Aftakas 7. Uitschakelen 8. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 11. Hydrauliek naar buiten schuiven 12. Transmissie – Hoog toerental 13. Transmissie – Laag toerental 110-2599 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2.
106-7894 1. Motor – Starten 2. Ontsteking 3. Koplampen 4. Aansluitpunt 106-7767 98-9335 1. 2. 3. 4. 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Voorkom dat het voertuig omslaat. Doe de veiligheidsgordel om. Ga tegenhangen in de tegenovergestelde richting waarin het voertuig kantelt. 93-9899 1. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 106-7888 1.
106-7900 Uitsluitend voor model 07360 106-7898 Uitsluitend voor model 07365 1. De maximale lading mag niet meer dan 1150 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 664 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1814 kg is. 1. De maximale lading mag niet meer dan 953 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 953 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1905 kg is. 106-7896 Uitsluitend voor modellen 07361 en 07361 TC Symbolen op accu 1.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Algemene specificaties Type Tweepersoonsvoertuig, vierwieler, bestuurdersplaats op de voorkant, doorstapmodel. Gecertificeerd overeenkomstig SAE J2258. Motor Daihatsu vloeistofgekoelde, uitgebalanceerde driecilinder benzinemotor, met vermogen van 31 pk; afgeregeld op een toerental van 3650 tpm met een mechanische regelhendel. 952 cc inhoud. Druksmeringpomp met tandwielendrijfwerk.
Kuipstoelen met veiligheidsgordels en heupsteunen. De stoelen kunnen naar wens ongeveer 18 cm naar voren en naar achteren worden versteld. Stoel Gaspedaal, koppeling en rempedalen. Schakelhendel, differentieelgrendel, parkeerrem, schakelhendel voor Hoog-Laag-bereik, hydraulische hefhendel en hendel voor stuurverstelling. Contactschakelaar, lichtschakelaar, claxonknop en 3e/Hoog-vergrendelschakelaar.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Beschrijving Hoeveelheid Achterspatscherm 2 Tapbout, 3/8–16 x 1–1/4 inch 10 Borgmoer, 3/8 2 Steunplaat 2 Wielmoer 10 Voorwiel 2 Wielmoer 10 Achterwiel 2 Stuurwiel 1 Schuimrubber afdichting 1 Ring 1 Moer 1 Dop 1 Voorspatscherm 2 Zeskantige inbusbout, #10 x 3/4 inch 10 Ring, 0,210 I.
Stuurwiel monteren 3. Zet de achterkant van beide beugels van het achterlicht vast aan de achterkant van de beugels van het frame met een 5/16 x 1 inch tapbout, een 0,344 inch I. D. platte ring en een borgmoer, zoals is aangegeven op Figuur 1. 1. Verwijder de contramoer van de stuuras. Schuif de schuimrubber afdichting, het stuurwiel en de ring op de stuuras. 2. Bevestig het stuurwiel aan de as met de contramoer en draai deze aan met een torsie van 14–20 Nm. 3. Monteer de dop op het stuurwiel.
Rolbeugel monteren Gevaar 1. Steek beide kanten van de omkiepbeveiliging in de bevestigingsbeugels aan weerszijden van het frame van het voertuig en plaats de omkiepbeveiliging zoals wordt aangegeven op Figuur 6. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
Verwijdering van complete laadbak 5. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accuklemmen. 1. Start de motor. Laat de laadbak met behulp van de hydraulische hefhendel zakken totdat de cilinders los in de sleuven zitten. Laat de hefhendel los en zet de motor af. 2. Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de gaffelpennen van de cilinderstang (Fig. 9). 2 1 5 1 6 Figuur 8 1. Pluskabel (+) 2. Bevestigingsplaatje 6. Verwijder de vuldoppen.
Plaats de complete laadbak. Opmerking: Als de zijkanten van de laadbak worden gemonteerd op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op het voertuig wordt geplaatst. 2 Opmerking: Zorg ervoor dat de achterste draaiplaten zijn bevestigd aan het frame van de laadbak/balk zodat het achterste uiteinde naar achteren draait (Fig. 10). 3 1 3 1 Figuur 11 1. Afstandsbeugel 2. Stootblok 3. Rijtuigschroef 4 1. De hefcilinders moeten volledig zijn teruggetrokken. 2 2.
Vóór het gebruik 3. De motor gebruikt hoogwaardige reinigingsolie, waaraan het American Petroleum Institute (-API-) “onderhoudsclassificatie” SH of hoger heeft verleend. Kies olie met de juiste viscositeit overeenkomstig de tabel op Figuur 13. Voorzichtig Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Belangrijk Als u motorolie bijvult, moet u ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen de vulinrichting en de vulopening in het klepdeksel, zoals is aangegeven in Figuur 15. Hierdoor kan er tijdens het vullen lucht ontsnappen, zodat de olie niet overloopt en in de ontluchtingsinrichting terechtkomt. Indien u zich niet aan deze procedure houdt, kan de motor ernstige schade oplopen. 2. Verwijder de dop van de brandstoftank.
Het koelsysteem controleren Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter. Het reservoir van de transaxle is gevuld met Dexron II1 ATF. U moet echter het peil controleren voordat u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. De inhoud van het systeem is 7,1 liter. Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat.
De olie van het voordifferentieel controleren Torsie van wielmoeren controleren Uitsluitend bij vierwielaandrijving Waarschuwing Het differentieel is gevuld met 10W30 olie. Controleer het oliepeil om de 100 bedrijfsuren of elke maand. De inhoud van het systeem is 0,95 liter. Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. 1.
De remvloeistof controleren Spanning van ventilatorriem controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. U moet echter het peil controleren voordat u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. Controleer de riem op slijtage, scheurtjes of verkeerde spanning. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N.
Gebruiksaanwijzing Rempedaal Met het rempedaal (Fig. 22) kunt u de serviceremmen inschakelen om het voertuig tot stilstand te brengen of de snelheid te verminderen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Voorzichtig Bedieningsorganen Gaspedaal Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Differentieelgrendel Vergrendeling hydraulische hefinrichting Hiermee kan de achteras worden vergrendeld om de tractie te verbeteren. De differentieelgrendel (Fig. 23) kan in werking worden gesteld terwijl het voertuig in beweging is. Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de grendel in te schakelen. Vergrendelt de hefhendel, zodat de hydraulische cilinders niet werken wanneer het voertuig niet is voorzien van een laadbak (Fig. 23).
Meter en indicatielampje voor temperatuur van koelvloeistof 2 1 1 Geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan. Werkt alleen wanneer het contactsleuteltje in de Aan-stand staat (Fig. 24). Het indicatielampje gaat branden als de motor te heet wordt. 3 1 Laadindicator Gaat branden als de accu leeg is. Als het lichtje gaat branden tijdens het gebruik, stop dan het voertuig, zet de motor af en zoek naar een mogelijke oorzaak, zoals bijvoorbeeld de riem van de wisselstroomdynamo (Fig. 24).
Lichtschakelaar Toerenteller Tuimelschakelaar (Fig. 25) om de koplampen te ontsteken. Indrukken om de lampen te laten branden Optie (Fig. 25). Claxonknop Oliedruklampje Druk op de knop om te claxonneren (Fig. 25). Dit lampje licht op (Fig. 25) als de motoroliedruk gevaarlijk laag is wanneer de motor loopt. Wanneer het lampje knippert of AAN blijft, stop dan het voertuig, zet de motor af en controleer het oliepeil.
Controle vóór het gebruik 6. Steek het sleuteltje in het contact en draai dit naar rechts om de motor te starten. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Een veilig gebruik begint al voordat u met het voertuig gaat werken.U moet deze controles elke keer weer uitvoeren: Belangrijk Om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt, mag u de startmotor niet langer dan 15 seconden in werking stellen.
Het voertuig tot stilstand brengen Veiligheidssysteem controleren Om het voertuig tot stilstand te brengen haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal in en vervolgens ook het rempedaal. Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor niet aanslaat of start, tenzij het koppelingspedaal is ingetrapt. Controle of de interlockschakelaar van de koppeling functioneert: De motor afzetten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking.
Gebruikseigenschappen Een van de hoofdregels is: verminder uw snelheid op onbekend terrein. Het is verbazingwekkend hoeveel schade en letsel gewone dingen kunnen veroorzaken. Takken, hekken, draden, andere voertuigen, boomstronken, greppels, zandkuilen, beekjes en andere objecten die te vinden zijn in de meeste parken en golfbanen, kunnen gevaar opleveren voor bestuurder en passagier. Het voertuig is ontwikkeld met het oog op veiligheid. Het heeft vier wielen voor extra stabiliteit.
De remeigenschappen van het voertuig zijn ook anders zonder laadbak of werktuig. Als het voertuig snel tot stilstand wordt gebracht, kunnen de achterwielen blokkeren voordat de voorwielen blokkeren: dit kan invloed hebben op de controle over het voertuig. Het is verstandig om langzamer te rijden zonder laadbak of werktuig. Passagiers mogen nooit worden vervoerd in de kiepbak of op andere werktuigen. Het voertuig is geschikt voor maximaal één bestuurder en één passagier.
Hellingen • De achterbanden verzwaren met vloeibare ballast (calciumchloride). • De tractie zal verbeteren als er geen passagier in de voorste stoel zit. Waarschuwing Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Laden en storten • Gebruik het voertuig niet op steile hellingen. • Als de motor afslaat of het voertuig vaart verliest op een helling, mag u nooit proberen het voertuig te draaien.
Als u de lading te veel aan één kant van de laadbak plaatst, vergroot dit sterk de kans dat het voertuig omslaat naar die kant. Dit gaat vooral op als de lading zich aan de buitenste zijde bevindt bij het maken van een bocht. Waarschuwing Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig letsel veroorzaken. Plaats nooit zware ladingen achter de achteras.
Transport van het voertuig Een aanhangwagen trekken Om het voertuig over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig stevig is bevestigd aan de aanhanger. Zie Figuren 30 en 31 voor de plaats van de bevestigingspunten. De Workman kan aanhangwagens en werktuigen trekken die zwaarder zijn dan het voertuig zelf. Er zijn verschillende typen trekhaken verkrijgbaar voor de Workman, afhankelijk van de werkzaamheden waarvoor u het voertuig gebruikt.
Hydraulische bediening waardoor kracht wordt overgebracht op de achterste trekhaak. Als u de hendel loslaat, houdt deze de tegendruk op de trekhaak. De hydraulische bediening levert “live” hydraulisch vermogen vanuit de voertuigpomp als de motor loopt. Deze kracht kan worden benut via de snelkoppelingen aan de achterkant van het voertuig.
Bediening snelkoppeling Storingen in de hydraulische bediening verhelpen: Aansluiting • Problemen bij het aansluiten of losmaken van de snelkoppelingen. Belangrijk Maak de snelkoppelingen schoon alvorens ze aan te sluiten. Vuile snelkoppelingen kunnen het hydraulische systeem verontreinigen. • Druk niet opgeheven (snelkoppeling nog steeds onder druk). Trek de borgring op de koppeling naar achteren. • De stuurbekrachtiging gaat stroef.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Onderhoudsschema Lagers en lagerbussen smeren Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als het voertuig in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren smeren. Er moet vaker gesmeerd worden als het voertuig wordt gebruikt in zware omstandigheden.
Figuur 37 Figuur 34 Figuur 38 Figuur 35 Figuur 36 39
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Na de eerste 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Afstelling van de kabels controleren. • Wielmoeren aandraaien. • Transaxlefilter vervangen. • Motorolie verversen en brandstoffilter vervangen. Om de 50 bedrijfsuren • Peil van accuvloeistof controleren. • Aansluitingen van de accukabels controleren. • Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. Om de 100 bedrijfsuren • • • • • Vet in alle smeernippels spuiten.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van servicerem en parkeerrem controleren. Brandstofpeil controleren. Werking van het gaspedaal controleren. Werking van de koppeling en de schakelhendel controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Gebruik in zware omstandigheden Waarschuwing Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
1. U mag het voertuig nooit starten als het voertuig is opgekrikt, want door de trilling van de motor of de beweging van de wielen kan het voertuig van de krik afglijden. 3. Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Fig. 40). 2. Werk nooit onder het voertuig zonder dat het wordt ondersteund door kriksteunen.
Onderhoud van het luchtfilter 7. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar beneden gericht – in een positie tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. 1. Trek de vergrendeling naar buiten en draai het luchtfilterdeksel linksom. Haal het deksel los van het luchtfilterhuis. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel. 8. Maak de sluitingen van het luchtfilterdeksel vast. Stel de indicator opnieuw in als deze rood is.
Brandstofsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem van de motor Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de motor en de radiator. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. Brandstoffilters 2.
5. Draai het aftapkraantje aan de onderkant van de radiator open en laat de koelvloeistof in een opvangbak lopen. Als er geen koelvloeistof meer naar buiten stroomt, draai u het aftapkraantje dicht. Voorzichtig Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. 6. Open de ontluchtschroef boven op de waterpomp (Fig. 50). • Verwijder de radiatordop nooit als de motor loopt.
Riemen afstellen Ventilatorriem De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. Controleer de riem op slijtage, scheurtjes of verkeerde spanning. Belangrijk Een verkeerde riemspanning kan ertoe leiden dat het meer moeite kost om het voertuig te besturen. 1.
Gaspedaal afstellen Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. U moet om de 800 bedrijfsuren de transaxle-olie/hydraulische vloeistof verversen, het filter vervangen en de zeef schoonmaken. 2. Stel de kogelverbinding op de gaskabel (Fig.
Hydraulische filter vervangen Hydraulische zeef reinigen Als u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u het hydraulische filter na de eerste 10 bedrijfsuren vervangen; daarna moet u het filter om de 800 bedrijfsuren vervangen. Reinig de hydraulische zeef om de 800 bedrijfsuren. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Olie in voordifferentieel verversen De bougies vervangen Vervang de bougies om de 400 bedrijfsuren. Dit zorgt ervoor dat de motor goede prestaties levert en het niveau van de uitlaatemissie wordt beperkt. Uitsluitend bij vierwielaandrijving Ververs de olie in het voordifferentieel om de 800 uur. De correcte bougie is een Champion RN 14YC of NGK BPR 4ES. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Rempedaal afstellen Koppelingspedaal afstellen Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. De kap op de voorkant kan worden verwijderd om de afstelling te vergemakkelijken. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Opmerking: De koppelingskabel kan worden afgesteld bij het koppelingshuis of bij het draaipunt van het koppelingspedaal. De kap op de voorkant kan worden verwijderd zodat u gemakkelijk bij het draaipunt van het koppelingspedaal kunt komen. 1.
Parkeerrem afstellen 4. Draai de contramoeren weer vast nadat u het pedaal heeft afgesteld. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 5. Controleer nogmaals of de afstand 95 mm ± 3 mm is, nadat de contramoeren zijn vastgedraaid, ten behoeve van een goede afstelling. Indien nodig opnieuw afstellen. 1. Verwijder de rubberen handgreep van de parkeerremhendel (Fig. 66) 6. Maak de contraveer weer vast aan de versnellingspook.
Kabels van schakelmechanisme afstellen Kabel van differentieelgrendel afstellen Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand 1. Zet de hendel van de differentieelgrendel op Uit. 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. 2.
Toespoor voorwiel • Controleer de afstand om er zeker van te zijn dat de wielen in gelijke mate naar rechts en naar links draaien. Als dit niet het geval is, raadpleeg dan de Onderhoudshandleiding van de Workman voor de afstellingsprocedure. Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de voorwielen worden gecontroleerd. 1. Meet de afstand hart-tot-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
Hydraulische systeem inschakelen met behulp van opstartslangen 1 Voorzichtig Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Werk nooit onder een opgehaalde bak zonder dat u de laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de volledige uitgetrokken cilinderstang. 1 2 Figuur 74 1.
Zekeringen Procedure voor starten met een startkabel De zekeringen van het elektrische systeem van het voertuig bevinden zich midden onder het dashboard. Waarschuwing Starten met een startkabel kan gevaarlijk zijn. Om lichamelijk letsel of schade aan de elektrische onderdelen van het voertuig te voorkomen, moet u de volgende waarschuwingen in acht nemen. • Start het voertuig niet met behulp van een startkabel met spanningsbronnen van meer dan 15 V DC.
Opslag van de accu Accu-onderhoud Als u het voertuig langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1.
Hydraulisch schema 58
Elektrisch schema 59
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro–producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro–product (hierna: het “Product”) gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten* is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.