Form No. 3355–297 Rev A Workman) 3300–D & 4300–D Bedrijfsvoertuig met vloeistofgekoelde dieselmotor Modelnr. 07362 – Serienr. 260000001 en hoger Modelnr. 07362TC – Serienr. 260000001 en hoger Modelnr. 07364 – Serienr. 260000001 en hoger Modelnr. 07364TC – Serienr.
Waarschuwing Vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Carteroliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het koelsysteem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren . . . . De olie van het voordifferentieel controleren . . . . Torsie van wielmoeren controleren . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .
Riemen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cilinderkopbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Speling van motorklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gaspedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen . . . . Hydraulische filter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . Hydraulische zeef reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Olie in voordifferentieel verversen . . . . . . . . .
Veilige bediening Vóór het gebruik • U mag het voertuig pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen. U kunt een nieuwe handleiding onder vermelding van het volledige modelnummer en serienummer bestellen bij: The Toro Company, 8111 Lyndale Avenue South, Minneapolis, Minnesota 55420. Waarschuwing De WORKMAN is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg. • Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
• Dieselbrandstof is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat. – Controleer of de hydraulische hefhendel in de middelste stand staat. – Gebruik een goedgekeurde brandstofcontainer. – Zet de schakelhendel in de NEUTRAALstand en trap het koppelingspedaal in. – Verwijder nooit de dop van de brandstoftank wanneer de motor loopt of heet is. – Houd uw voet van het gaspedaal. – Rook nooit als u omgaat met brandstof.
Onderhoud – Passeer een voertuig dat in dezelfde richting rijdt, nooit op een kruising, een onoverzichtelijk punt of andere gevaarlijke plaatsen. • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt gestart.
Geluidsdruk • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging altijd originele onderdelen en accessoires van TORO aanschaffen. Gebruik ter vervanging nooit onderdelen en accessoires van andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan dit voertuig die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van het voertuig, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
93-9879 1. Opgeslagen energie – Lees de Gebruikershandleiding. 93-9850 1. Verricht geen reparatie- of onderhoudswerkzaamheden – Lees de Gebruikershandleiding. 93-8071 1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 93-9449 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Smeer deze punten om de 100 bedrijfsuren. 93-9447 1.
106-2352 1. Waarschuwing – Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 2. Voorgloeien-Gloeibougie (uitsluitend bij dieselmotor) 3. Koplampen 7. Accu – Lage spanning (uitsluitend bij vloeistofgekoelde motor) 8. Temperatuurpeil (uitsluitend bij vloeistofgekoelde motor) 4. Motor – Te lage oliedruk 5. Motor – Indicatielampje van gloeibougie (uitsluitend bij dieselmotor) 6. Claxon 106-2353 9. Urenteller 10. Uit 11. Aan 106-2355 1. Elektriciteit 1. Langzaam naar snel 9 2.
6-2377 1. 2. 3. 4. 5. Vergrendeld Differentieelgrendel Ontgrendeld Hydraulische vergrendeling Inschakelen 9. Risico om gegrepen te worden, as – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig. 10. Hydrauliek naar binnen trekken 6. Aftakas 7. Uitschakelen 8. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 11. Hydrauliek naar buiten schuiven 12. Transmissie – Hoog toerental 13. Transmissie – Laag toerental 110-2599 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2.
106-7896 Voor modellen 07362 en 07362 TC 1. De maximale lading mag niet meer dan 953 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 861 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1814 kg is. 106-7894 1. Motor – Starten 2. Ontsteking 3. Koplampen 4. Aansluitpunt 106-7898 Voor modellen 07364 en 07364 TC 1. De maximale lading mag niet meer dan 953 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 953 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1905 kg is. 98-9335 1.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 93-9899 1. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 106-2384 12 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Algemene specificaties Type Tweepersoonsvoertuig, vierwieler, bestuurdersplaats op de voorkant, doorstapmodel. Gecertificeerd overeenkomstig SAE J2258. Motor Daihatsu vloeistofgekoelde uitgebalanceerde driecilinder dieselmotor. Nominaal vermogen 26,5 pk, afgeregeld op een maximaal toerental van 3650 tpm met een mechanische regelhendel. 952 cc inhoud.
Kuipstoelen met veiligheidsgordels en heupsteunen. De stoelen kunnen naar wens ongeveer 18 cm naar voren en naar achteren worden versteld. Stoel Bedieningsorganen Gaspedaal, koppeling en rempedalen. Schakelhendel, differentieelgrendel, parkeerrem, schakelhendel voor Hoog-Laag-bereik en hydraulische hefhendel. Contactschakelaar, lichtschakelaar, schakelaar van gloeibougie, claxonknop en 3e/Hoog-vergrendelschakelaar.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Beschrijving Hoeveelheid Achterspatscherm 2 Tapbout, 3/8–16 x 1–1/4 inch 10 Borgmoer, 3/8 2 Steunplaat 2 Wielmoer 10 Voorwiel 2 Wielmoer 10 Achterwiel 2 Stuurwiel 1 Schuimrubber afdichting 1 Ring 1 Moer 1 Dop 1 Voorspatscherm 2 Zeskantige inbusbout, #10 x 3/4 inch 10 Ring, ,210 I.
Stuurwiel monteren 3. Zet de achterkant van beide beugels van het achterlicht vast aan de achterkant van de beugels van het frame met een 5/16 x 1 inch tapbout, een 0,344 inch I. D. platte ring en een borgmoer, zoals is aangegeven op Figuur 1. 1. Verwijder de contramoer van de stuuras. Schuif de schuimrubber afdichting, het stuurwiel en de ring op de stuuras. 2. Bevestig het stuurwiel aan de as met de contramoer en draai deze aan met een torsie van 14–20 Nm. 3. Monteer de dop op het stuurwiel.
Rolbeugel monteren Gevaar 1. Steek beide kanten van de omkiepbeveiliging in de bevestigingsbeugels aan weerszijden van het frame van het voertuig en plaats de omkiepbeveiliging zoals wordt aangegeven op Figuur 6. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
Verwijdering van complete laadbak 5. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accuklemmen. 1. Start de motor. Laat de laadbak met behulp van de hydraulische hefhendel zakken totdat de cilinders los in de sleuven zitten. Laat de hefhendel los en zet de motor af. 2. Verwijder de lynchpennen van de uiteinden van de gaffelpennen van de cilinderstang (Fig. 9). 2 5 1 1 6 Figuur 8 1. Pluskabel (+) 2. Bevestigingsplaatje 4 6. Verwijder de vuldoppen.
Plaats de complete laadbak Opmerking: Als de zijkanten van de laadbak worden gemonteerd op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op het voertuig wordt geplaatst. 2 Opmerking: Zorg ervoor dat de achterste draaiplaten zijn bevestigd aan het frame van de laadbak/balk zodat het achterste uiteinde naar achteren draait (Fig. 10). 3 1 3 1 Figuur 11 1. Afstandsbeugel 2. Stootblok 3. Rijtuigschroef 4 1. De hefcilinders moeten volledig zijn teruggetrokken. 2 2.
Vóór het gebruik 4. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop verwijderen en voldoende olie bijvullen totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Voorzichtig 1 Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken.
De brandstoftank vullen Het koelsysteem controleren De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter. De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter. De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met een cetaangetal van minimaal 40. Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil.
Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren 1 Het reservoir van de transaxle is gevuld met Dexron II1 ATF. U moet echter het peil controleren voordat u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. De inhoud van het systeem is 7,1 liter. 2 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Maak de omgeving van de peilstok schoon. 3 3. Schroef de peilstok uit de bovenkant van de transaxle en veeg deze af met een schone doek. Figuur 19 1.
De remvloeistof controleren Spanning van ventilatorriem controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. U moet echter het peil controleren voordat u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. Controleer alle riemen op slijtage, scheurtjes of verkeerde spanning. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N.
Gebruiksaanwijzing Rempedaal Met het rempedaal (Fig. 22) kunt u de serviceremmen inschakelen om het voertuig tot stilstand te brengen of de snelheid te verminderen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Voorzichtig Bedieningsorganen Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Differentieelgrendel Hydraulische hefinrichting Hiermee kan de achteras worden vergrendeld om de tractie te verbeteren. De differentieelgrendel (Fig. 23) kan in werking worden gesteld terwijl het voertuig in beweging is. Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de grendel in te schakelen. Hiermee kunt u de bak opheffen en neerlaten. Beweeg deze naar achteren om de bak op te heffen, naar voren om de bak neer te laten (Fig. 23).
Meter en indicatielampje voor temperatuur van koelvloeistof 2 1 1 Geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan. Werkt alleen wanneer het contactsleuteltje op AAN staat (Fig. 24). Het indicatielampje gaat branden als de motor te heet wordt. 3 1 Laadindicator Gaat branden als de accu leeg is. Als het lichtje gaat branden tijdens het gebruik, moet u het voertuig stoppen, de motor afzetten en zoeken naar een mogelijke oorzaak, zoals bijvoorbeeld de riem van de wisselstroomdynamo (Fig. 24).
Schakelaar en indicatielampje van de gloeibougie 4 5 Gebruik de schakelaar voor het voorgloeien van de motorcilinders bij het starten van een koude motor. Duw bij een koude start de tuimelschakelaar omhoog en houd deze vast terwijl u het indicatorlampje in de gaten houdt (Fig. 25). Het indicatorlampje brandt rood wanneer de gloeibougies in werking zijn. Hoe lang de cilinders moeten worden voorgegloeid is afhankelijk van de buitentemperatuur; zie Starten/Stoppen van de motor.
Stoelverstelhendel Motor starten De stoelen kunnen naar wens naar voren en naar achteren worden versteld (Fig. 27). • Eerste keer starten van een nieuw voertuig. • De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. Zie Brandstofsysteem ontluchten. 1.
Rijden met het voertuig Het voertuig tot stilstand brengen 1. Zet de parkeerrem vrij. Om het voertuig tot stilstand te brengen haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal in en vervolgens ook het rempedaal. 2. Trap het koppelingspedaal volledig in. 3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling 4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen, terwijl u het gaspedaal intrapt. De motor afzetten 5.
Veiligheidssysteem controleren Gebruikseigenschappen Het voertuig is ontwikkeld met het oog op veiligheid. Het heeft vier wielen voor extra stabiliteit. De besturing lijkt sterk op die van een auto, met een stuurwiel, rempedaal, koppelingspedaal, gaspedaal en versnellingspook. Vergeet echter niet dat dit voertuig geen personenvoertuig is. De Workman is een bedrijfsvoertuig, dat niet is ontworpen voor gebruik op de openbare weg.
Een van de hoofdregels is: verminder uw snelheid op onbekend terrein. Het is verbazingwekkend hoeveel schade en letsel gewone dingen kunnen veroorzaken. Takken, hekken, draden, andere voertuigen, boomstronken, greppels, zandkuilen, beekjes en andere objecten die te vinden zijn in de meeste parken en golfbanen, kunnen gevaar opleveren voor bestuurder en passagier. 1 Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein.
Bochten Omslaan Bochten zijn ook een belangrijke factor die tot ongelukken kan leiden. Door bochten te maken die scherper zijn dan de omstandigheden toelaten, kan het voertuig tractie verliezen en gaan slippen, of zelfs omslaan. De TORO Workman is uitgerust met een rolbeugel, heupsteunen, veiligheidsgordels en handgrepen.
Wees extra voorzichtig op hellingen. Rijd nooit op extreem steile hellingen. Stoppen tijdens de afdaling van een helling kost meer tijd dan op vlak terrein. Draaien tijdens het op- of afrijden van een helling is gevaarlijker dan op vlak terrein. Draaien tijdens een afdaling is extra gevaarlijk, zeker wanneer de remmen in werking zijn, evenals draaien wanneer u schuin tegen een helling omhoog rijdt. Zelfs bij lage snelheid zonder lading bestaat een grotere kans op omslaan als u draait op een helling.
De algemene regel is dat het gewicht van de lading zowel van voren naar achteren als van rechts naar links gelijkmatig moet worden verdeeld. Vierwielaandrijving Als de lading niet goed vastzit of als u een vloeistof vervoert in een grote container zoals een spuitmachine, bestaat de kans dat de lading gaat schuiven. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt.
Het voertuig slepen Als uw Workman is uitgerust met een trekhaak die is gemonteerd op de buis van de achteras, kan deze aanhangwagens of werktuigen trekken met een totaalgewicht van maximaal 680 kg. Zorg er altijd voor dat 60 % van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt. Hierdoor komt ongeveer 10 % (max. 90 kg) van het totale gewicht van de aanhangwagen op de trekhaak van het voertuig. In noodgevallen kan het voertuig over een korte afstand worden gesleept.
Omlaag (Snelkoppeling “B” stand) Aan Dit is de stand om de laadbak of het werktuig aan de achterste trekhaak neer te laten of om druk uit te oefenen op snelkoppeling “B”. Zo kan ook olie uit snelkoppeling “A” terugvloeien naar de klep en van daaruit naar het reservoir. Dit is een tijdelijke stand en zodra de hendel wordt losgelaten, springt deze automatisch terug naar de middelste UIT-stand.
Bediening snelkoppeling Storingen in de hydraulische bediening verhelpen: Aansluiting • Problemen bij het aansluiten of losmaken van de snelkoppelingen. Belangrijk Maak de snelkoppelingen schoon alvorens ze aan te sluiten. Vuile snelkoppelingen kunnen het hydraulische systeem verontreinigen. • Druk niet opgeheven (snelkoppeling nog steeds onder druk). Trek de borgring op de koppeling naar achteren. • De stuurbekrachtiging gaat stroef.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Onderhoudsschema Lagers en lagerbussen smeren Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als het voertuig in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren smeren. Er moet vaker gesmeerd worden als het voertuig wordt gebruikt in zware omstandigheden.
Figuur 37 Figuur 34 Figuur 38 Figuur 35 Figuur 36 39
Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Afstelling van de kabels controleren. • Wielmoeren aandraaien. • Transaxlefilter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en brandstoffilter vervangen. Om de 50 bedrijfsuren • Peil van accuvloeistof controleren. • Aansluitingen van de accukabels controleren. • Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. Om de 100 bedrijfsuren • • • • Vet in alle smeernippels spuiten.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van servicerem en parkeerrem controleren. Brandstofpeil controleren. Werking van het gaspedaal controleren. Werking van de koppeling en de schakelhendel controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Gebruik in zware omstandigheden Waarschuwing Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
1. U mag het voertuig nooit starten als het voertuig is opgekrikt, want door de trilling van de motor of de beweging van de wielen kan het voertuig van de krik afglijden. 3. Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Fig. 40). 2. Werk nooit onder het voertuig zonder dat het wordt ondersteund door kriksteunen.
Onderhoud van het luchtfilter Motorolie verversen en filter vervangen 1. Trek de vergrendeling naar buiten en draai het luchtfilterdeksel linksom. Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 200 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. 2 1. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. ÎÎ ÎÎ ÎÎ 2.
Brandstofsysteem 1 Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. Brandstoffilter/waterafscheider Verwijder dagelijks water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider door de aftapplug (Fig. 46) op de filterbus los te draaien. Draai de plug weer vast na het aftappen.
Motorkoelvloeistof verversen 4. Draai het aftapkraantje aan de onderkant van de radiator open en laat de koelvloeistof in een opvangbak lopen. Als er geen koelvloeistof meer naar buiten stroomt, draai u het aftapkraantje dicht. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. 5. Open de ontluchtschroef boven op de waterpomp (Fig. 50).
Riemen afstellen Ventilatorriem De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. 1. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N.
Gaspedaal afstellen Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. U moet om de 800 bedrijfsuren de transaxle-olie/hydraulische vloeistof verversen, het filter vervangen en de zeef schoonmaken. 2. Stel de kogelverbinding op de gaskabel (Fig. 53) zo af dat er 2–6 mm ruimte is tussen het gaspedaal en de bovenkant van de vloerplaat (met ruitprofiel) (Fig.
Hydraulische filter vervangen Hydraulische zeef reinigen Als u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u het hydraulische filter na de eerste 10 bedrijfsuren vervangen; daarna moet u het filter om de 800 bedrijfsuren vervangen. Reinig de hydraulische zeef om de 800 bedrijfsuren. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact.
Olie in voordifferentieel verversen Uitsluitend bij vierwielaandrijving Ververs de olie in het voordifferentieel om de 800 uur. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de omgeving van de aftapplug op de zijkant van het differentieel. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. 1 2 1 Figuur 59 1. Gaffel van hoofdremcilinder 2. Draaipunt van rempedaal 2. Til het rempedaal omhoog (Fig.
Koppelingspedaal afstellen 4. Draai de contramoeren weer vast nadat u het pedaal heeft afgesteld. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 5. Controleer nogmaals of de afstand 95 mm ± 3 mm is, nadat de contramoeren zijn vastgedraaid, ten behoeve van een goede afstelling. Indien nodig opnieuw afstellen. Opmerking: De koppelingskabel kan worden afgesteld bij het koppelingshuis of bij het draaipunt van het koppelingspedaal.
Parkeerrem afstellen Kabels van schakelmechanisme afstellen Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Verwijder de rubberen handgreep van de parkeerremhendel (Fig. 65) 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. 2 1 3 1 2 Figuur 65 1. Parkeerremhendel Figuur 67 2. Handgreep 1. Schakelarm (1e – achteruit) 2.
Kabel van differentieelgrendel afstellen De banden controleren U moet de banden minstens om de 200 bedrijfsuren controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Zet de hendel van de differentieelgrendel op UIT. 2.
Bak ophalen in noodgevallen • Draai op het linker voorwiel de contramoeren aan beide uiteinden van de spanschroef los (Fig. 71). (zonder de motor te starten) • Draai de spoorstang en de spanschroef even ver rond om de voorkant van het wiel naar binnen of naar buiten te bewegen om de hart-tot-hart afstanden van voren naar achteren te verkrijgen. In noodgevallen kan de bak worden opgehaald door de startmotor te laten aanslaan of het hydraulische systeem in te schakelen met behulp van opstartslangen.
• Maak de twee slangen met snelkoppelingen op beide voertuigen los van de slangen die zijn bevestigd aan de beugel van de koppeling (Fig. 72). • Sluit de twee slangen op het andere voertuig aan op de koppeling die nog in de beugel van de koppeling zit (sluit de bovenste slang aan op de bovenste koppeling en de onderste slang op de onderste koppeling) (Fig. 74). Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af. 1 1 Figuur 74 1. Opstartslangen Figuur 72 1.
Zekeringen Procedure voor starten met een startkabel De zekeringen van het elektrische systeem van het voertuig bevinden zich midden onder het dashboard. Waarschuwing Starten met een startkabel kan gevaarlijk zijn. Om lichamelijk letsel of schade aan de elektrische onderdelen van het voertuig te voorkomen, moet u de volgende waarschuwingen in acht nemen. • Start het voertuig niet met behulp van een startkabel met spanningsbronnen van meer dan 15 V DC.
Opslag van de accu Accu-onderhoud Als u het voertuig langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen batterij is 1.
Hydraulisch schema 58
R 15 A F4 R PK R R = RED Y = YELLOW W = WHITE T = TAN PK AT FUSE BLOCK GROUND TIE POINT BK AUX FUSE BLOCK X B FL3 FL2 FL1 P100–A ENGINE GROUND BK R/BK VIO R L ALTERNATOR R B BK = BLACK BR = BROWN BU = BLUE GN = GREEN GY = GRAY PK R/BK OR GY R/BK FRAME GROUNDS B+ TIE POINT ON STARTER BK OR = ORANGE PK = PINK VIO = VIOLET FRAME GROUND TO FRONT HARNESS IS VIA THE REAR HARNESS (SEE P100–A) (–) BK Y S A POWER POINT W I START RUN NEGATIVE BATTERY CABLE POSITIVE
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro–producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro–product (hierna: het “Product”) gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten* is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.