Form No. 3359-788 Rev A Workman® 3300–D en 4300–D Bedrijfsvoertuig met vloeistofgekoelde dieselmotor Modelnr.: 07362—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 07362TC—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 07364—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 07364TC—Serienr.: 280000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Inleiding Figuur 2 Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden en letsel en schade aan het voertuig kunt voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig. 1. Veiligheidssymbool Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Motor starten ..................................................... 30 Rijden met het voertuig....................................... 30 Het voertuig tot stilstand brengen ....................... 31 De motor afzetten .............................................. 31 Nieuw voertuig inrijden ...................................... 31 Veiligheidssysteem controleren ........................... 31 Gebruikseigenschappen ..................................... 32 Passagiers ...........................................
Veiligheid afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van het personeel dat is belast met het gebruik, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. De TORO WORKMAN voldoet aan de vereisten van SAE J2258.
• Dit voertuig is uitsluitend bedoeld voor het vervoer van de bestuurder en één passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit meer dan één passagier op dit voertuig. • Bestuur het voertuig nooit als u onder invloed van drugs of alcohol verkeert. • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen. • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten.
• Let goed op als u de machine gebruikt. Als het voertuig niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van het voertuig en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
• • • • • • • • • het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt gestart. Werk nooit onder een opgehaalde bak zonder dat u de laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de volledige uitgetrokken cilinderstang. Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-9852 1. Waarschuwing — Lees de gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 93-8071 1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 93-9448 1.
3-9449 1. Lees de gebruikershandleiding. 3. Pomp vet in de smeerpunten (9 smeerpunten). 2. Smeer deze punten om de 100 bedrijfsuren. 93-9850 1. Verricht geen reparatie- of onderhoudswerkzaamheden — Lees de gebruikershandleiding. 115-2320 1. Waarschuwing — Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 2. Koplampen 3. Motor - olie 4. Motor - Voorgloeien 7. Temperatuurpeil 10. Motor – Lopen 5. Claxon 6. Accu 8. Urenteller 9. Motor – Afzetten 11. Motor – Starten 105-4215 93-9862 1.
6-2353 106-2355 1. Elektrisch aansluitpunt 1. Langzaam 3. Transmissie – Derde hoog; geen hoge snelheid 2. Snel 106-2377 1. Vergrendeld 2. Differentieelgrendel 3. 4. 5. 6. 7. Ontgrendeld Hydraulische vergrendeling Inschakelen Aftakas Uitschakelen 8. Waarschuwing – Lees de gebruikershandleiding. 9. Risico om gegrepen te worden, as – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig. 10. Hydrauliek naar binnen trekken 11. Hydrauliek naar buiten schuiven 12. Transmissie – Hoog toerental 13.
0-2599 1. Waarschuwing – Lees de gebruikershandleiding. 2. Brandgevaar – Zet de motor af alvorens te tanken. 3. Kantelgevaar — Lees de gebruikershandleiding, bedien deze machine niet tenzij u daarin getraind bent, wees voorzichtig en rijd langzaam op hellingen, verminder uw snelheid en draai geleidelijk, rijd niet harder dan 32 km per uur en rijd langzaam op oneffen terrein of wanneer de machine zwaar beladen is. 4.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 106-7888 93-9899 1. Waarschuwing — lees 3. Koppeling B af of de hydraulische oliedruk 124 bar (1800 psi) bedraagt. 2. Koppeling A 93-9899 1. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 12 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu.
106-2384 13
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Omschrijving Hoeveelheid Achterspatscherm Bouten, 3/8 x 1-1/4 inch Borgmoer, 3/8 Steunplaat Wielmoer Voorwiel Wielmoer Achterwiel Stuurwiel Dop Ring Schuimrubber afdichting Voorspatscherm Bout met zeskantkop, nr. 10 x 3/4 inch. Ring, binnendiameter 0,210 Borgmoer, nr.
1 Plaats de achterspatschermen. Benodigde onderdelen voor deze stap: 2 Achterspatscherm 10 Bouten, 3/8 x 1-1/4 inch 2 Borgmoer, 3/8 2 Steunplaat Figuur 4 Procedure 1. Spatscherm 1. Draai de borgmoeren en bouten los waarmee de beugels van het achterlicht zijn bevestigd aan de linker- en rechterbeugel van het frame (Figuur 3). 2. Steunplaat 4.
Figuur 6 1. Stuurwiel 2. Contramoer 3. Dop 4. Ring Figuur 5 1. Wiel 2. Wielmoer 4 3 Plaats de voorspatschermen. Benodigde onderdelen voor deze stap: Plaats het stuurwiel Benodigde onderdelen voor deze stap: 2 Voorspatscherm 10 Bout met zeskantkop, nr. 10 x 3/4 inch. 1 Stuurwiel 20 Ring, binnendiameter 0,210 1 Dop 10 Borgmoer, nr. 10 1 Ring 1 Schuimrubber afdichting Procedure 1.
Figuur 7 1. Spatscherm 5 Figuur 8 Rolbeugel monteren 1. Rolbeugel 2. Bevestigingsbeugel 3. Afdekplaat rolbeugel Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Rolbeugel 4 Bout, 1/2 x 3 inch 4 Borgmoeren 1/2 6 De accu vullen en opladen Procedure Geen onderdelen vereist 1. Steek beide kanten van de omkiepbeveiliging in de bevestigingsbeugels aan weerszijden van het frame van het voertuig en plaats de omkiepbeveiliging zoals wordt aangegeven op Figuur 8.
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 5.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan. 9. Monteer de bevestiging van de accu en zet deze vast aan de accubasis met een bout, ringen en een borgmoer. Figuur 11 1.
8 Plaats de complete laadbak terug. Geen onderdelen vereist Procedure Opmerking: Als de zijkanten van de laadbak worden gemonteerd op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op het voertuig wordt geplaatst. Figuur 13 1. Afstandsbeugel 2. Stootblok Opmerking: Zorg ervoor dat de achterste platen zijn bevestigd aan het frame van de laadbak/balk zodat het achterste uiteinde naar achteren draait (Figuur 12). 3. Rijtuigschroef 1.
Algemeen overzicht van de machine Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van het voertuig minder dan 3,8 cm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd. Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Schakelhendel Gaspedaal Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de schakelhendel (Figuur 15) in de gewenste stand.
5 seconden in de stand voor opheffen of neerlaten, nadat de cilinders hun uiterste positie hebben bereikt. Als u een bocht maakt met ingeschakelde differentieelgrendel, kunt u de controle over het voertuig verliezen. Schakel de differentieelgrendel uit als u scherpe bochten maakt of bij hoge snelheid werkt. Zie Differentieelgrendel gebruiken.
mogelijke oorzaak, zoals bijvoorbeeld de riem van de wisselstroomdynamo (Figuur 17). Belangrijk: Als de riem van de wisselstroomdynamo los zit of gebroken is, mag u het voertuig pas gebruiken als het defect volledig is hersteld. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor. Controleer de werking van de waarschuwingslichten: • Stel de parkeerrem in werking. • Draai het contactsleuteltje op "AAN", maar start de motor niet.
Handgreep voor passagier lampje knippert of AAN blijft, stop dan het voertuig, zet de motor af en controleer het oliepeil. Als het oliepeil te laag is, maar het waarschuwingslampje gaat niet uit nadat u olie heeft bijgevuld en de motor weer heeft gestart, schakel dan onmiddellijk de motor uit en neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer voor hulp. Op het dashboard (Figuur 19). Controleer de werking van de waarschuwingslichten: 1. Stel de parkeerrem in werking. 2.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Opmerking: Als u olie bijvult, moet u de peilstok verwijderen ten behoeve van een goede ontluchting, de olie langzaam in de vulopening gieten en daarbij veelvuldig het peil controleren. NIET TE VOL VULLEN. Belangrijk: Als u motorolie bijvult, moet u ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen de vulinrichting en de vulopening in het klepdeksel, zoals is aangegeven in Figuur 24. Hierdoor kan er tijdens het vullen lucht ontsnappen, zodat de olie niet overloopt en in de ontluchtingsinrichting terechtkomt.
Opmerking: Er kan brandstof met een hoger cetaangetal nodig zijn als de machine op grote hoogte of bij temperaturen met een lage atmosfeer wordt gebruikt. 1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. 2. Verwijder de dop van de brandstoftank. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Figuur 25 1.
Figuur 26 1. Reservetank 2. HEET-streep Figuur 27 3. KOUD-streep 1. Peilstok 3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop van de reservetank en vult u het koelsysteem bij met een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. NIET TE VOL VULLEN. 4. Steek de peilstok in de transaxle. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok uit de transaxle en controleer het vloeistofpeil.
De remvloeistof controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 1000 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan) Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met "DOT 3" remvloeistof. U moet echter het peil controleren voordat u het voertuig voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. Figuur 28 1. Voordifferentieel 2. Vul-/controleplug 3. Aftapplug 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2.
verwijderen en bijvullen totdat de vloeistof het vereiste peil bereikt. NIET TE VOL VULLEN. 5. Monteer de bekerhouder weer aan het dashboard. kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn. Spanning van ventilatorriem controleren • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof.
schakelhendel in de volgende versnelling en laat u het koppelingspedaal omhoog komen, terwijl u het gaspedaal intrapt. Herhaal deze stappen tot u de juiste snelheid heeft bereikt. • Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de motorolie en let op tekenen die erop wijzen dat een onderdeel van het voertuig oververhit raakt. • Na een koude start moet u de motor ongeveer 15 seconden warm laten worden, voordat u het voertuig in de versnelling zet.
of te stunten. Het is een werkvoertuig, geen speelgoed. Laat kinderen nooit het voertuig besturen. Iedereen die het voertuig gebruikt, moet in het bezit van een rijbewijs zijn. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. Controleer of de hydraulische hefhendel in de middelste stand staat. 2. Trap het koppelingspedaal in. 3. Duw de hydraulische hefhendel naar voren en draai het sleuteltje naar rechts op START. 4.
omgedaan en zich goed vasthoudt. Rijd langzamer en maak minder scherpe bochten, want uw passagier kan niet van tevoren zien aankomen wat u gaat doen en kan dus moeilijk anticiperen op bochten, stoppen, gas geven en onregelmatigheden in het terrein. Wanneer u frontaal tegen een boom rijdt met lage snelheid, kan dat schade en letsel veroorzaken, maar bij een botsing bij hoge snelheid kan het voertuig totaal vernield raken en kunnen u en uw passagier om het leven komen.
Hellingen is verstandig om langzamer te rijden zonder laadbak of werktuig. Het gras en het wegdek zijn veel gladder als zij nat zijn. De stoptijd op een nat oppervlak kan 2 tot 4 maal langer zijn dan op een droog oppervlak. Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn.
Verminder het gewicht van de lading als de helling erg steil is of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Denk erom dat de lading kan schuiven. Zet deze stevig vast. combinaties zodat de capaciteit en de mogelijkheden maximaal kunnen worden benut. De grootste laadbak is 140 cm breed en 165 cm lang en kan een gelijkmatig verdeelde lading van maximaal 907 kg vervoeren. Opmerking: De Workman heeft een uitstekend klimvermogen. De differentieelgrendel vergroot dit vermogen.
Differentieelgrendel gebruiken tweerichtingskoppeling voelt dat de achterwielen slippen, en stelt vervolgens de voorwielaandrijving in werking en brengt kracht over op de voorwielen. De vierwielaandrijving blijft kracht overbrengen op de voorwielen totdat de achterwielen weer voldoende tractie hebben om het voertuig voort te bewegen zonder te slippen.
Opmerking: De stuurbekrachtiging zal niet functioneren, waardoor de besturing wordt bemoeilijkt (er is meer kracht nodig). aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden. Belangrijk: Om de kans op schade aan de aandrijflijn te beperken, verdient het aanbeveling het Laag-bereik te gebruiken.
hendel loslaat, houdt deze de tegendruk op de trekhaak. pomp, de hydraulische afstandsbediening, de stuurbekrachtiging en de transaxle. Belangrijk: Als u de schakelhendel in de OMLAAG-stand houdt bij het gebruik van een hydraulische cilinder, zal de olie langs de ontlastklep stromen, waardoor schade kan ontstaan aan het hydraulische systeem. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken.
Storingen in de hydraulische bediening verhelpen: • Problemen bij het aansluiten of losmaken van de snelkoppelingen. Druk niet opgeheven (snelkoppeling nog steeds onder druk). • De stuurbekrachtiging gaat stroef. – Peil van hydraulische vloeistof is te laag. – De hydraulische vloeistof is heet. – Pomp werkt niet. • Lekkage in het hydraulische systeem. – Aansluitingen zitten los. – O-ring ontbreekt bij de aansluiting. • Werktuig functioneert niet. – De snelkoppelingen zijn niet goed aangesloten.
Onderhoud Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 2 bedrijfsuren • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • • • • • • • • Om de 200 bedrijfsuren Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast. Vervang het luchtfilter. Inspecteer de cruisecontrol op scheuren, openingen of losse klemmen. Controleer de kabels van het schakelmechanisme. Controleer de afstelling van de kabel van de differentieelgrendel. Controleer de service- en parkeerremmen. Conditie en spanning van alle riemen controleren. Afstelling van het rempedaal controleren.
• • • • • Gebruik bij lage temperaturen (beneden 0° C) Trekken van een aanhangwagen Veelvuldig gebruik op stoffige wegen Bouwwerkzaamheden Na langdurig gebruik in modder, zand, water, of soortgelijke vuile omstandigheden moet u de remmen zo snel mogelijk laten controleren en schoonmaken. Dit voorkomt dat schurend materiaal overmatige slijtage veroorzaakt. • Als het voertuig veelvuldig in zware omstandigheden wordt gebruikt, moet u vet in alle smeernippels spuiten.
de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Figuur 38). de beweging van de wielen kan het voertuig van de krik afglijden. 2. Werk nooit onder het voertuig zonder dat het wordt ondersteund door kriksteunen. Het voertuig kan van de krik afglijden, waardoor iemand die zich onder het voertuig bevindt, letsel kan oplopen. 3. Het kriksteunpunt aan de voorkant van het voertuig bevindt zich onder het middelste steunpunt van het voorframe en aan de achterkant onder de achterasbuis. 4.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren smeren. Er moet vaker gesmeerd worden als het voertuig wordt gebruikt in zware omstandigheden.
Onderhoud motor Algemeen onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren • Controleer het luchtfilter en de slangen periodiek voor een optimale bescherming van de motor en een maximale levensduur. • Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Figuur 45 • Geef het luchtfilter om de 50 uur een onderhoudsbeurt en vervang het om de 200 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
Opmerking: Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. erop schroeft. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat en draai vervolgens nog eens 1/2 tot 2/3 slag. NIET TE VER VASTDRAAIEN. 4. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Belangrijk: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. 5.
Onderhoud brandstofsysteem 3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. Brandstofsysteem 5. Smeer de pakking op de filterbus met schone motorolie. Brandstofleidingen en -verbindingen 6. Plaats de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd.
Het voertuig starten met de startkabel Onderhoud elektrisch systeem Zekeringen Starten met de startkabel kan gevaarlijk zijn. Neem de volgende waarschuwingen in acht om lichamelijk letsel en schade aan elektronische onderdelen van het voertuig te voorkomen: De zekeringen voor het elektrische systeem van de machine bevinden zich onder het middengedeelte van het dashboardpaneel. • Voer een dergelijke startprocedure nooit uit met een voedingsbron met meer dan 15 V gelijkstroom.
Accu-onderhoud Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (Elke 30 dagen indien de accu zich in de opslag bevindt) De olie van het voordifferentieel verversen Om de 50 bedrijfsuren 1. Het accuzuur moet op het juiste peil worden gehouden en de bovenkant van de accu moet schoon blijven. Indien de machine wordt opgeslagen in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer de machine in een koele omgeving wordt opgeslagen.
Om de 200 bedrijfsuren 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren.
Onderhoud koelsysteem of naar buiten te bewegen voor de hart-tot-hart afstanden van voren naar achteren. • Draai de contramoeren van de spoorstangen de spanschroef weer vast als de afstelling correct is. Vuil verwijderen uit het koelsysteem van de motor • Controleer de afstand om er zeker van te zijn dat de wielen in gelijke mate naar rechts en naar links draaien. Als dit niet het geval is, raadpleeg dan de Onderhoudshandleiding van de Workman voor de afstellingsprocedure.
opvangbak lopen. Als er geen koelvloeistof meer naar buiten stroomt, draai u het aftapkraantje dicht. Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. 6. Open de ontluchtschroef boven op de waterpomp (Figuur 62). • Verwijder de radiatordop nooit als de motor loopt.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De remmen controleren Riemen afstellen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 400 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Controleer om de 400 bedrijfsuren of de remschoenen zijn versleten. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. Riem van wisselstroomdynamo 1.
Ventilatorriem Onderhoud bedieningsysteem 1. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 10 kg. Een nieuwe riem moet een speling van 12–15 cm hebben. Een gebruikte riem moet een speling van 14–16,5 cm hebben. Als de speling niet correct is, gaat u verder met de volgende stap. Indien de speling correct is, gaat u verder met uw werkzaamheden. Gaspedaal afstellen 1.
3. Draai de contramoeren los waarmee de gaffel is bevestigd aan de as van de hoofdremcilinder (Figuur 67). 4. Verstel de gaffel totdat de gaten daarin op een lijn staan met de gaten in het draaipunt van het rempedaal. Bevestig de gaffel aan het draaipunt van het rempedaal met de gaffelpen en de R-pen. 5. Draai de contramoeren vast waarmee de gaffel is bevestigd aan de as van de hoofdremcilinder. Opmerking: De hoofdremcilinder moet de druk verminderen als deze goed is afgesteld. Figuur 66 1.
Opmerking: De kogelverbinding kan worden verwijderd en gedraaid als extra afstelling wenselijk is. 2. Maak de contraveer los van de versnellingspook. 3. Stel de contramoeren en/of kogelverbinding zo af dat de onderkant van het achterste deel van het koppelingspedaal 9,5 cm ± 3 mm is verwijderd van de antislipvloerplaat (met ruitprofiel), wanneer een kracht van 1,8 kg wordt uitgeoefend op het pedaal (Figuur 70). Figuur 71 1. Stangeind van koppelingskabel 2. Koppelingspedaal 3. Contramoer van stangeind 4.
Onderhoud hydraulisch systeem Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de aftapplug uit de zijkant van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een opvangbak lopen.
Belangrijk: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. ontvettingsmiddel. Laat het filter aan de lucht drogen voordat u het terugplaatst. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter. Figuur 77 1. Hydraulische zeef 5.
Hydraulische systeem inschakelen met behulp van opstartslangen • Sluit de twee opstartslangen op het defecte voertuig aan op de slangen die zijn losgemaakt (Figuur 79). Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af. Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken.
Stalling • Monteer de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder. Zie De laadbakbeveiliging gebruiken. Opslag van de accu Opmerking: Zet de motoren van beide voertuigen uit en beweeg de hefhendel naar voren en naar achteren om de druk in het systeem op te heffen en de snelkoppelingen gemakkelijker los te maken. Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 63
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.