Form No. 3350–148 Workman) 3300–D & 4300–D Bedrijfsvoertuig met vloeistofgekoelde dieselmotor Modelnr. 07362 – Serienr. 240000001 en hoger Modelnr. 07362TC – Serienr. 240000001 en hoger Modelnr. 07364 – Serienr. 240000001 en hoger Modelnr. 07364TC – Serienr.
Waarschuwing Voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Carteroliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De brandstoftank vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het koelsysteem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren . . . . De olie van het voordifferentieel controleren . . . . Torsie van wielmoeren controleren . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . .
Riemen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Cilinderkopbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Speling van motorklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gaspedaal afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Transaxle-olie /Hydraulische vloeistof verversen . . . . Hydraulische filter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . Olie in voordifferentieel verversen . . . . . . . . . . . . Hydraulische zeef reinigen . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening Voor het gebruik • U mag de machine pas in gebruik nemen, nadat u deze handleiding hebt gelezen en de inhoud ervan hebt begrepen. U kunt een nieuwe handleiding onder vermelding van het volledige modelnummer en serienummer bestellen bij: The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South, Minneapolis, Minnesota 55420-1196. Waarschuwing De WORKMAN is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg. • Laat kinderen nooit het voertuig besturen.
• Dieselbrandstof is uiterst ontvlambaar. Wees daarom voorzichtig als u ermee omgaat. Opmerking: Controleer of de hydraulische hefhendel (uitsluitend op de modellen 07362TC en 07364TC) in de NEUTRAALSTAND staan. – Gebruik een goedgekeurde brandstofcontainer. – Zet de schakelhendel in de NEUTRAALSTAND en trap het koppelingspedaal in. – Verwijder nooit de dop van de brandstoftank wanneer de motor loopt of heet is. – Houd uw voet van het gaspedaal. – Rook nooit als u omgaat met brandstof.
Onderhoud – Als u de lading stort, mag u niemand achter het voertuig laten staan en moet u voorkomen dat iemand de lading op zijn voeten krijgt. Als u de grendels van de achterlaadklep losmaakt, moet u naast de laadbak staan, niet daarachter. • Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen om te voorkomen dat de motor per ongeluk wordt gestart.
• Voorkom dat de motor het maximaal toelaatbare toerental overschrijdt, doordat de instellingen van de motor zijn veranderd. Het maximale motortoerental is 3650 tpm. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende TORO-dealer laten controleren met een toerenteller. Geluidsniveau • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende TORO-dealer.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-9852 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 93-8071 1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 93-9448 1.
105-4215 93-9850 1. Waarschuwing – Blijf uit de buurt van plaatsen waar u bekneld kunt raken. 1. Verricht geen reparatie- of onderhoudswerkzaamheden – Lees de Gebruikershandleiding. ag 93-9862 93-9449 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Smeer deze punten om de 100 bedrijfsuren. 1. Risico om gegrepen te worden, as – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 3. Pomp vet in de smeerpunten (9 smeerpunten). 106-2352 1. Waarschuwing – Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 2.
6-2353 106-2355 1. Elektriciteit 1. Langzaam naar snel 2. Transmissie – Derde hoog; geen hoge snelheid 106-2377 1. 2. 3. 4. 5. Vergrendeld Differentieelgrendel Ontgrendeld Hydraulische vergrendeling Inschakelen 6. Aftakas 7. Uitschakelen 8. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 9. Risico om gegrepen te worden, as – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig. 10. Hydrauliek naar binnen trekken 10 11. Hydrauliek naar buiten schuiven 12. Transmissie – Hoog toerental 13.
106-2383 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico van brand – Zet de motor af alvorens te tanken. 3. Voertuig kan kantelen – Rij met het voertuig niet dwars of heuvelopwaarts op een helling van meer dan 12 graden, verminder uw snelheid en draai langzaam een bocht in, rij niet harder dan 26 km per uur, en rij langzaam op oneffen terrein, met een volle laadbak of met een zware lading. 4.
106-7898 Voor modellen 07364 en 07364 TC 1. De maximale lading mag niet meer dan 953 kg zijn, terwijl het gewicht van het voertuig 953 kg bedraagt en het maximaal toelaatbare gewicht van het voertuig 1905 kg is. 93-9899 1. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden. 4. Draag oogbescherming. 5.
106-2384 13
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Algemene specificaties Type: Tweepersoonsvoertuig, vierwieler, bestuurdersplaats op de voorkant, doorstapmodel. Gecertificeerd overeenkomstig SAE J2258. Motor Daihatsu vloeistofgekoelde uitgebalanceerde driecilinder dieselmotor. Nominaal vermogen 26,5 pk, afgeregeld op een maximaal toerental van 3650 tpm met een mechanische regelhendel. 952 cc inhoud.
Stoel Kuipstoelen met veiligheidsgordels en heupsteunen. De stoelen kunnen naar wens ongeveer 17,8 cm naar voren en naar achteren worden versteld. Bedieningsorganen Gas-, koppeling- en rempedalen. Schakelhendel, differentieelgrendel, parkeerrem, schakelhendel voor Hoog-Laag-bereik en hydraulische hefhendel. Contactschakelaar, lichtschakelaar, schakelaar van gloeibougie, claxonknop en 3e/Hoog-vergrendelschakelaar.
Montage Omschrijving Hoeveelheid Tapbout 5/16–18 x 1,00 inch 1 Platte ring 0,344 inch I.D. 1 Borgmoer 5/16–18 1 Spatschermen-Achter 2 Tapbout 3/8–16 x 1,25 inch 10 Platte ring 0,406 inch I.D.
Achterspatschermen monteren Wielen monteren 1. Draai de borgmoeren en tapbouten los waarmee de beugels van het achterlicht zijn bevestigd aan de linkeren rechterbeugel van het frame (Fig. 1). 1. Verwijder de wielmoeren waarmee de wielen zijn bevestigd aan de wielbeugels. Bewaar de wielmoeren. 2. Monteer de wielen en plaats de wielmoeren. Draai de moeren vast met een torsie van 75–102 Nm. 2. Draai de beugels van het achterlicht naar achteren en zet de tapbouten en borgmoeren vast. 1 Figuur 1 2 1 1.
Voorspatschermen monteren De accu vullen en opladen 1. Plaats de vijf montageopeningen van het spatscherm recht voor de openingen aan beide kanten van de carrosserie (Fig. 5). Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen. Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1,260 kunt u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 2.
2. Verwijder de tapbout, de ringen en de borgmoer waarmee de bevestiging van de accu vastzit aan de accubasis. Verwijder de bevestiging en schuif de accu uit de accubasis. 6. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het peil net boven de vulring komt. Plaats de vuldoppen terug. 3. Verwijder de vuldoppen van de accu en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil net boven de platen komt. Belangrijk Accu niet te vol vullen.
Verwijdering van complete laadbak Plaats de complete laadbak. Opmerking: Als de zijkanten van de laadbak worden gemonteerd op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op het voertuig wordt geplaatst. 1. Start de motor. Laat de laadbak met behulp van de hydraulische hefhendel zakken totdat de cilinders los in de sleuven zitten. Laat de hefhendel los en zet de motor af.
Opmerking: Zorg ervoor dat de afstandsbeugels en de stootblokken (Fig. 11) zijn gemonteerd, omdat anders het radiatorscherm kan worden beschadigd. De koppen van de rijtuigbouten moeten zich aan de binnenkant van de machine bevinden. 3. Laat de laadbak zakken en zet beide uiteinden van de cilinderstang vast in de juiste sleuven in de bevestigingsplaten van de laadbak met een gaffelpen en een lynchpen. Monteer de gaffelpen vanaf de buitenkant van de laadbak met de lynchpen naar buiten (Fig. 10).
Voor het gebruik 1 Voorzichtig Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Werk nooit onder een opgehaalde bak zonder dat u de laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de volledige uitgetrokken cilinderstang. Figuur 13 1.
De brandstoftank vullen Het koelsysteem controleren De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter. De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter. De motor loopt op dieselbrandstof Nr. 2-D of 1-D met een cetaangetal van minimaal 40. Het koelsysteem bevat een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil.
Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren 1 Het reservoir van de transaxle is gevuld met Dexron II1 ATF. U moet echter het peil controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. De inhoud van het systeem 7 liter. 2 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Maak de omgeving van de peilstok schoon. 3 3. Schroef de peilstok uit de bovenkant van de transaxle en veeg deze af met een schone doek. Figuur 18 1.
De remvloeistof controleren Spanning van ventilatorriem controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met “DOT 3” remvloeistof. U moet echter het peil controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 8 bedrijfsuren of dagelijks. Controleer alle riemen op slijtage, scheurtjes of verkeerde spanning. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N.
Gebruiksaanwijzing Rempedaal Met het rempedaal (Fig. 21) kunt u de serviceremmen inschakelen om het voertuig tot stilstand te brengen of de snelheid te verminderen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Voorzichtig Bedieningsorganen Gaspedaal Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Differentieelgrendel Hydraulische hefinrichting Hiermee kan de achteras worden vergrendeld om de tractie te verbeteren. De differentieelgrendel (Fig. 22) kan in werking worden gesteld terwijl het voertuig in beweging is. Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de grendel in te schakelen. Hiermee kunt u de bak opheffen en neerlaten. Beweeg deze naar achteren om de bak op te heffen, naar voren om de bak neer te laten (Fig. 22).
Meter en indicatielampje voor temperatuur van koelvloeistof 2 1 1 Geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan. Werkt alleen wanneer het contactsleuteltje op AAN staat (Fig. 23). Het indicatielampje gaat branden als de motor te heet wordt. 3 1 Laadindicator Gaat branden als de accu leeg is. Als het lichtje gaat branden tijdens het gebruik, stop dan het voertuig, zet de motor af en zoek naar een mogelijke oorzaak, zoals bijvoorbeeld de riem van de wisselstroomdynamo (Fig. 23).
Schakelaar en indicatielampje van de gloeibougie 4 5 Gebruik de schakelaar voor het voorgloeien van de motorcilinders bij het starten van een koude motor. Duw bij een koude start de tuimelschakelaar omhoog en houd deze vast terwijl u het indicatorlampje in de gaten houdt (Fig. 24). Het indicatorlampje brandt rood wanneer de gloeibougies in werking zijn. Hoe lang de cilinders moeten worden voorgegloeid is afhankelijk van de buitentemperatuur; zie Starten /Stoppen van de motor.
Instelhendel stoel Motor starten De stoelen kunnen naar wens naar voren en naar achteren worden versteld (Fig. 26). • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is nieuw filter is gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. Zie Brandstofsysteem ontluchten. 1.
Rijden met het voertuig Het voertuig tot stilstand brengen 1. Zet de parkeerrem vrij. Om het voertuig tot stilstand te brengen haalt u uw voet van het gaspedaal, trapt u het koppelingspedaal in en vervolgens ook het rempedaal. 2. Trap het koppelingspedaal volledig in. 3. Zet de schakelhendel in de eerste versnelling 4. Laat het koppelingspedaal langzaam opkomen, terwijl u het gaspedaal intrapt. De motor afzetten 5.
Veiligheidssysteem controleren Het voertuig heeft speciale banden, lage overbrengingsverhoudingen, een differentieelgrendel en andere voorzieningen die het extra tractie geven. Deze kenmerken bevorderen de wendbaarheid van het voertuig, maar kunnen ook leiden tot gevaarlijke situaties. Denk erom dat het voertuig niet is bedoeld voor recreatief gebruik. Het is geen terreinwagen (ATV). En het is zeker niet bedoeld om mee te spelen of te stunten. Het is een werkvoertuig, geen speelgoed.
Passagiers Snelheid Als er een passagier met u meerijdt op het voertuig, zorg er dan voor dat hij of zij de veiligheidsgordel heeft omgedaan en zich goed vasthoudt. Rijd langzamer en maak minder scherpe bochten, want uw passagier kan niet van tevoren zien aankomen wat u gaat doen en kan dus moeilijk anticiperen op bochten, stoppen, gas geven en onregelmatigheden in het terrein. Snelheid is een van de belangrijkste oorzaken van ongelukken.
Hellingen De remeigenschappen van het voertuig zijn ook anders zonder laadbak of werktuig. Als het voertuig snel tot stilstand wordt gebracht, kunnen de achterwielen blokkeren voordat de voorwielen blokkeren: dit kan invloed hebben op de controle over het voertuig. Het is verstandig om langzamer te rijden zonder laadbak of werktuig. Waarschuwing Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
• De achterbanden verzwaren met vloeibare ballast (calciumchloride). gebruik van het voertuig. Vermindering van het totaalgewicht is dan één manier om het risico op omslaan te verkleinen. U kunt ook de lading zo laag mogelijk proberen te verdelen om dit risico te verminderen. • De tractie zal verbeteren als er geen passagier in de voorste stoel zit. Als u de lading te veel aan één kant van de laadbak plaatst, vergroot dit sterk de kans dat voertuig omslaat naar die kant.
Transport van het voertuig Waarschuwing Om het voertuig over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zorg ervoor dat het voertuig stevig is bevestigd aan de aanhanger. Zie Figuren 29 en 30 voor de plaats van de bevestigingspunten. Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Een aanhangwagen trekken OMHOOG (snelkoppeling “A” stand) De Workman kan aanhangwagens en werktuigen trekken die zwaarder zijn dan het voertuig zelf. Dit is de stand om de laadbak of het werktuig aan de achterste trekhaak op te heffen of om druk uit te oefenen op snelkoppeling “A”. Zo kan ook olie uit snelkoppeling “B” terugvloeien naar de klep en van daaruit naar het reservoir. Dit is een tijdelijke stand en zodra de hendel wordt losgelaten, springt deze automatisch terug naar de middelste UIT-stand.
AAN Losmaken Deze stand is vergelijkbaar met OMLAAG (snelkoppeling “B” stand). Bovendien kan bij deze stand olie naar snelkoppeling “B” stromen, met het verschil dat de hendel in deze positie wordt vastgezet in een uitsparing in het bedieningspaneel. Op deze manier kan er voortdurend olie stromen naar werktuigen die gebruikmaken van een hydraulische motor. Gebruik deze stand uitsluitend bij werktuigen met een hydraulische motor.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Onderhoudsschema Lagers en lagerbussen smeren Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als het voertuig in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren smeren. Er moet vaker gesmeerd worden als het voertuig wordt gebruikt in zware omstandigheden.
Figuur 36 Figuur 33 Figuur 37 Figuur 34 Figuur 35 40
Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Afstelling van de kabels controleren Wielmoeren aandraaien Riemen van de wisselstroomdynamo en de ventilator controleren Transaxle-filter vervangen Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en brandstoffilter vervangen • Torsie van cilinderkop controleren en kleppen afstellen Om de 50 bedrijfsuren • Peil van accuvloeistof controleren • Aansluitingen van de accukabels controleren • Luchtfil
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van servicerem en parkeerrem controleren. Brandstofpeil controleren. Werking van het gaspedaal controleren. Werking van de koppeling en de schakelhendel controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Gebruik in zware omstandigheden Waarschuwing Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
1. U mag het voertuig nooit starten als het voertuig is opgekrikt, want door de trilling van de motor of de beweging van de wielen kan het voertuig van de krik afglijden. 3. Druk de laadbakbeveiliging op de cilinderstang, waarbij u ervoor moet zorgen dat de beide uiteinden van de laadbakbeveiliging rusten op het uiteinde van de cilinderbus en het uiteinde van de cilinderstang (Fig. 39). 2. Werk nooit onder het voertuig zonder dat het wordt ondersteund door kriksteunen.
Onderhoud van het luchtfilter Motorolie verversen en filter vervangen 1. Trek de vergrendeling naar buiten en draai het luchtfilterdeksel linksom. Haal het deksel los van het luchtfilterhuis. Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel. Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 100 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. 2 1.
Brandstofsysteem 1 Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 600 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. Brandstoffilter/Waterafscheider Verwijder dagelijks water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider door de aftapplug (Fig. 45) op de filterbus los te draaien. Draai de plug weer vast na het aftappen.
Motorkoelvloeistof verversen 5. Open de ontluchtschroef boven op de waterpomp (Fig. 49). 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. 1 Voorzichtig Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Verwijder de radiatordop nooit als de motor loopt.
Riemen afstellen Ventilatorriem De conditie en de spanning van alle riemen moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. 1. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 98 N. Een nieuwe riem moet een speling van 12–15 mm hebben.
Gaspedaal afstellen Transaxle-olie /Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. U moet om de 800 bedrijfsuren de transaxle-olie/hydraulische vloeistof verversen, het filter vervangen en de zeef schoonmaken. 2. Stel de kogelverbinding op de gaskabel (Fig. 52) zo af dat er 5–9 mm ruimte is tussen het gaspedaal en de bovenkant van de vloerplaat (Fig.
Hydraulische filter vervangen Olie in voordifferentieel verversen Als u de machine voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u het hydraulische filter na de eerste 10 bedrijfsuren vervangen; daarna moet u het filter om de 800 bedrijfsuren vervangen. Uitsluitend bij vierwielaandrijving Ververs de olie in het voordifferentieel om de 800 uur. Gebruik ter vervanging het Toro-filter (Onderdeelnr. 54–0110). 1.
Hydraulische zeef reinigen Rempedaal afstellen Reinig de hydraulische zeef om de 800 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. De kap op de voorkant kan worden verwijderd om de afstelling te vergemakkelijken. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 1.
Koppelingspedaal afstellen Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Opmerking: De koppelingskabel kan worden afgesteld bij het koppelingshuis of bij het draaipunt van het koppelingspedaal. De kap op de voorkant kan worden verwijderd zodat u gemakkelijk bij het draaipunt van het koppelingspedaal kunt komen. 1 Afstelling bij koppelingshuis Figuur 61 1. Draai de contramoeren los waarmee de koppelingskabel vastzit aan de beugel op het koppelingshuis (Fig. 60). 1.
Parkeerrem afstellen Kabels van schakelmechanisme afstellen Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Verwijder de rubberen handgreep van de parkeerremhendel (Fig. 63) 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. 2 1 3 1 2 Figuur 63 1. Parkeerremhendel Figuur 65 2. Handgreep 1. Schakelarm (1e – Rev.) 2.
Kabel van differentieelgrendel afstellen Toespoor voorwiel Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de voorwielen worden gecontroleerd. Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren. 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen. De afstand die is gemeten bij de voorwielen, moet gelijk zijn aan de afstand die is gemeten bij de achterste wielen, namelijk ± 3 mm. 1.
Bak ophalen in noodgevallen • Maak de twee slangen met snelkoppelingen op beide voertuigen los van de slangen die zijn bevestigd aan de beugel van de koppeling (Fig. 69). (zonder de motor te starten) In noodgevallen kan de bak worden opgehaald door de startmotor te laten aanslaan of het hydraulische systeem in te schakelen met behulp van opstartslangen. Met startmotor • Stel de startmotor in werking met de hefhendel in de stand OPHEFFEN.
Zekeringen • Sluit de twee slangen op het andere voertuig aan op de koppeling die nog in de beugel van de koppeling zit (sluit de bovenste slang aan op de bovenste koppeling en de onderste slang op de onderste koppeling) (Fig. 71). Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af. De zekeringen van het elektrische systeem van het voertuig bevinden zich midden onder het dashboard. 1 1 Figuur 71 Figuur 72 1. Opstartslangen 1. Zekeringen • Houd alle omstanders uit de buurt van de voertuigen.
Procedure voor starten met een startkabel Opslag van de accu Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in de machine laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.
Accu-onderhoud 1. Het accuzuur moet op het juiste peil worden gehouden en de bovenkant van de accu moet schoon blijven. Indien de machine wordt opgeslagen in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer de machine in een koele omgeving wordt opgeslagen. Gevaar Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Hydraulisch schema 59
15 A 15 A F3 F4 R PK OR R PK FL2 FL3 P100–A POWER POINT BK Y S A START RUN I (–) FRAME GROUNDS VIO ALTERNATOR R/BK L R R B BK = BLACK GN = GREEN BR = BROWN GY = GRAY BU = BLUE PK OR = ORANGE PK = PINK VIO = VIOLET BK LOW R/BK OR GY R/BK FRAME GROUND TO FRONT HARNESS IS VIA THE REAR HARNESS (SEE P100–A) ENGINE GROUND NEGATIVE BATTERY CABLE BK BK B+ TIE POINT POSITIVE BATTERY CABLE ON STARTER BATTERY (+) R C B A FL1 FUSIBLE LINK HARNESS 99–3441 BK AT FUSE BLO