Form No. 3359-777 Rev A Workman® 3200 & 4200 Bedrijfsvoertuig met vloeistofgekoelde benzinemotor Modelnr.: 07360—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 07361—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 07361TC—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 07365—Serienr.: 280000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Inleiding Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 1. Plaats van modelnummer en serienummer Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Montage..................................................................... 13 1 Plaats de achterspatschermen. .......................... 13 2 Plaats de wielen................................................ 14 3 Plaats het stuurwiel .......................................... 15 4 Plaats de voorspatschermen. ............................ 15 5 Rolbeugel monteren......................................... 16 6 De accu vullen en opladen................................ 16 7 Verwijdering van complete laadbak......
Veiligheid afhankelijk zijn van het ontwerp en de constructie van het voertuig, zijn eerdergenoemde factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede training van het personeel dat is belast met het gebruik, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. De TORO WORKMAN voldoet aan de vereisten van SAE J2258.
• Dit voertuig is uitsluitend bedoeld voor het vervoer van de bestuurder en één passagier in de stoel die de fabrikant heeft geleverd. Vervoer nooit meer dan één passagier op dit voertuig. • Bestuur het voertuig nooit als u onder invloed van drugs of alcohol verkeert. • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen. • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten.
– Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf abrupte veranderingen vertonen. – Let op kuilen of andere verborgen gevaren. – Ga zeer voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt. In normale omstandigheden moet u een helling in een rechte lijn op- en afrijden. Verminder de snelheid als u een scherpe bocht maakt of draait op een helling.
slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van het voertuig, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product van de The Toro® Company komt te vervallen. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-9852 1. Waarschuwing — Lees de gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken – Monteer de vergrendeling van de cilinder. 93-8071 1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 93-9448 1.
3-9449 1. Lees de gebruikershandleiding. 3. Pomp vet in de smeerpunten (9 smeerpunten). 2. Smeer deze punten om de 100 bedrijfsuren. 115-2320 1. Waarschuwing — Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 2. Koplampen 3. Motor - olie 4. Motor - Voorgloeien 7. Temperatuurpeil 10. Motor – Lopen 5. Claxon 6. Accu 8. Urenteller 9. Motor – Afzetten 11. Motor – Starten 105-4215 93-9862 1. Waarschuwing — Blijf uit de buurt van plaatsen waar u bekneld kunt raken. 1.
6-2353 106-2355 1. Elektrisch aansluitpunt 1. Langzaam 3. Transmissie – Derde hoog; geen hoge snelheid 2. Snel 106-2377 1. Vergrendeld 2. Differentieelgrendel 3. 4. 5. 6. 7. Ontgrendeld Hydraulische vergrendeling Inschakelen Aftakas Uitschakelen 8. Waarschuwing – Lees de gebruikershandleiding. 9. Risico om gegrepen te worden, as – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig. 10. Hydrauliek naar binnen trekken 11. Hydrauliek naar buiten schuiven 12. Transmissie – Hoog toerental 13.
0-2599 1. Waarschuwing – Lees de gebruikershandleiding. 2. Brandgevaar – Zet de motor af alvorens te tanken. 3. Kantelgevaar — Lees de gebruikershandleiding, bedien deze machine niet tenzij u daarin getraind bent, wees voorzichtig en rijd langzaam op hellingen, verminder uw snelheid en draai geleidelijk, rijd niet harder dan 32 km per uur en rijd langzaam op oneffen terrein of wanneer de machine zwaar beladen is. 4.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 106-7888 1. Waarschuwing — lees 3. Koppeling B af of de hydraulische oliedruk 124 bar (1800 psi) bedraagt. 2. Koppeling A 93-9899 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Omschrijving Hoeveelheid Achterspatscherm Bouten, 3/8 x 1-1/4 inch Borgmoer, 3/8 Steunplaat Wielmoer Voorwiel Wielmoer Achterwiel Stuurwiel Dop Ring Schuimrubber afdichting Voorspatscherm Bout met zeskantkop, nr. 10 x 3/4 inch. Ring, binnendiameter 0,210 Borgmoer, nr.
1 Plaats de achterspatschermen. Benodigde onderdelen voor deze stap: 2 Achterspatscherm 10 Bouten, 3/8 x 1-1/4 inch 2 Borgmoer, 3/8 2 Steunplaat Figuur 4 Procedure 1. Spatscherm 1. Draai de borgmoeren en bouten los waarmee de beugels van het achterlicht zijn bevestigd aan de linker- en rechterbeugel van het frame (Figuur 3). 2. Steunplaat 4.
Figuur 6 1. Stuurwiel 2. Contramoer 3. Dop 4. Ring Figuur 5 1. Wiel 2. Wielmoer 4 3 Plaats de voorspatschermen. Benodigde onderdelen voor deze stap: Plaats het stuurwiel Benodigde onderdelen voor deze stap: 2 Voorspatscherm 10 Bout met zeskantkop, nr. 10 x 3/4 inch. 1 Stuurwiel 20 Ring, binnendiameter 0,210 1 Dop 10 Borgmoer, nr. 10 1 Ring 1 Schuimrubber afdichting Procedure 1.
Figuur 7 1. Spatscherm 5 Figuur 8 Rolbeugel monteren 1. Rolbeugel 2. Bevestigingsbeugel 3. Afdekplaat Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Rolbeugel 4 Bout, 1/2 x 3 inch 4 Borgmoer, 1/2 6 De accu vullen en opladen Procedure Benodigde onderdelen voor deze stap: 1. Steek beide kanten van de omkiepbeveiliging in de bevestigingsbeugels aan weerszijden van het frame van het voertuig en plaats de omkiepbeveiliging zoals wordt aangegeven op Figuur 8.
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 5.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan. 9. Monteer de bevestiging van de accu en zet deze vast aan de accubasis met een bout, ringen en een borgmoer. Figuur 11 1.
8 Plaats de complete laadbak terug. Geen onderdelen vereist Procedure Opmerking: Als de zijkanten van de laadbak worden gemonteerd op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op het voertuig wordt geplaatst. Figuur 13 1. Afstandsbeugel 2. Stootblok Opmerking: Zorg ervoor dat de achterste platen zijn bevestigd aan het frame van de laadbak/balk zodat het achterste uiteinde naar achteren draait (Figuur 12). 3. Rijtuigschroef 1.
Algemeen overzicht van de machine Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van het voertuig minder dan 3,8 cm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd. Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Schakelhendel Gaspedaal Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de schakelhendel (Figuur 16) in de gewenste stand.
Vergrendeling hydraulische hefinrichting Als u een bocht maakt met ingeschakelde differentieelgrendel, kunt u de controle over het voertuig verliezen. Schakel de differentieelgrendel uit als u scherpe bochten maakt of bij hoge snelheid werkt. Zie Differentieelgrendel gebruiken. Vergrendelt de hefhendel, zodat de hydraulische cilinders niet werken wanneer het voertuig niet is voorzien van een laadbak (Figuur 16). Vergrendelt ook de hefhendel op AAN als de werktuigen hydraulisch worden bediend.
gebruiken als het defect volledig is hersteld. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor. gebruik van de derde versnelling in de HOOG-stand. Als de schakelhendel in de derde versnelling wordt gezet in de HOOG-stand, slaat de motor af. Het sleuteltje gaat in het slot met de tandjes naar beneden. Duw het sleuteltje in het contact om het te kunnen draaien. Het sleuteltje kan in beide standen worden verwijderd.
Figuur 20 1. Instelhendel bestuurdersstoel Specificaties Figuur 18 1. Lichtschakelaar 2. Oliedruklampje 3. Brandstofmeter 4. Toerenteller (optioneel) 5. Claxon Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.2 Afmetingen Totale breedte Claxonknop Druk op de knop om te claxonneren (Figuur 18). Totale lengte Toerenteller Basisgewicht (droog, zonder laadbak) Optie (Figuur 18). Handgreep voor passagier Op het dashboard (Figuur 19).
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken.
Opmerking: Als u olie bijvult, moet u de peilstok verwijderen ten behoeve van een goede ontluchting, de olie langzaam in de vulopening gieten en daarbij veelvuldig het peil controleren. NIET TE VOL VULLEN. Company-producten met een benzinemotor. Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt de levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de motor goed start, doordat hierdoor afzettingen in de verbrandingskamer worden verminderd. Octaangetal van minimaal 87.
Figuur 26 Figuur 25 1. Reservetank 2. HEET-streep 1. Dop van brandstoftank 3. KOUD-streep 3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, verwijdert u de dop van de reservetank en vult u het koelsysteem bij met een oplossing die half uit water, half uit permanente ethyleenglycol-antivries bestaat. NIET TE VOL VULLEN. Het koelsysteem controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks De inhoud van het koelsysteem is ongeveer 3,8 liter. 4. Plaats de dop van de reservetank terug.
Figuur 28 1. Voordifferentieel 2. Vul-/controleplug 3. Aftapplug Figuur 27 1. Peilstok Torsie van wielmoeren controleren 4. Steek de peilstok in de transaxle. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok uit de transaxle en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tot aan de bovenkant het platte deel van de peilstok staan. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij totdat de vloeistof het vereiste peil bereikt.
Belangrijk: Als u de banden van het voertuig verwisselt, mag u uitsluitend banden gebruiken die zijn goedgekeurd voor de Workman. Gebruik van banden die niet zijn goedgekeurd, kan leiden tot beschadiging van het gazon en snellere slijtage van de aandrijflijn. De remvloeistof controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 1000 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan) Figuur 30 1.
Rijden met het voertuig • Controleer de voorkant van de radiator. Verwijder eventueel vuil en reinig het radiatorscherm. • Werking van het rempedaal controleren • Verlichting en claxon controleren. • Stuurwiel naar links en naar rechts draaien om de stuurreacties te controleren. • Controleren op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken.
De motor afzetten Opmerking: De motor zal niet aanslaan als de hydraulische hefhendel is vergrendeld in de vooruitstand. Om de motor af te zetten, draait u het contactsleuteltje op UIT en stelt u de parkeerrem in werking. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. 2. Draai het sleuteltje naar rechts op AAN, zonder het koppelingspedaal in te trappen. 3.
hoeveel schade en letsel gewone dingen kunnen veroorzaken. Takken, hekken, draden, andere voertuigen, boomstronken, greppels, zandkuilen, beekjes en andere objecten die te vinden zijn in de meeste parken en golfbanen, kunnen gevaar opleveren voor bestuurder en passagier. De Workman is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg.
Op natte, zanderige en gladde oppervlakken zijn bochten moeilijker en riskanter. Naarmate u harder rijdt, wordt de kans op ongelukken groter. Verminder dus uw snelheid voordat u een bocht neemt. In een scherpe bocht kan bij hogere snelheden het achterste binnenwiel loskomen van de grond. Dit is geen fout in het ontwerp, maar gebeurt bij de meeste voertuigen op vier wielen, zoals personenwagens. Als dit gebeurt heeft, maakt u een bocht die scherper is dan uw rijsnelheid toelaat.
Hellingen Omslaan De TORO Workman is uitgerust met een rolbeugel, heupsteunen, veiligheidsgordels en handgrepen. De omkiepbeveiliging van het voertuig vermindert het risico op ernstig of dodelijk letsel in het onwaarschijnlijke geval dat het voertuig omslaat, maar deze beveiliging kan de bestuurder niet beschermen tegen elk mogelijk letsel. Als het voertuig op een helling omslaat of gaat rollen, kan dit ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. • Gebruik het voertuig niet op steile hellingen.
Verminder het gewicht van de lading als de helling erg steil is of als de lading een hoog zwaartepunt heeft. Denk erom dat de lading kan schuiven. Zet deze stevig vast. combinaties zodat de capaciteit en de mogelijkheden maximaal kunnen worden benut. De grootste laadbak is 140 cm breed en 165 cm lang en kan een gelijkmatig verdeelde lading van maximaal 907 kg vervoeren. Opmerking: De Workman heeft een uitstekend klimvermogen. De differentieelgrendel vergroot dit vermogen.
Differentieelgrendel gebruiken slippen, en stelt vervolgens de voorwielaandrijving in werking en brengt kracht over op de voorwielen. De vierwielaandrijving blijft kracht overbrengen op de voorwielen totdat de achterwielen weer voldoende tractie hebben om het voertuig voort te bewegen zonder te slippen. Als het zover is, stopt het systeem met de aandrijving van de voorwielen en de gebruikseigenschappen worden weer vergelijkbaar met die van een voertuig met tweewielaandrijving.
Opmerking: De stuurbekrachtiging zal niet functioneren, waardoor de besturing wordt bemoeilijkt (er is meer kracht nodig). aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden. Belangrijk: Om de kans op schade aan de aandrijflijn te beperken, verdient het aanbeveling het Laag-bereik te gebruiken.
hendel loslaat, houdt deze de tegendruk op de trekhaak. pomp, de hydraulische afstandsbediening, de stuurbekrachtiging en de transaxle. Belangrijk: Als u de schakelhendel in de OMLAAG-stand houdt bij het gebruik van een hydraulische cilinder, zal de olie langs de ontlastklep stromen, waardoor schade kan ontstaan aan het hydraulische systeem. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken.
Storingen in de hydraulische bediening verhelpen: Problemen bij het aansluiten of losmaken van de snelkoppelingen. Druk niet opgeheven (snelkoppeling nog steeds onder druk). De stuurbekrachtiging gaat stroef. • Peil van hydraulische vloeistof is te laag. • De hydraulische vloeistof is heet. • Pomp werkt niet. • Lekkage in het hydraulische systeem. – Aansluitingen zitten los. – O-ring ontbreekt bij de aansluiting. • Werktuig functioneert niet. – De snelkoppelingen zijn niet goed aangesloten.
Onderhoud Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 2 bedrijfsuren • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 400 bedrijfsuren • • • • • Bougies vervangen. Controleer de leidingen en verbindingen. Vervang de brandstoffilterbus. Toespoor van voorwiel controleren. Controleer of de remschoenen zijn versleten. Om de 800 bedrijfsuren • • • • De olie van het voordifferentieel verversen. Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof en filter verversen en zeef schoonmaken. Hydraulische filter vervangen. Reinig de hydraulische zeef.
Het voertuig mag uitsluitend worden onderhouden, gerepareerd, afgesteld of geïnspecteerd door vakbekwame en erkende technici. Voorkom brandgevaar en zorg ervoor dat er brandbestrijdingsapparatuur in het werkgebied aanwezig is. Controleer nooit met een open vuur het peil van de brandstof, het accuzuur of de koelvloeistof, of een lekkage. Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken.
2. Werk nooit onder het voertuig zonder dat het wordt ondersteund door kriksteunen. Het voertuig kan van de krik afglijden, waardoor iemand die zich onder het voertuig bevindt, letsel kan oplopen. 3. Het kriksteunpunt aan de voorkant van het voertuig bevindt zich onder het middelste steunpunt van het voorframe en aan de achterkant onder de achterasbuis. 4. Als u de voorkant van het voertuig omhoog krikt, moet u altijd een blok hout (of iets vergelijkbaars) van 5 x 10 cm tussen de krik en het frame plaatsen.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren smeren. Er moet vaker gesmeerd worden als het voertuig wordt gebruikt in zware omstandigheden.
Onderhoud motor Algemeen onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren • Controleer het luchtfilter en de slangen periodiek voor een optimale bescherming van de motor en een maximale levensduur. • Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Figuur 45 • Geef het luchtfilter om de 50 uur een onderhoudsbeurt en vervang het om de 200 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
Opmerking: Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. draai vervolgens nog eens 1/2 tot 2/3 slag. NIET TE VER VASTDRAAIEN. 4. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Belangrijk: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. 5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstofsysteem Brandstofleidingen en -verbindingen Figuur 50 Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Om de 1000 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Elektrodenafstand 0,081 cm. 4. Zorg ervoor dat de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode 1 mm bedraagt. Plaats een bougie met de juiste elektrodenafstand. Draai de bougie vast met een torsie van 24–30 Nm.
Het voertuig starten met de startkabel Onderhoud elektrisch systeem Zekeringen Starten met de startkabel kan gevaarlijk zijn. Neem de volgende waarschuwingen in acht om lichamelijk letsel en schade aan elektronische onderdelen van het voertuig te voorkomen: De zekeringen voor het elektrische systeem van de machine bevinden zich onder het middengedeelte van het dashboardpaneel. • Voer een dergelijke startprocedure nooit uit met een voedingsbron met meer dan 15 V gelijkstroom.
Accu-onderhoud Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (Elke 30 dagen indien de accu zich in de opslag bevindt) De olie van het voordifferentieel verversen Om de 50 bedrijfsuren 1. Het accuzuur moet op het juiste peil worden gehouden en de bovenkant van de accu moet schoon blijven. Indien de machine wordt opgeslagen in een zeer hete omgeving, zal de accu sneller ontladen dan wanneer de machine in een koele omgeving wordt opgeslagen.
Kabels van het schakelmechanisme afstellen Kabel van differentieelgrendel afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 2. Verwijder de gaffelpennen waarmee de kabels van het schakelmechanisme zijn bevestigd aan de schakelarmen van de transaxle. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren 1. Zet de hendel van de differentieelgrendel op UIT. 2.
aan de voorkant van het wiel Groter dan achterkant van wiel groter dan aan de achterkant. Figuur 59 Figuur 57 1. Voorkant van voertuig 2. 3 mm ± 3 mm groter dan achterkant van wiel 1. Spanschroef 3. Afstand hart-tot-hart 2. U stelt de hart-tot-hart afstand als volgt in: • Draai op het rechter voorwiel de contramoeren aan beide uiteinden van de spoorstangen los (Figuur 58). Figuur 58 1. Spoorstang • Draai op het linker voorwiel de contramoeren aan beide uiteinden van de spanschroef los (Figuur 59).
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem van de motor Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks (Reinig vaker bij meer vervuilende omstandigheden). • Verwijder de radiatordop nooit als de motor loopt.
Onderhouden remmen opvangbak lopen. Als er geen koelvloeistof meer naar buiten stroomt, draai u het aftapkraantje dicht. 6. Open de ontluchtschroef boven op de waterpomp (Figuur 63). De remmen controleren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Om de 400 bedrijfsuren Controleer om de 400 bedrijfsuren of de remschoenen zijn versleten. Figuur 63 1. Ontluchtschroef 7. Verwijder de aftapplug voor de koelvloeistof uit de motor en laat de koelvloeistof in de opvangbak lopen.
Onderhoud riemen 1. Controleer de spanning door de riem midden tussen de poelies van de ventilator en de aandrijfas in te drukken met een kracht van ongeveer 10 kg. Een nieuwe riem moet een speling van 12–15 cm hebben. Een gebruikte riem moet een speling van 14–16,5 cm hebben. Als de speling niet correct is, gaat u verder met de volgende stap. Indien de speling correct is, gaat u verder met uw werkzaamheden.
Onderhoud bedieningsysteem Gaspedaal afstellen 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Stel de kogelverbinding op de gaskabel (Figuur 66) zo af dat er 5–9 mm ruimte is tussen het gaspedaal en de bovenkant van de vloerplaat (Figuur 67), wanneer er een druk van 9 kg wordt uitgeoefend op het midden van het pedaal. Draai de borgmoer aan. Figuur 67 1. Ruimte van 5–9 mm Opmerking: De motor mag niet lopen en de contraveer moet bevestigd zijn.
4. Verstel de gaffel totdat de gaten daarin op een lijn staan met de gaten in het draaipunt van het rempedaal. Bevestig de gaffel aan het draaipunt van het rempedaal met de gaffelpen en de R-pen. 5. Draai de contramoeren vast waarmee de gaffel is bevestigd aan de as van de hoofdremcilinder. 2. Maak de contraveer los van de versnellingspook. 3.
Figuur 74 1. Parkeerremhendel 2. Handgreep Figuur 72 1. Stangeind van koppelingskabel 2. Koppelingspedaal 3. Contramoer van stangeind 2. Draai de stelschroeven los waarmee de knop is bevestigd aan de parkeerremhendel (Figuur 75). 4. Parallel 3. Draai aan de knop totdat een kracht van of 14–18 kg nodig is om de hendel te bedienen. Opmerking: De speling van het koppelingspedaal mag nooit minder dan 1,9 cm bedragen. 7. Controleer nogmaals de veiligheidsschakelaar van de koppeling (Figuur 73).
Onderhoud hydraulisch systeem 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter. Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 1.
Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten, de parkeerrem in werking stellen en het sleuteltje uit het contact verwijderen. Verwijder de lading uit de bak of een ander werktuig voordat u onder een opgehaalde bak gaat werken. Werk nooit onder een opgehaalde bak zonder dat u de laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de volledige uitgetrokken cilinderstang.
achteren om de druk in het systeem op te heffen en de snelkoppelingen gemakkelijker los te maken. • Als u klaar bent, maakt u de opstartslangen los en sluit u de hydraulische slangen aan op beide voertuigen. Belangrijk: Controleer het niveau van de hydraulische vloeistof in beide voertuigen alvorens uw werkzaamheden te hervatten. Figuur 80 1. Losgemaakte slangen 2.
Stalling Opslag van de accu Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in het voertuig laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in het voertuig laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen. Het soortelijk gewicht van een volledig opgeladen accu is 1,250.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 63
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.