Form No. 3362-657 Rev A Workman® HDX-D bedrijfsvoertuig Modelnr.: 07368—Serienr.: 290000001 en hoger Modelnr.: 07368TC—Serienr.: 290000001 en hoger Modelnr.: 07371—Serienr.: 290000001 en hoger Modelnr.: 07371TC—Serienr.: 290000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Inleiding Figuur 2 Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. 1. Veiligheidssymbool Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Controle vóór het gebruik................................... 27 Motor starten ..................................................... 28 Het voertuig besturen ......................................... 28 Het voertuig tot stilstand brengen ....................... 29 Motor afzetten ................................................... 29 Nieuw voertuig inrijden ...................................... 29 Het veiligheidssysteem controleren ..................... 29 Gebruikseigenschappen ..............................
Veiligheid gebruik, onderhoud en opslag van het voertuig. Onjuist gebruik of onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. De machine voldoet aan de vereisten van SAE J2258. De Workman is een gespecialiseerd bedrijfsvoertuig dat niet is ontworpen voor gebruik op de openbare weg. Rijden met en bedienen van dit voertuig is anders dan een passagiersvoertuig of een vrachtwagen. Gun uzelf dus tijd om vertrouwd te raken met de Workman.
• Bestuur het voertuig nooit als u onder invloed van drugs of alcohol verkeert. • Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de motor snel kunt stoppen. • Zorg ervoor dat alle veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen en stickers op hun plaats zitten. Als veiligheidsschermen, veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u deze herstellen of vervangen, voordat u het voertuig gaat gebruiken.
de volgende voorzorgsmaatregelen te voorkomen dat de machine kantelt of dat de bestuurder de controle over de machine verliest: – Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw snelheid en blijf op een veilige afstand van zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en onbekend terrein of terrein waarvan de bodemomstandigheden of het reliëf abrupte veranderingen vertonen. – Let op kuilen of andere verborgen gevaren. – Ga zeer voorzichtig te werk als u op een steile helling werkt.
• Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. andere fabrikanten, omdat dit gevaarlijk kan zijn. Elke verandering aan dit voertuig die gevolgen heeft voor de werking, prestaties, levensduur of het gebruik van het voertuig, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-9852 2. Ledematen kunnen bekneld raken - Monteer de vergrendeling van de cilinder. 1. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding. 115-7739 115-2047 1. Risico om te vallen en bekneld te raken - Laat niemand op de machine meerijden. 1.
115-7740 1. Waarschuwing - het maximale gewicht van de trailer is 680 kg, het maximale koppelgewicht bedraagt 90 kg. 2. Waarschuwing - remmen op de aanhanger zijn verplicht als het trekgewicht meer dan 680 kg bedraagt, het maximale gewicht van een aanhanger met remmen is 1591 kg, het maximale koppelgewicht voor een aanhanger met remmen is 273 kg. 115-7723 1. Waarschuwing - lees af of de hydraulische oliedruk 124 bar (1800 psi, 12 410 KPa) bedraagt. 2. Koppeling A 3. Koppeling B 115-7746 1.
115-7814 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 2. Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding. 115-7813 1. Stroomaansluiting van 10 A 2. Geschakeld vermogen 10 A 3. Benzinepomp, snelheidbegrenzer 10 A 4. Claxon, stroompunt 15 A 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 4. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding. 5. Remverlichting 15 A 6. Gevarenverlichting 10 A 7. 4WD, transmissie 10 A 93-9879 1. Opgeslagen energie - Lees de Gebruikershandleiding. 93-7814 1.
93–9868 1. Handen kunnen bekneld raken - Lees de Gebruikershandleiding. 106-2355 1. Langzaam 3. Transmissie - Derde hoog; geen hoge snelheid 2. Snel 93-9850 1. Verricht geen reparatie- of onderhoudswerkzaamheden Lees de Gebruikershandleiding. 105-4215 1. Waarschuwing — Blijf uit de buurt van plaatsen waar u bekneld kunt raken. 106-7767 1. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding, voorkom dat de machine kantelt, draag de veiligheidsgordel, leun weg van de richting waarin de machine kantelt.
115-7756 93-9899 1. Hydraulisch systeem met hoge stroming - ingeschakeld 93-9899 1. Ledematen kunnen bekneld raken - Monteer de vergrendeling van de cilinder. 106-2377 1. Vergrendeld 2. Differentieelgrendel 3. 4. 5. 6. 7. Ontgrendeld Hydraulische vergrendeling Inschakelen Aftakas Uitschakelen 8. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 9. Risico om gegrepen te worden, as – Houd omstanders op een veilige afstand van het voertuig. 10. Hydrauliek naar binnen trekken 11.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving 1 1 1 1 6 Stuurwiel Dop Ring Rolbeugel Bout, 12,7 mm 1 2 3 Accuzuur 4 A/R – Geen onderdelen vereist Gebruik Stuurwiel monteren. Rolbeugel monteren Accu in gebruik nemen en opladen.
2 3 Rolbeugel monteren (Uitsluitend TC-modellen) De accu vullen en opladen (Uitsluitend TC-modellen) Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Rolbeugel 6 Bout, 12,7 mm A/R Accuzuur Procedure Procedure Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen. Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1,260 kunt u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 1.
Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van het voertuig. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken. 7. Plaats de accu zo in de accubehuizing dat de accupolen naar de buitenkant van het voertuig gericht zijn. 8. Bevestig de pluskabel (rood) aan de klem van pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) aan de klem van minpool (-) van de accu met behulp van de bouten en moeren.
Algemeen overzicht van de machine Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van het voertuig minder dan 3,8 cm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd. Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Schakelhendel Gaspedaal Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de schakelhendel (Figuur 8) in de gewenste stand.
Houd de hydraulische hefinrichting niet langer dan 5 seconden in de stand voor opheffen of neerlaten, nadat de cilinders hun uiterste positie hebben bereikt. Als u een bocht maakt met ingeschakelde differentieelgrendel, kunt u de controle over het voertuig verliezen. Schakel de differentieelgrendel uit als u scherpe bochten maakt of bij hoge snelheid werkt. Zie Differentieelgrendel gebruiken.
laag is, maar het waarschuwingslampje gaat niet uit nadat u olie heeft bijgevuld en de motor weer heeft gestart, schakel dan onmiddellijk de motor uit en neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer voor hulp. Controleer de werking van de waarschuwingslampjes als volgt: 1. Stel de parkeerrem in werking. 2. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan/Voorgloeien, maar start de motor niet. Het oliedruklampje moet rood branden.
per uur) maar kan eenvoudig worden omgezet naar KPH (kilometer per uur). Raadpleeg Snelheidsmeter omzetten in Onderhoud bedieningsorganen. koelvloeistof, de laadindicator en het oliedruklampje moeten branden. Als een van de lichtjes niet brandt, is het lampje doorgebrand of heeft het systeem een defect dat moet worden hersteld. Aansluitpunt Brandstofmeter Het aansluitpunt Figuur 10 dient voor de aansluiting van optionele elektrische accessoires van 12 V.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Afmetingen Totale breedte Totale lengte Basisgewicht (droog) Nominale inhoud (inclusief bestuurder (90 kg), passagier (90 kg) en ingeladen werktuig). Maximaal.
Figuur 14 Figuur 16 1. Dop van vulbuis 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Opmerking: Als u olie bijvult, moet u de peilstok verwijderen voor een goede ontluchting. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen.
minimaal 40 zijn. Koop brandstof in hoeveelheden die binnen 180 dagen kunnen worden gebruikt zodat u verzekerd bent van verse brandstof. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Inhoud brandstoftank: 25 liter. Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen onder -7 °C.
1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. 2. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 18). • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. • Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of totdat de radiateurdop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden.
8 bedrijfsuren, of dagelijks. De inhoud van het systeem is: Inhoud transaxle-reservoir: 7 liter. 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig het gebied rond de peilstok (Figuur 20). Figuur 21 1. Dop 2. Verwijder de peilstok (Figuur 21) uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis. Verwijder deze daarna en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet zich tussen de twee markeringen op de peilstok bevinden. 3.
Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u het hydraulische systeem onder druk zet. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. Figuur 22 1.
Controleer de bandenspanning regelmatig. Als de banden niet op de juiste spanning zijn, zullen deze vroegtijdig slijten. Figuur 23 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te lage bandenspanning. Figuur 25 1. Reservoir voor remvloeistof 3. Als het vloeistofpeil te laag is, moet u de omgeving van de dop reinigen, de dop verwijderen en het reservoir vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Figuur 23 1.
compactie en beschadiging van de grasmat te voorkomen. 6. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan. Als het indicatielampje van de gloeibougies gaat branden, is de motor klaar om te starten. • Het peil van alle vloeistoffen controleren. Indien het peil te laag is, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid vloeistof volgens de voorschriften van Toro. 7. Draai het contactsleuteltje naar de stand Start.
OverbrenBereik ging Verhouding Snelheid (mijl/uur) Snelheid (km/uur) Achteruit L 86,94 : 1 2,8 4,5 Achteruit H 33,91 : 1 7,1 11,6 • De motor heeft geen inrij-olie nodig. De originele motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven voor regelmatige olieverversingen. • Zie hoofdstuk Onderhoud voor bijzondere controles op rustige momenten. Belangrijk: Probeer de motor niet te starten door het voertuig aan te duwen of te slepen. De aandrijflijn kan hierdoor schade oplopen.
2. Trap het koppelingspedaal in. hand. Uw eigen rijgedrag, zoals harder rijden dan de omstandigheden toelaten, te krachtig remmen, te scherpe bochten maken en combinaties hiervan, zijn in veel gevallen de oorzaak van een ongeluk. 3. Duw de hydraulische hefhendel naar voren en draai het sleuteltje rechtsom naar de stand Start. Als de motor aanslaat of start, is er een defect in het veiligheidssysteem dat moet worden hersteld voordat u het voertuig gebruikt.
Rijd nooit harder dan de omstandigheden toelaten. Als u niet zeker weet hoe hard u ergens mag rijden, verminder dan uw snelheid. Wanneer u zware werktuigen gebruikt (meer dan 454 kg), zoals spuitmachines, topdressers of strooiers enz., begrens dan uw snelheid door de 3e/Hoog-vergrendelschakelaar in de stand Langzaam te zetten. Bochten Bochten zijn ook een belangrijke factor die tot ongelukken kan leiden.
Hellingen Als u door staand water rijdt dat diep genoeg is om de remmen nat te laten worden, zullen zij pas goed functioneren als zij weer droog zijn. Nadat u door water hebt gereden, moet u de remmen testen om er zeker van te zijn, dat zij naar behoren functioneren. Als dat niet het geval is, moet u langzaam rijden in de eerste versnelling, terwijl u lichte druk uitoefent op het rempedaal. Hierdoor drogen de remmen.
De hoogte en het gewicht van de lading heeft een belangrijke invloed op de stabiliteit van het voertuig. Hoe hoger de lading is opgestapeld, des te groter is de kans dat het voertuig zal omslaan. Als de lading hoog is opgestapeld, kan 1360 kg dus teveel zijn voor een veilig gebruik van het voertuig. Vermindering van het totaalgewicht is dan één manier om het risico op kantelen te verkleinen. U kunt ook de lading zo laag mogelijk proberen te verdelen om dit risico te verminderen.
extra tractie slechts bedoeld is voor tijdelijk gebruik. Het is geen vervanging voor de veiligheidsmaatregelen ten aanzien van steile hellingen en zware ladingen die hiervoor aan de orde zijn geweest. vierwielaandrijving werkt zowel in de vooruit als de achteruit, maar bij bochten zullen de achterwielen iets langer slippen voordat de voorwielaandrijving wordt geactiveerd. De differentieelgrendel zorgt ervoor dat de achterwielen met dezelfde snelheid draaien.
totaalgewicht van maximaal 1587 kg). Zorg er altijd voor dat 60% van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt. Hierdoor komt ongeveer 10 % (max. 272 kg) van het totale gewicht van de aanhangwagen op de trekhaak van het voertuig. De aanhangwagen moet voorzien zijn van remmen, als u een aanhangwagen met een totaalgewicht van meer dan 680 kg laat trekken door de Workman.
reservoir. Dit is een tijdelijke stand en zodra de hendel wordt losgelaten, springt deze automatisch terug naar de middelste stand (Uit). is aangekoppeld, zal de olie langs de ontlastklep stromen, hetgeen schade kan veroorzaken aan het hydraulische systeem. Gebruik deze stand alleen kortstondig of wanneer er een motor is gemonteerd. Belangrijk: Controleer het peil van de hydraulische olie nadat u een werktuig heeft gemonteerd.
en naar achteren om de druk in het systeem op te heffen en de snelkoppelingen gemakkelijker los te maken. 1. Trek de borgring op de koppeling naar achteren. 2. Trek de slang krachtig uit de snelkoppeling. Belangrijk: Reinig de stofplug en de stofkap en plaats deze op de openingen van de snelkoppelingen wanneer deze niet in gebruik zijn. Problemen met de hydraulische bediening oplossen • Problemen bij het aansluiten of losmaken van de snelkoppelingen.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 2 bedrijfsuren • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast. Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer de conditie en de spanning van de riem. Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en oliefilter vervangen. • Afstand motorklep instellen. • • • • Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Draai de moeren van de voor- en achterwielen vast.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 800 bedrijfsuren • • • • • Ververs de olie van het voordifferentieel. Ververs de hydraulische vloeistof en reinig de zeef. Hydraulische filter vervangen. Vloeistof hydraulisch systeem verversen (uitsluitend TC-modellen) Filter van hydraulisch systeem vervangen (uitsluitend TC-modellen) Om de 1000 bedrijfsuren • Remvloeistof verversen. • Brandstoftank aftappen/spoelen. • Spoel het koelsysteem en ververs de koelvloeistof.
Gebruik in zware omstandigheden Belangrijk: Als het voertuig wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moeten de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak worden uitgevoerd: • Gebruik in woestijngebied • Gebruik bij lage temperaturen (beneden 0 °C) • Trekken van een aanhangwagen • Veelvuldig gebruik op stoffige wegen • Bouwwerkzaamheden • Na langdurig gebruik in modder, zand, water, of soortgelijke vuile omstandigheden moet u de remmen zo snel mogelijk laten controleren en schoonmaken.
vergrendelingshendel op het voertuig om te voorkomen dat de hefcilinders per ongeluk naar buiten schuiven. Probeer nooit de laadbak neer te laten met de laadbakbeveiliging op de cilinder. De volledige laadbak plaatsen De volledige laadbak verwijderen Opmerking: Als de zijkanten van de laadbak worden gemonteerd op de dieplader, verdient het aanbeveling deze te monteren voordat de laadbak op het voertuig wordt geplaatst. 1. Start de motor.
laadbak, moet u de voorste storthendel aan de binnenkant van de linker gaffelpen plaatsen voordat u de lynchpen monteert. Het voertuig opkrikken Een opgekrikt voertuig kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder het voertuig bevindt, letsel kan oplopen • Start de motor niet als het voertuig is opgekrikt. Figuur 37 1. Afstandsbeugel 2. Stootblok • Haal altijd het sleuteltje uit de schakelaar, voordat u uit het voertuig stapt. 3.
3. Draai de bovenzijde van de motorkap naar voren en koppel de bedrading van de koplampen los (Figuur 40). 4. Verwijder de motorkap. Om de motorkap te plaatsen, moet u het volgende doen: 1. Sluit de achterlichten aan. 2. Steek de bovenste montagelipjes in de sleuven van het frame. 3. Steek de onderste montagelipjes in de sleuven van het frame. 4. Controleer of de motorkap goed in de groeven aan de bovenzijde, de zijkanten en de onderzijde valt. Figuur 39 1.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren (Bij zwaar gebruik vaker smeren) Het voertuig is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Figuur 44 Figuur 45 45
Onderhoud motor 4. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Onderhoud van het luchtfilter Belangrijk: Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—Vervang het luchtfilter. (vaker in stoffige, vuile omstandigheden) 5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstofleidingen en -verbindingen Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Om de 1000 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan) Figuur 48 1. Motoroliefilter 4. Breng een dun laagje schone olie aan op de pakking van het filter voordat u het erop schroeft. Inspecteer de brandstofleidingen en aansluitingen op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. 5.
Onderhoud elektrisch systeem 2. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd (Figuur 49). 3. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 4. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. Zekeringen 5. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.
Het voertuig starten met de startkabel is te herkennen aan het symbool '+' bovenop het accudeksel. 3. Sluit het ene uiteinde van de andere startkabel aan op de minpool van de accu van het andere voertuig. De minpool is aangegeven met 'NEG' op het accudeksel. Sluit het andere uiteinde van de startkabel aan op de minpool van de lege accu. Sluit het geheel aan op de motor of het frame. Sluit de startkabel niet aan op het brandstofsysteem. Starten met de startkabel kan gevaarlijk zijn.
Onderhoud aandrijfsysteem Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. Olie voordifferentieel vervangen (uitsluitend modellen met vierwielaandrijving) Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren 1.
2. Draai de contramoer van de gaffel los en pas de gaffel zo aan, dat de gaffelopening is uitgelijnd met de opening in de beugel van de transaxle. 3. Bevestig de gaffelpennen en draai de contramoer aan als u klaar bent. neem dan voor reparatie contact op met een erkende Toro-distributeur. Kabels van het schakelmechanisme afstellen Kabel van differentieelgrendel afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Zet de schakelhendel in de neutraalstand.
Figuur 57 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te lage bandenspanning. Figuur 59 1. Voorzijde van voertuig 2. 0 ± 3 mm van voorzijde tot achterzijde van band Figuur 57 1. Te lage bandenspanning 3. Afstand hart-tot-hart 3. U past de hart-tot-hart afstand als volgt aan: Figuur 58 toont een voorbeeld van slijtage aan een band veroorzaakt door een te hoge bandenspanning. A. Draai de contramoer in het midden van de trekstang los (Figuur 60). Figuur 58 1.
Motorkoelvloeistof verversen Onderhoud koelsysteem Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren/Om de 2 jaar (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken hefcilinder om de bak omhoog te houden. Vuil verwijderen uit het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks (Reinig vaker bij meer vervuilende omstandigheden). 1. Zet de motor af.
5. Maak de onderste radiateurslang los en laat de koelvloeistof in een opvangbak lopen. Als er geen koelvloeistof meer uitstroomt, sluit u de onderste radiateurslang weer aan. Onderhouden remmen 6. Open de ontluchtschroef boven op de waterpomp (Figuur 65). Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Verwijder de rubberen handgreep van de parkeerremhendel (Figuur 66). Parkeerrem afstellen Figuur 65 1. Ontluchtschroef 7.
Het rempedaal afstellen Onderhoud riemen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Riemen afstellen Opmerking: Verwijder de voorliggende onderdelen om eenvoudiger te kunnen afstellen. De riem van de wisselstroomdynamo afstellen 1. Verwijder de R-pen en de gaffelpen, waarmee de gaffel van de hoofdremcilinder is bevestigd aan het draaipunt van het rempedaal (Figuur 68). Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren—Controleer de conditie en de spanning van de riem.
Koppelingspedaal afstellen Onderhoud bedieningsysteem Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Opmerking: U kunt de koppelingskabel afstellen bij de koppelingsbehuizing of bij het draaipunt van het koppelingspedaal. De kap op de voorkant kan worden verwijderd zodat u gemakkelijk bij het draaipunt van het koppelingspedaal kunt komen. Gaspedaal afstellen 1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 1.
5. Controleer nogmaals of de afstand 9,5 ± 0,3 cm is, nadat de contramoeren zijn vastgedraaid, ten behoeve van een goede afstelling. Indien nodig opnieuw afstellen. Onderhoud hydraulisch systeem 6. Maak de contraveer vast aan de versnellingspook. Hydraulische vloeistof verversen en zeef reinigen Belangrijk: Zorg ervoor dat het stanguiteinde rechtop en niet scheef op de kogel is geplaatst en parallel met het koppelingspedaal loopt nadat de contramoer is vastgedraaid (Figuur 75).
Figuur 78 1. Hydraulische filter Figuur 77 2. Filter van het hydraulische systeem met hoge stroming 3. Smeer de pakking van het nieuwe filter. 4. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. Draai het filter totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat. Draai het filter vervolgens nog een halve slag. 5. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.
vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen. De bak omhoogbrengen in noodgevallen Materiaaleigenschappen: In noodgevallen kan de bak worden opgehaald zonder de motor te starten, door de startmotor te laten aanslaan of het hydraulische systeem in te schakelen met behulp van opstartslangen. Viscositeit, ASTM D445 cSt @ 40ºC 55 tot 62 cSt @ 100ºC 9.1 tot 9.
Figuur 79 Figuur 81 1. Snelkoppelslang A 2. Snelkoppelslang B 1. Opstartslangen 5. Houd alle omstanders uit de buurt van de voertuigen 3. Sluit de twee opstartslangen op het defecte voertuig aan op de slangen die zijn losgemaakt (Figuur 80). Sluit de niet-gebruikte aansluitingen af. 6. Start het tweede voertuig en de zet de hefhendel in de stand Omhoog. De defecte laadbak wordt nu opgehaald. 7. Zet de hydraulische hefhendel in de neutraalstand en zet deze vast met de vergrendeling. 8.
Stalling moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 13. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 2. Verwijder vuil en vet van de gehele machine, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing. 14.
Schema's Hydraulisch schema (Rev. B) Schema voor hydraulisch systeem met hoge stroming (uitsluitend TC-modellen) (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.