Operator's Manual

45
Beschermvingers vervangen
Alle beschermvingers moeten worden vervangen als zij
zijn beschadigd of afgesleten tot een dikte van minder dan
6,4 mm. Beschadigde beschermvingers kunnen gras
meetrekken waardoor het gazon wordt beschadigd.
1
Figuur 59
1. Beschermvinger
Dunne beschermvingers kunnen ertoe leiden dat het True
Core grondvolgsysteem niet correspondeert met de
gewenste werkdiepte als gevolg van slijtage en
verminderde stijfheid.
Insteekafstand instellen
De insteekafstand wordt bepaald door de rijsnelheid
waarop de tractie-eenheid is ingesteld. De insteekafstand
mag maximaal 3,2 mm afwijken van de nominale
fabrieksinstelling.
Indien de insteekafstand meer afwijkt van de nominale
instelling dan gewenst is, gaat u als volgt te werk:
1. Ontgrendel en verwijder de drijfriemkap (Fig. 56).
2. Draai de (2) montagemoeren van het scherm van de
pomp los en verwijder het scherm (Fig. 57).
3. Ga met de verluchter naar een open ruimte (d.w.z. een
proefperceel). Zet de hendel voor de insteekafstand op
de gewenste afstand en verlucht een baan van minstens
4,5 meter.
4. Meet de afstand tussen verschillende gaten en deel
deze door het gemeten aantal gaten om de gemiddelde
insteekafstand vast te stellen.
Voorbeeld: Nominale instelling van de insteekafstand is
5,1 cm
54 cm gedeeld door 10 is 5,4 cm, de insteekafstand is
3 mm groter dan de nominale instelling (Fig. 60).
54 cm (10 gaten)
Figuur 60
48 cm gedeeld door 10 is 4,8 cm, de insteekafstand is
3 mm kleiner dan de nominale instelling (Fig. 61).
48 cm (10 gaten)
Figuur 61
5. Indien de insteekafstand moet worden ingesteld, moet
u de aanslagbout van de pomp (Fig. 62) dichter naar de
aanslagplaat draaien om de insteekafstand te
verminderen of de aanslagbout van de aanslagplaat af
draaien om de insteekafstand te vergroten.
1
Figuur 62
1. Aanslagbout van pomp
6. Herhaal stappen 3–5 totdat de afstand overeenstemt
met de nominale instelling.
Opmerking: Met een complete slag van de aanslagbout
wijzigt u de insteekafstand ongeveer 16 mm.