Operator's Manual

19
3. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de
hydraulische tank (Fig. 14). Verwijder de dop van de
vulbuis.
1
Figuur 14
1. Dop van hydraulische tank.
4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af
met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis.
Verwijder deze daarna en controleer het vloeistofpeil.
Het vloeistofpeil moet tot aan de markering op de
peilstok staan (Fig. 15).
1
2
Figuur 15
1. Peilstok 2. VOL-markering
5. Als het peil te laag is, vult u voldoende vloeistof bij
totdat het peil de VOL-markering bereikt.
6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven
spanning hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden
tot een onregelmatige werkdiepte. Controleer de spanning bij
het ventiel om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de
kortste periode moet worden aangehouden (Fig. 16). De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Bandenspanning De voor- en achterbanden moeten een
spanning van 83 kPa (12 psi) hebben.
1
2
Figuur 16
1. Ventiel 2. Wielgewicht
Het wielgewicht is zeer zwaar, 33 kg. Wees
voorzichtig als u het gewicht verwijderd van het
wielstel.
Voorzichtig