Operator's Manual

11. Niet roken als u brandstof tankt. Verbied anderen te
roken.
12. Als u een voorwerp hebt geraakt, moet u de tractor
afzetten en controleren of er iets is beschadigd,
voordat u verder gaat.
13. Als u een terrein hebt belucht, moet u er altijd voor
zorgen dat eventueel ontbrekende tanden worden
teruggevonden en vervangen door nieuwe.
14. Verlaat nooit de bestuurdersstoel terwijl de tractor
rijdt. Stap nooit op of van de tractor als de motor
loopt en de aftakas is ingeschakeld. Stap nooit over
de aftakas om aan de andere kant van de verluchter
te komen. Loop om de machine heen.
15. Kijk achter de verluchter voordat u achteruitrijdt.
16. Verminder snelheid op hellingen en voordat u een
korte bocht maakt om te voorkomen dat u omslaat
of de macht over het stuur verliest.
VEILIG TRANSPORT
1. Houd u aan alle verkeersregels inzake het transport
van machines over de openbare weg en
verkeerswegen.
2. Zorg ervoor dat alle vereiste reflectoren en lichten
op hun plaats zitten, schoon zijn en zichtbaar zijn
voor inhalend en tegemoetkomend verkeer.
3. Laat tijdens het transport niemand op de machine
rijden.
4. VERMINDER UW SNELHEID op slechte wegen
en moeilijk begaanbaar terrein.
5. Onafhankelijke remmen moeten ALTIJD worden
geblokkeerd tijdens het transport over de weg.
VEILIGE OPSLAG
1. Bewaar uw verluchter op een stabiel, vlak
oppervlak.
2. Bewaar de machine op een plaats waar niemand
werkt of komt.
3. Laat kinderen NIET spelen op of in de buurt van de
opgeslagen machine.
4. Zorg ervoor dat de verluchter niet van zijn plaats
kan komen, stabiel en stevig is vastgezet, en niet
wegzakt in zachte grond waardoor de machine kan
omslaan.
5. Zorg ervoor dat de achtersteunpen goed vastzit op
zijn plaats.
6. Zet de verluchter vast zodat deze niet kan rollen of
omslaan.
VEILIGHEID BIJ ONDERHOUD
EN AFSTELLI NG
1. Volg alle onderhouds- en veiligheidsvoorschriften in
de handboek.
2. Ondersteun de verluchter met de naspoor/veilig-
heidssteun, als u onder machine werkt. Vertrouw er
nooit op dat het hydraulische systeem van de tractor
de machine ondersteunt.
3. Zet alle bedieningsknoppen in de neutraalstand,
schakel de motor uit, zet de tractor op de
parkeerrem, en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand zijn gekomen, voordat u de verluchter
controleert, een onderhoudsbeurt geeft, afstelt of
deblokkeert.
4. Respecteer de normen waaraan een goede werk-
plaats moet voldoen. Hou plaatsen waar onder-
houdswerkzaamheden worden verricht netjes,
schoon en droog.
Zorg ervoor dat stopcontacten en elektrische
apparaten behoorlijk zijn geaard en beveiligd.
Zorg voor goede verlichting tijdens de
werkzaamheden.
5. Controleer en regel de riemspanning NIET als de
motor van de tractor loopt.
6. Zorg ervoor dat alle afdekplaten worden
teruggeplaatst en de kap goed is gesloten, nadat de
machine een onderhoudsbeurt heeft gekregen of is
afgesteld.
Veiligheid
6