Operator's Manual

24
Verluchtingsprocedures
Opmerking: Lees bij het gebruik van naaldpenhouders
zorgvuldig de instructies die zijn meegeleverd met de set,
vanwege de unieke bedieningsprocedure.
1. Laat de verluchter op de 3-puntsverbinding zakken
zodat de pennen bijna de grond raken bij het laagste
deel van hun slag.
2. Schakel bij een laag motortoerental van de tractor de
koppeling van de aftakas in om de verluchter op te
starten.
Belangrijk Bedien de verluchter niet bij een
aftakastoerental van 540 tpm als deze wordt opgetild uit
de grond. Deze machine kan beschadigd raken als deze op
volle snelheid wordt bediend terwijl de pennen zich niet in
de grond bevinden. Maak nooit gebruik van de verluchter
als er geen penhouders zijn geïnstalleerd.
3. Selecteer een versnelling die een voorwaartse snelheid
geeft van ongeveer 1 tot 4 km/uur bij (raadpleeg de
gebruikershandleiding van de tractor) een nominaal
toerental van de aftakas.
4. Als de koppeling wordt losgelaten en de tractor naar
voren rijdt, laat dan de machine volledig zakken in de
werkstand en voer de motorsnelheid op tot een
maximaal toerental van 540 tpm bij de aftakas.
Belangrijk Gebruik de aftakas van de tractor nooit met
een toerental hoger dan 540 tpm, want dan kan de
verluchter beschadigen.
Opmerking: Controleer of de rol zich op de grond
bevindt.
5. Noteer het gatenpatroon. Als u een grotere afstand
tussen de gaten wilt kunt u de voorwaartse snelheid
van de tractor opvoeren door naar een hogere
versnelling te schakelen of met een hydrostatisch
aangedreven tractor, door de/het hydrostatische
hendel/pedaal te activeren voor een grotere snelheid.
Voor een kleinere afstand tussen de gaten kunt u de
voorwaartse snelheid van de tractor verminderen. Het
veranderen van het motortoerental in een bepaalde
versnelling, verandert het gatenpatroon niet.
Bedienen bij een motortoerental waarbij de verluchter
soepel werkt.
Belangrijk Kijk veelvuldig achterom om te
controleren of de machine naar behoren werkt en de banen
steeds netjes naast elkaar liggen.
6. Gebruik het voorste tractorwiel als geleider voor het
behouden van een gelijkmatige zijwaartse afstand
tussen de gaten bij de volgende baan.
7. Hef aan het einde van de verluchtingsbaan de
verluchter op, verlaag het motortoerental en schakel de
aftakas uit.
8. Als u achteruitrijdt in een krappe ruimte (zoals een
tee-box), schakel dan de aftakas uit en hef de
verluchter op tot de hoogste stand. Pas op dat u niet
vast komt te zitten in het gras met de
grasmatbeschermers.
9. Verwijder altijd beschadigde machineonderdelen, zoals
gebroken insteekwerktuigen, uit het werkgebied, om te
voorkomen dat deze worden opgepikt door
maaimachines en andere gazonmachines.
10. Vervang gebroken insteekwerktuigen; inspecteer en
repareer beschadigde insteekwerktuigen die nog
kunnen worden gebruikt. Herstel eventuele andere
schade aan de machine voordat u met verluchten
begint.
Transport
Hef om te beginnen met transport de verluchter op en
schakel de aftakas uit. Rijd langzaam zijwaarts over steile
hellingen, benader ruw terrein met gematigde snelheid en
rijd voorzichtig in sterk glooiende gebieden, om de
controle over het stuur niet te verliezen.
Belangrijk Overschrijd niet de transportsnelheid van
24 km/uur.
Overschrijdt niet de maximale of minimale
bandendruk van de tractor zoals aanbevolen door
de bandenfabrikant.
Voorzichtig
Inspectie en reiniging na
gebruik
Na gebruik moet u de machine schoonspoelen met een
tuinslang zonder spuitmond, zodat de afdichtingen en
lagers niet worden beschadigd en verontreinigd raken als
gevolg van een te hoge waterdruk. Indien nodig kunt u
een borstel gebruiken om aangekoekt materiaal te
verwijderen. Gebruik een mild reinigingsmiddel om de
kappen schoon te maken. Smeer regelmatig autowas op de
kappen zodat zij hun glans behouden. Controleer na
reiniging de machine op beschadiging, olielekken in de
tandwielkast en slijtage van de onderdelen en pennen.