Operator's Manual

28
De banden controleren
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren
controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een
botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg
beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom
moet u na een ongeluk de conditie van de banden
controleren.
Controleer of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai de
bouten van de voorwielen vast met een torsie van
183–224 Nm en de moeren van de achterwielen met een
torsie van 61–88 Nm.
Voorwielophanging instellen
De rijhoogte van beide zijden van het voertuig kan
afzonderlijk worden ingesteld. De rijhoogte moet 22,2 tot
24,1 cm zijn met de volgende parameters:
De banden moeten een spanning hebben van 83 kPa
(12 psi).
U moet het voertuig een paar keer naar voren en
achteren laten rijden om de A-armen te ontspannen.
Meet de rijhoogte terwijl de wielen recht naar voren
zijn gericht en een persoon met een gewicht van
79–102 kg heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel.
Opmerking: De bestuurder moet naar de meetplaats
rijden en op de stoel blijven zitten terwijl de rijhoogte
wordt gemeten.
Meet de rijhoogte op een vlakke ondergrond vanaf de
onderkant van de voorste tong tot de grond.
1. Krik het vooreinde van het voertuig op van de grond;
zie Het voertuig opkrikken, blz. 23.
2. Verwijder de bout waarmee de speling wordt begrensd
(Fig. 25).
3. Draai de centreerbouten in de voorste A-arm los (Fig. 25).
4. Verwijder de bout waarmee de rijhoogte wordt ingesteld
(Fig. 25).
3
2
1
2
Figuur 25
1. Bout waarmee de speling
wordt begrensd.
2. Centreerbout
3. Bout om rijhoogte in te
stellen
5. Draai de voorste A-arm in de gewenste positie (zie
opmerking hieronder) en monteer de bout om de
rijhoogte in te stellen (Fig. 25).
Opmerking: De A-armen zijn vervaardigd van rubber en
hebben verschillende veerconstanten. Wegens de
verschillende veerconstanten worden de A-armen in de
fabriek afgesteld op basis van de desbetreffende
veerconstante. Gewoonlijk worden de stelbouten geplaatst
in gatnummer 2, 3 of 4 (Fig. 26) en zij kunnen aan de
linkerkant (de kant van de bestuurder) anders zijn geplaatst
dan aan de rechterkant (kant van de passagier). Als de
A-armen slap hangen, kunnen ze worden afgesteld door de
stelbouten in het naast hogere nummer te plaatsen (Fig. 26).
Bij elk gat verandert de afstelling bij het wiel ongeveer
19 mm. U moet dit ook doen als u zware werktuigen
aankoppelt of vaak een zware lading vervoert.
m–5640
1
Figuur 26
1. A-arm, links
6. Draai de bout om de rijhoogte in te stellen vast met een
torsie van 183–224 Nm.
7. Monteer de bout waarmee de speling wordt begrensd
(Fig. 25).
Opmerking: U moet wellicht die kant van het voertuig
neerlaten op de grond om de bout te monteren.