Operator's Manual
24
Neutraalstand controleren en
afstellen
Als u routine-onderhoudswerkzaamheden uitvoert en/of de
motor test, moet u de transaxle in de neutraalstand zetten
(Fig. 18). Het voertuig heeft een neutraalstand op de schakel-
hendel, waarmee u de transaxle in de neutraalstand kunt
zetten. Om ervoor te zorgen dat de schakelhendel de transaxle
naar behoren in de neutraalstand zet, moet u de volgende
stappen uitvoeren:
1. Zet de schakelhendel op Neutraal.
2. Zet de beugel van de neutraalstand in de neutraalstand
(horizontaal) door de aandrijfkoppeling te draaien
(Fig. 18). Het vertuig mag niet naar voren en achteren
rollen. Als dit wel gebeurt, moet u de beugel met de
hand in de neutraalstand zetten.
2
1
Figuur 18
1. Beugel van de
neutraalstand
2. Borgmoeren
3. Draai een van de borgmoeren (Fig. 18) aan totdat de
kabel van het schakelmechanisme strak staat.
Opmerking: U moet de draadas onder de beugel vast-
houden om de borgmoer op de bovenzijde vast te draaien.
4. Draai de andere borgmoer vast totdat de andere kabel
van het schakelmechanisme strak staat.
5. Trek aan beide kabels van het schakelmechanisme en
zorg ervoor dat er geen ruimte tussen de moer/ring en
de beugel van de neutraalstand is (Fig. 19). Indien dit
wel het geval is, moet u de moer aandraaien.
m–6184
1
2
3
3
2
4
5
Figuur 19
1. Beugel van de
neutraalstand
2. Omhoogtrekken
3. Kabelhuls
4. Verkeerd, u moet de moer
aandraaien
5. Correcte afstelling
6. Start de motor en schakel een aantal malen in Vooruit,
Achteruit en de Neutraalstand om te controleren of de
beugel van de neutraalstand naar behoren werkt.
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil telkens voor gebruik.
Ververs de motorolie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna
om de 50 bedrijfsuren.
Vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren.
Opmerking: Vervang de olie en het oliefilter vaker als de
machine wordt gebruikt in zeer stoffige of zanderige
omstandigheden.
Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SF,
SG, SH, SJ of hoger)
Carterinhoud: 1,4 liter als het filter wordt vervangen.
F
–20 0 20 40 60 80 100
°
C
–30
°
–20 –10 0 10 20 30 40
GEBRUIK UITSLUITEND OLIESOORTEN MET
DEZE SAE-VISCOSITEIT
Oliepeil controleren
Voor controle van oliepeil, zie Carteroliepeil controleren,
blz. 14.