Form No. 3356-945 Rev A Twister® 1600 bedrijfsvoertuig Modelnr.: 12004TC—Serienr.: 270000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Figuur 2 1. Veiligheidssymbool Inleiding Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid Een aanhangwagen trekken ................................ 25 Onderhoud ................................................................ 26 Aanbevolen onderhoudsschema ............................. 26 Procedures voorafgaande aan onderhoud................ 27 Onderhoud van het voertuig in bijzondere omstandigheden ............................................. 27 Het voertuig opkrikken....................................... 27 Smering..................................................................
• Draag altijd stevige schoenen. Draag geen sandalen, tennisschoenen of gymschoenen als u het voertuig gebruikt. Draag geen losse kleding of sieraden die kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen en lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Het verdient aanbeveling een veiligheidsbril en een lange broek te dragen. • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en steek de koplampen aan.
– Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter u bevindt. Rij langzaam achteruit. – Let op het verkeer bij het oversteken en in de buurt van de openbare weg. Verleen altijd voorrang aan voetgangers en andere voertuigen. Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. Geef altijd aan dat u afslaat, of stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat doen. Houd u aan alle verkeersregels en verkeersvoorschriften.
• Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling. waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen: • Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maximale gewicht dat is aangegeven op het gewichtslabel van het voertuig; voor het maximale gewicht, zie Specificaties in Algemeen overzicht van de machine , bladz. 17.
• Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken. De laadbak kan zwaar zijn. Handen of andere lichaamsdelen kunnen bekneld raken. • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro-dealer. – Houd handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van de bak als u deze neerlaat.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 107–0704 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 2. Kans op botsing—Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 3. Kans op vallen—Vervoer geen passagiers in de laadbak. 4. Kans op vallen—Laat kinderen nooit het voertuig besturen. 5. Urenteller 6.
9–7345 99–7350 1. Het maximaal toelaatbare tonggewicht is 23 kg; het maximale gewicht van de aanhangwagen is 181 kg. 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding. 2. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden—Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 3. Risico om gegrepen te worden, riem—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 4. Ledematen kunnen bekneld raken, laadbak—Ondersteun de laadbak met de steunstang. 104–6592 1. Lees de 4. Het basisgewicht van het Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Wielset 4 De wielen monteren. Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren. Bumper 1 Bumper monteren. Stoel 2 Stoelen monteren. Trekhaak 1 Trekhaak monteren. Laadbak Draaibeugel, rechts Draaibeugel, links Flensschroef (3/8 x 1 inch) Bout (5/16 x 3/4 inch) Flensmoer (5/16 inch) 1 1 1 4 1 1 De laadbak monteren.
1 2 De wielen monteren Stuurwiel monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 4 Wielset 1 Stuurwiel Procedure Procedure 1. Maak de bevestigingen los waarmee de wielen zijn vastgezet. 1. Verwijder de moer en de ring van de stuuras. 2. Schuif het stuurwiel en de ring op de as. Plaats het stuurwiel op de as zodat de dwarsbalk horizontaal staat als de wielen recht naar voren wijzen en de dikke spaak van het stuurwiel beneden is. 2.
3 4 Bumper monteren De stoelen monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Bumper 2 Stoel Procedure Procedure 1. Verwijder de 4 bouten en borgmoeren aan de voorkant van het frame. Schuif de stoelbeugel in de opening in het onderste deel van de stoel en draai de stoel omlaag (Figuur 6). 2. Plaats de montageopeningen op één lijn en monteer de bumper aan het frame met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd (Figuur 5). Figuur 6 1.
5 6 Trekhaak monteren De laadbak monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Trekhaak Procedure 1. Verwijder de 4 bouten en moeren achter aan de binnenkant van het frame. 2. Houd de trekhaak recht voor de montageopeningen in het frame. Zet de trekhaak vast met de schroeven en moeren (Figuur 7). 1 Laadbak 1 Draaibeugel, rechts 1 Draaibeugel, links 4 Flensschroef (3/8 x 1 inch) 1 Bout (5/16 x 3/4 inch) 1 Flensmoer (5/16 inch) Procedure 1.
7 De accu in gebruik nemen Geen onderdelen vereist Procedure Geen Opmerking: Deze procedure is alleen van toepassing voor Modelnr. 07277TC. Figuur 9 1. Laadbak 2. Draaibeugel Als de accu niet is gevuld met accuzuur of gebruiksklaar is gemaakt, moet u deze uit het voertuig verwijderen, met accuzuur vullen en opladen. Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1.260 moet u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 1. Verwijder de accuhouder en til de accu uit de accubak. 3. Montagegat van laadbak 4.
5. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil tot aan de VOL-streep staat Plaats de vuldoppen terug. uitlijnmaat om de afstand aan de voorkant van de voorwielen ter hoogte van de as te meten (Figuur 11). Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van het voertuig. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken. 6. Monteer de accu; zie Accu monteren, Onderhoud elektrisch systeem , bladz. 31.
9 Handleiding lezen en video bekijken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Gebruikershandleiding 1 Gebruikershandleiding van motor 1 Onderdelencatalogus 1 instructievideo Veilige Bediening 1 Registratiekaart 1 Inspectieformulier 2 Sleuteltje Procedure • Lees de Gebruikershandleiding en de Gebruikershandleiding van de motor. • Bekijk de video veilige bediening. • Vul de registratiekaart in. • Vul het inspectieformulier in en berg dit op in uw klantendossier.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 13 1. Stuurwiel 2. Schakelhendel 3. Parkeerrem 4. Brandstoftankdop 5. Laadbak 6. Sleeplip 7. Ontsluithendel van laadbak Bedieningsorganen Rempedaal Gaspedaal Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Figuur 14). Het gaspedaal (Figuur 14) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
Figuur 15 1. Parkeerremhendel Figuur 17 Chokehendel 1. Contactschakelaar 2. Urenteller 3. Lichtschakelaar De chokeknop bevindt zich rechtsonder naast de bestuurdersstoel. Om een koude motor te starten, moet u de chokeknop uittrekken (Figuur 16). Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op Off. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt. 4. Oliedruklampje 5. Aansluitpunt 6.
Figuur 18 Figuur 19 1. Brandstofmeter 1. Handgreep voor passagier 2. Heupsteun Handgrepen voor passagier De handgrepen voor de passagier bevinden zich rechts van het instrumentenpaneel en op de buitenkant van elke stoel (Figuur 19). Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing kan komen, waardoor schade aan de motor kan ontstaan. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Figuur 20 Controle vóór het gebruik 1. Oliepeilstok Voer elke dag de volgende controles uit voordat u het voertuig gaat gebruiken.
ervoor dat de maximale bandenspanning niet wordt overschreden. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Brandstof bijvullen Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 87). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is.
Het voertuig tot stilstand brengen vulbuis). De ruimte in de tank geeft de benzine de kans om uit te zetten. Niet te vol vullen. 5. Draai de tankdop stevig vast. Neem gemorste brandstof op. Om het voertuig tot stilstand te brengen, haalt u uw voet van het gaspedaal en trapt u het rempedaal langzaam in. Transmissieoliepeil controleren Opmerking: De lengte van de remweg kan variëren, afhankelijk van de lading en de snelheid van het voertuig.
De grendels van de achterlaadklep openen en sluiten 1. Om de achterlaadklep te openen, drukt u de hendels van de grendels naar boven (Figuur 26). De grendels klappen naar het midden van de achterlaadklep. Laat de achterlaadklep langzaam neer. Opmerking: U moet wellicht het uiteinde van de achterlaadklep naar binnen duwen (in het bijzonder als de lading tegen de achterlaadklep zit), voordat de grendels naar het midden van de achterlaadklep klappen en loskomen. Figuur 24 1.
• Zie het hoofdstuk Onderhoud voor bijzondere controles op rustige momenten. • Controleer de positie van de voorwielophanging en stel deze in, als dit nodig is; zie Voorwielophanging instellen in Onderhoud aandrijfsysteem , bladz. 33. De laadbak laden De inhoud van de laadbak is 0,37 m3. De hoeveelheid (het volume) van het materiaal dat in de bak kan worden geladen zonder dat het draagvermogen van het voertuig wordt overschreden, kan sterk variëren, afhankelijk van de volumieke massa van het materiaal.
Een aanhangwagen trekken Het voertuig kan een aanhangwagen trekken. Er zijn twee typen trekhaken verkrijgbaar voor het voertuig, afhankelijk van de werkzaamheden waarvoor u het voertuig gebruikt. Neem voor verdere informatie contact op met een erkende Toro-dealer. Als u een lading vervoert of een aanhangwagen trekt, mag u het voertuig of de aanhangwagen niet te zwaar beladen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. (twee maal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van het voertuig in bijzondere werkomstandigheden) • De conditie en de spanning van de drijfriem controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Toespoor van voorwielen en voorwielophanging controleren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Het kriksteunpunt aan de voorkant van het voertuig bevindt zich op de voorzijde van het chassis achter de sleeplip (Figuur 29). Het kriksteunpunt aan de achterkant van het voertuig bevindt zich onder de achterasbuizen (Figuur 30). Onderhoud van het voertuig in bijzondere omstandigheden Als het voertuig wordt gebruikt in de hieronder genoemde omstandigheden, moeten de onderhoudswerkzaamheden twee keer zo vaak worden uitgevoerd.
Smering Onderhoud motor Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of één keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Smeer vaker als het voertuig in zware omstandigheden wordt gebruikt. Onderhoud van het luchtfilter Controleer het luchtfilterhuis op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Type vet: Nr.
Het filterelement reinigen filter monteert. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 3. Plaats het deksel terug en maak de sluitingen vast. Belangrijk: Een beschadigde filter mag niet worden gewassen of opnieuw worden gebruikt. • Wassen: 1. Maak een oplossing van filterreiniger en water en laat het filter hierin ongeveer 15 minuten weken. Raadpleeg de instructies op de verpakking van de filterreiniger voor volledige informatie. 2.
4. Koppel de bougiekabels en accukabels los. 5. Verwijder de aftapplug (Figuur 35) en laat de olie in een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. Dit zorgt ervoor dat de motor goede prestaties levert en het niveau van de uitlaatemissie wordt beperkt. Type: Champion RC 14YC (of equivalent type) Elektrodenafstand: 0,762 mm Opmerking: Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum. Opmerking: De bougies hebben meestal een lange levensduur.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud elektrisch systeem Brandstofleidingen en -verbindingen controleren Zekeringen vervangen Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bak in een kast aan de rechterkant van het frame (Figuur 38). Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
5. Verwijder de lamp van de kabelboom. 6. Gooi de lamp weg. Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van het voertuig, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. 7. Druk de lamp op de kabelboom. 8. Kijk onder het dashboard en houd de drie lippen op de lamp voor de sleuven in de reflector (Figuur 39). 9.
Onderhoud aandrijfsysteem Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Neutraalstand controleren en afstellen Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Als u routine-onderhoudswerkzaamheden uitvoert en/of de motor test, moet u de transaxle in de neutraalstand zetten (Figuur 40). Het voertuig heeft een neutraalstand op de schakelhendel, waarmee u de transaxle in de neutraalstand kunt zetten.
1. Krik het vooreinde van het voertuig op van de grond; zie Het voertuig opkrikken in Procedures voorafgaande aan onderhoud , bladz. 27. 2. Verwijder de bout waarmee de speling wordt begrensd (Figuur 42). 3. Draai de centreerbouten in de voorste A-arm los (Figuur 42). 4. Verwijder de bout om de rijhoogte in te stellen (Figuur 42). Figuur 41 1. Beugel van de neutraalstand 2. Omhoogtrekken 3. Kabelhuls 4. Verkeerd, u moet de moer aandraaien 5. Correcte afstelling 6.
Opmerking: De bestuurder moet naar de meetplaats rijden en op de stoel blijven zitten terwijl de rijhoogte wordt gemeten. Als het voertuig meestal met een middelzware of zware lading wordt gebruikt, moet u het toespoor op een hogere waarde in het aanbevolen bereik afstellen. Als het voertuig meestal met een lichte lading wordt gebruikt, moet u het toespoor op een lagere waarde in het aanbevolen bereik afstellen. 1. Zorg ervoor dat de voorwielophanging correct is ingesteld; zie Voorwielophanging instellen.
Het stof in de koppeling verspreidt zich hierbij door de lucht, waardoor u oogletsel kunt oplopen of bij inhalering ademhalingsproblemen kunt krijgen. Draag een veiligheidsbril en een stofmasker of andere oog- en adembescherming als u deze werkzaamheden verricht. Figuur 45 1. Contramoer 2. Spoorstang 5. Smeer de bewegende onderdelen in de zones die zijn omcirkeld in Figuur 47. Gebruik hiervoor een droge smeerspray van Toro, die verkrijgbaar is bij een erkende Toro-dealer of -distributeur. 4.
Onderhoud koelsysteem Omgeving van motorkoeling reinigen Reinig het roterende scherm, de koelribben en de buitenkant van de motor om de 100 bedrijfsuren of vaker als u het voertuig in buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden gebruikt. Figuur 48 1. Aftapplug 2. Opening van niveau-aanwijzer Belangrijk: Als u de motor gebruikt met een verstopt scherm, vuile of verstopte koelribben, of verwijderde uitlaatringen, zal dit leiden tot beschadiging van de motor als gevolg van oververhitting. 3.
Onderhouden remmen Parkeerrem afstellen De remmen controleren Controleer de afstelling van de parkeerrem om de 200 bedrijfsuren. De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van het voertuig. Zoals alle veiligheidsvoorzieningen moeten de remmen regelmatig grondig worden gecontroleerd om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden gebruikt. De volgende controles moeten om de 100 bedrijfsuren worden uitgevoerd.
Onderhoud riemen Reiniging Onderhoud van de drijfriem Het voertuig wassen Het voertuig moet worden gewassen als dit nodig is. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel. U kunt hierbij een doek gebruiken, maar de kap zal dan wel iets minder gaan glanzen. Drijfriem controleren De conditie en de spanning van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. Belangrijk: Gebruik geen hogedrukreiniger om het voertuig te wassen.
Stalling G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Belangrijk: Benzine waaraan stabilizer/conditioner is toegevoegd, niet langer dan 90 dagen bewaren. 2.
(-) (+) W/BU BU 99-7410 LOW OIL PRESSURE 3 OR HEAD LIGHTS LIGHT SWITCH 95-8999 1 BK F8 G006342 Elektrisch schema (Rev. A) 41 ENGINE OIL PRESSURE P3-3 P3-1 F7 99-7428 W/BU F6 Y STOP ---- (-M)+(+M) RUN ---- B+A START --- B+A+S FUEL SOL.
Opmerkingen: 42
Opmerkingen: 43