Form No. 3327-208 48 cm Recycler Loopmaaimachine Modelnr. 20831—Serienr. 220000001 en hoger Modelnr. 20832—Serienr.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002. Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inklappen van de handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken . . . . . . De motor gebruiksklaar maken . . . . . . . . . . . . . . . Algemene informatie . . . . . . . . . . .
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Algemene veiligheidsregels i.v.m. de maaimachine Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Navolgende instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI -norm B71.1—1998 en ISO-norm 5395:1990(E).
• Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit heuvel op en af. Voor ingebruikname • Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde voorwerpen. • Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van richting verandert. • Maai niet op al te steile hellingen. • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen. • Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine omkeert of naar u toetrekt.
• Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze goed werken. • Zet de motor af: – als u de maaimachine achterlaat; en • Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere aangekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof op. – voordat u de brandstoftank bijvult. • Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de motor is uitgerust met een benzineafsluitklep sluit dan de brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 100-4355 1. Maaihoogteinstellingen 100-4369 1. Lees de gebruikershandleiding voordat u werkzaamheden in verband met de accu gaat verrichten. 2. Werp een loodaccu niet in het afval. 93-4105 1. Waarschuwing—Lees de gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u die begrijpt. 2.
De handgreep bevestigen 1 Warning Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van één of meer kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken, waardoor een onveilige situatie ontstaat. 2 m 4842 Figuur 3 • Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels voorkomen. • Let goed op de kabels bij het in- of uitklappen van de handgreep.
Accu monteren Olie bijvullen gaat als volgt: 1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak. Uitsluitend model met elektrische startmotor 2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 6). 1. Accu opladen. Zie Accu opladen, blz. 20. 3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken. 2. Houd de pennen in de accubehuizing voor de gaten in de accubalk, en laat de pennen in de gaten zakken totdat de accubehuizing vastklikt (Fig. 5). 1 4.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor worden gevormd. Danger In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het bovendeel van de handgreep (Fig. 10). Gebruiksaanwijzing Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. 2 Telkens voordat u gaat maaien, moet u erop letten dat de zelfaandrijving (uitsluitend model met zelfaandrijving) en de bedieningsstang van het mes naar behoren werken. Als u de bedieningsstang loslaat moeten motor en zelfaandrijving stoppen.
• Maai niet met een stand lager dan D, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien. Maai lang gras eerst met een hogere maaihoogtestand en loop langzamer; maai daarna nogmaals met een normale maaihoogte. Door het maaien van te hoog gras kan de maaimachine verstopt raken en de motor afslaan.
De graszak gebruiken Danger U zult soms de graszak willen gebruiken om lang gras, dik gras of bladeren in op te vangen. Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste maairesultaten te verkrijgen. Danger Warning Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Als de motor van de maaimachine tijdens het maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan de machine een stuk van het mes of een motoronderdeel uitwerpen in de richting van de gebruiker of de omstanders.
• Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien. Bladeren fijnmaken • Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen. • Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de zuurgraad van de eikenbladeren.
Caution Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Maak de bougiekabel van de bougie los alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Motoroliepeil controleren Controleer voordat u de maaimachine gaat gebruiken eerst of het oliepeil tussen de Add (bijvullen)- en Full (vol)markeringen op de peilstok staat (Fig.
Schrapen 3. Draai de schroeven los waarmee het luchtfilterdeksel vastzit (Fig. 20). Warning 4 Als de maaimachine wordt gekanteltd, kan er benzine uit de carburateur of benzinetank lekken. Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken. 1 Voorkom dat er benzine wordt gemorst door tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine te verwijderen met een handpomp. Gebruik nooit een hevel.
4. Stel de elektrodenafstand in op 0,50 mm (Fig. 21). 1 1 986 m 4785 Figuur 21 Figuur 23 1. 0,50 mm 1. Lip van riemgeleider 5. Plaats de bougie en de pakkingafdichting. 6. Trek de kabelmantel naar beneden (in de richting van de maaimachine) totdat de kabel strak staat (Fig. 22). 6. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm. 7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. 7. Houd de kabel in die positie, zet de beugel van de aandrijving los en draai de moer op de kabelbeugel vast (Fig. 22).
Olie aftappen boven maaidek (voorkeursmethode) 5. Verwijder de olieaftapplug, zet de maaimachine weer rechtop en laat de olie in de opvangbak lopen (Fig. 26). 1. Verwijder de graszak. Note: Zorg ervoor dat u geen olie op de drijfriem morst. 2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 9). Important Het kan nodig zijn het maaimes te draaien om bij de aftapplug te komen. Verdraai het maaimes zo min mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen. 3. Tap de benzine af uit de brandstoftank.
1 Warning A Als de maaimachine wordt gekanteltd, kan er benzine uit de carburateur of benzinetank lekken. Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken. 2 1 B 3 Voorkom dat er benzine wordt gemorst door tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine te verwijderen met een handpomp. Gebruik nooit een hevel. 1 C 4 270 Figuur 28 3. Tap de benzine af uit de brandstoftank.
Het maaimes slijpen 1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn. Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke snijhoek (Fig. 29A) en binnenste snijkantradius (Fig. 29B) gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten. 2. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem wegborstelen. A B 1 3. De drijfriemkap terugplaatsen.
Zekering vervangen Om een nieuwe of opgeslagen accu volledig op te laden, moet u deze 72 uur achter elkaar opladen. De motor wordt geleverd met een wisselstroomdynamo die de accu tijdens het gebruik oplaadt. U hoeft de accu niet op te laden telkens nadat u hebt gemaaid. Tijdens het maaiseizoen moet u de accu elke maand, of wanneer dat nodig is, 48 uur opladen. Important Uitsluitend model met elektrische startmotor Een zekering beveiligt de laadkring van het elektrische systeem.
Algemene informatie Stalling 1. Reinig de maaikast. Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 15. Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud, blz. 14. 2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de behuizing van de blazer. Stal de maaimachine op een koele, schone en droge plaats. Bedek de maaimachine zodat hij schoon en beschermd blijft. 3.
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie Onderhoud, blz. 14. 3. Haal de bougie eruit (Fig. 9) en draai de motor snel rond met behulp van het startkoord, om overtollige olie uit de cilinder te verwijderen. 7. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine. 4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de elektroden versleten zijn. 8. Het motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil controleren, blz. 15. 9.
Probleem De motor loopt onregelmatig De maaimachine of de motor trilt abnormaal Ongelijkmatig maaipatroon Afvoertunnel verstopt De zelfaandrijving van de maaimachine werkt niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De kabel is niet aangesloten op de bougie. 1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. 2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 2. Controleer de bougie en stel de elektrodenafstand af indien nodig.