Form No. 3352-487 ProLine-53cm Heavy-Duty Recycler)/ met achtervanger Loopmaaimachine Modelnr.
Bewaar deze Gebruikershandleiding bij uw machine. Als deze Gebruikershandleiding beschadigd raakt of onleesbaar wordt, moet deze onmiddellijk worden vervangen. Nieuwe exemplaren kunt u bestellen via de fabrikant van de motor. Tandwielkast smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mesremkabel afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene veiligheidsregels i.v.m. de maaimachine In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen.
Voor ingebruikname • Met een maaimachine dwars op hellingen maaien, nooit heuvel op en af. • Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde voorwerpen. • Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van richting verandert. • Maai niet op al te steile hellingen. • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen. • Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine omkeert of naar u toetrekt.
• Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of ze goed werken. • Zet de motor af: – als u de maaimachine achterlaat; en • Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere aangekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof op. – voordat u de brandstoftank bijvult. • Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de motor is uitgerust met een benzinekraantje sluit dan de brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-6664 1. Lees Gebruikershandleiding voor informatie over smering van de tractieaandrijving om de 25 bedrijfsuren en smering van de transmissie om de 100 bedrijfsuren. 93-6654 1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2.
98-2048 1. 2. 3. 4. 5. Choke Snel Continu snelheidsregeling Langzaam Motor—Afzetten 6. Zet de gashendel op Choke, trek aan het koord om de motor te starten en zet daarna de gashendel op Snel. 7. Laat de bedieningsstang los om het maaimes uit te schakelen. 8. Laat de bedieningsstang los om het maaimes in te schakelen. 9. Beweeg de bedieningstang naar de handgreep om de tractieaandrijving in te schakelen. 10. Versnellingen Vooruit 11. Neutraalstand 98-4387 1. Waarschuwing—Draag gehoorbescherming.
De handgreep bevestigen Het startkoord bevestigen 1. Monteer de handgreep op de buitenkant van de maaikast in de onderste opening met twee bouten (5/16–18 x 1-1/4 inch), ringen en dunne nylon inzetmoeren (Fig. 2). Trek het startkoord door de koordgeleider op de handgreep (Fig. 3). 3 2 4 2 7 1 1 5 m–210 6 8 9 Figuur 3 1. Startkoord 12 10 2. Koordgeleider Opmerking: Om het koord gemakkelijker te kunnen monteren, moet u de bedieningsstang op de handgreep indrukken.
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen totdat de veerklem op de onderkant van de afsluiter vastklikt op zijn plaats zodat de afsluiter stevig is bevestigd in de afvoertunnel (Fig. 5). Olie bijvullen gaat als volgt: 1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak. 2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 6). 3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken. 1 4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon. 5.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor worden gevormd. Gevaar In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Gebruiksaanwijzing 3. Zet de gashendel op Choke (Fig. 8). Opmerking: U mag de choke niet gebruiken als de motor warm is. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 4. Houd de bedieningsstang tegen de handgreep (Fig. 8). Controleer elke keer dat u gaat maaien of de zelfaandrijving en de bedieningsstang nog goed werken. Als u de bedieningsstang loslaat, moeten de motor en het mes binnen 3 seconden stoppen.
Maaihoogte instellen 3. Druk de bedieningsstang tegen de handgreep op Lopen/Rijden (Fig. 11). Elk wiel kan afzonderlijk worden ingesteld met een maaihoogtehendel. De instelbare maaihoogten zijn 1,9 cm, 3,2 cm, 4,4 cm, 5,7 cm, 7,0 cm en 8,3 cm. 1 2 3 Gevaar Bij het verstellen van een maaihoogtehendel kunnen uw handen in aanraking komen met een bewegend mes. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. m-3769 Figuur 11 1. Lopen/Rijden 2. Lopen/Schakelen 3.
De grasvanger gebruiken Maaien met de grasvanger Het kan voorkomen dat u de grasvanger wilt gebruiken voor extra lang gras, sappig gras of bladeren. Waarschuwing Door een versleten grasvanger kunnen steentjes en andere voorwerpen worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of de omstanders. Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen aan de gebruiker of omstanders. Montage van de grasvanger 1.
3. Grijp de handgrepen aan de voorkant en de achterkant van de grasvanger vast en til deze uit de maaimachine. • Houd de motor steeds in goede conditie. • Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste maairesultaten te verkrijgen. 4. Kantel de grasvanger langzaam naar voren om het maaisel eruit te storten. Waarschuwing 5. Voor montage van de grasvanger, zie Montage van de grasvanger, blz. 13.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen: • Slijp het mes. • Loop langzamer tijdens het maaien. • Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte. • Maai het gras vaker. • Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien. • Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager in dan bij de achterwielen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Voor elk gebruik 1Ververs Onderhoudsprocedure • Motoroliepeil controleren. Zie Oliepeil van de motor controleren, blz. 17. • De stoptijd van de mesrem controleren.
Voorzichtig Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Druk de kabel opzij, zodat hij niet per ongeluk contact kan maken met de bougie.
Onderhoud van het luchtfilter Waarschuwing U moet de luchtfilterelementen controleren telkens nadat u de maaimachine hebt gebruikt. Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de carburateur of benzinetank lekken. Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en kan in bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of materiële schade veroorzaken. Reinig het deksel, het onderstuk en de schuim- en papierelementen om de 25 bedrijfsuren.
Het mes controleren 8. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep of in een onbrandbaar oplosmiddel. Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage, in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gekromde deel samenkomen (Fig. 19A). Omdat het metaal dat het platte en gekromde deel van het mes verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig.
Het maaimes slijpen Het maaimes monteren Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke snijhoek (Fig. 20A) en binnenste snijkantradius (Fig. 20B) gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten. 1. Monteer een scherp, gebalanceerd Toro-mes, de versneller, de klemring en de mesbout. De wiek van het mes moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen om het mes op de juist wijze te monteren. Draai de mesbout vast met een torsie van 68 Nm.
Smering van de draaiarmen 3. Trek de maaimachine langzaam naar achteren terwijl u de bedieningsstang geleidelijk in de richting van de handgreep beweegt. Om de 25 bedrijfsuren of bij het einde van het seizoen moeten de draaiarmen worden gesmeerd. Opmerking: De afstelling is correct als de achterwielen ophouden te draaien en de bedieningsstang zich ongeveer 2,5 cm van de handgreep bevindt (Fig. 25). 1. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in de middelste afstelling. 2.
10. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom totdat deze goed vast zit. 6. Monteer de bougie en draai deze voorzichtig met de hand vast (om te voorkomen dat de bougie scheef wordt ingedraaid). 11. Veeg eventueel gemorste olie weg. 7. Draai een nieuwe bougie een extra 1/2 slag aan; anders hoeft u de bougie maar een extra 1/8 tot 1/4 slag aan te draaien. 12. Sluit de bougiekabel aan op de bougie. 13. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Mesremkabel afstellen 1 2 3 4 5 1 Wanneer u een nieuwe mesremkabel monteert, moet u deze altijd afstellen. 1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand gekomen zijn. 2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 7). 6 3. Controleer de afstelling van de kabel door de bedieningsstang naar de handgreep te bewegen totdat de kabel strak staat. De afstand tussen de remhendel en de handgreep moet 5–6 mm bedragen. Om de kabel af te stellen, gaat u verder naar stap 4.
Stalling Algemene informatie 1. Reinig de maaikast. Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 17. Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud, blz. 16. 2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis. 3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de maaikast.
Storingen, oorzaak en remedie Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 16 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u contact opnemen met een Erkende Service Dealer. Probleem Motor start niet Motor start moeilijk of verliest g vermogen Mogelijke oorzaken Remedie 1. Brandstoftank leeg of oude benzine in het brandstofsysteem. 1.
Probleem De motor loopt onregelmatig De maaimachine of de motor trilt abnormaal Ongelijkmatig maaipatroon Afvoertunnel verstopt De zelfaandrijving van de maaimachine werkt niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De kabel is niet aangesloten op de bougie. 1. De bougiekabel aansluiten op de bougie. 2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld. 2. De bougie controleren en indien nodig de elektrodenafstand afstellen.