FORMULIER NR. 3322-633 Dingo 220-D Tractor Model nr.
Inleiding Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie. Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden.
Inhoud Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veilige bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Geluidsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Trillingsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hellingsdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheids- en instructieplaatjes . . . . . . . . Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van ongevallen te vermijden, dient u zich te houden aan de volgende veiligheidsinstructies. Let altijd op het veiligheidssymbool , dat betekent: VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAARLIJK — “instructie voor persoonlijke veiligheid”. Het niet opvolgen van de instructie kan leiden tot (mogelijk fataal) lichamelijk letsel.
Veiligheid • Handen, voeten, haar en loszittende kleding uit de buurt van bewegende delen houden. • Alleen bij daglicht of goed kunstlicht werken. • De tractor niet gebruiken als u onder de invloed van alcohol of drugs bent. • Let op het verkeer bij oversteken en in de buurt van de openbare weg. • Ga zeer zorgvuldig te werk bij laden of lossen van de tractor op een aanhanger of vrachtwagen. • Delen die heet kunnen zijn van het werk niet aanraken.
Veiligheid • Gebruik de tractor niet op nat gras. Door verminderde tractie kan de tractor wegglijden. • Als u de tractor op een heuvel of helling parkeert, altijd het werktuig op de grond laten zakken, de parkeerrem in werking stellen en de wielen blokkeren met wielkeggen of iets dergelijks.
Veiligheid • Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Vermijd contact met huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding wanneer u met een accu werkt. • Accugassen kunnen exploderen. Sigaretten, vonken en vlammen uit de buurt van de accu houden. • Houd uw lichaam en handen uit de buurt van gaatjes of spuitmonden waaruit hydrauliekvloeistof onder hoge druk spuit. Gebruik karton of papier om lekken op te sporen.
Veiligheid Hellingsdiagram ° ° LANGS DE JUISTE LIJN OMVOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND 6 °
Veiligheid Veiligheids- en instructieplaatjes Veiligheids- en instructieplaatjes zijn duidelijk zichtbaar voor de bestuurder aangebracht op plaatsen waar mogelijk gevaar bestaat. Een beschadigd of verloren plaatje vervangen. 1 9 1 3 4 5 2 6 28 28 7 # 93–7275 # 100–1701 2 11 10 8 12 1 13 2 14 15 16 17 18 19 21 20 # 100–1704 26 23 22 24 2 # 100–1705 25 1 2 27 # 100–1702 # 93–6686 Figuur 1 1. Veiligheidsalarm 2. Lees de gebruikershandleiding 3. Gevaar van verstrikt raken 4.
Veiligheid 1 5 4 16 3 1 # 100–1703 # 93–9367 2 8 7 3 6 # 98–8235 # 98–8219 10 # 93–6680 # 93–7272 9 13 14 15 11 12 # 99–3089 # 93–9084 # 99–3095 # 99–3095 # 99–3088 Figuur 2 1. 2. 3. 4. Snel Tractie-aandrijving Langzaam Gevaar van beknelling – verbrijzelen van vingers of handen 5. Houd handen uit de buurt 8 6. Snijden of verstrikt raken in ventilator 7. Blijf uit de buurt van bewegende delen 8. Uitsluitend dieselbrandstof gebruiken 9. 10. 11. 12. 13.
Montage Los geleverde onderdelen NB.: Controleer aan de hand van het onderstaande schema of u alle onderdelen hebt ontvangen. BESCHRIJVING AANTAL Pompbedieningshendel 1 Contramoer 1 Sleutel 2 Montage van pompbedieningshendel 1. Steek de hendel in het pompselectieventiel (fig. 3). NB.: 2. De hendel moet met de knik naar de bestuurder toe worden gemonteerd. Draai de contramoer aan de hendel vast om de hendel op zijn plaats te bevestigen. 1 m–3883 Figuur 3 1.
Technische gegevens Totale breedte 103 cm (40.5”) Totale lengte 152 cm (60.0”) Totale hoogte 125 cm (49.0”) Gewicht/massa 762 kg (1680 lbs) Nominale hefcapaciteit 234 kg (515 lbs) (met bestuurder van 90 kg (200 lb), contragewicht en standaard laadschop) Kipcapaciteit 468 kg (l030 lbs) (met bestuurder van 90 kg (200lb), contragewicht en standaard laadschop) Wielbasis 72 cm (28.5”) Storthoogte (met standaard laadschop) 124 cm (48.
Controles en werkzaamheden vóór het gebruik Stabiliteitswaarden In de volgende tabel zijn de maximum hellingswaarden, aanbevolen voor de tractor in de opgegeven posities, vermeld. Op hellingen steiler dan het opgegeven maximum kan de tractor onstabiel worden.
Controles en werkzaamheden vóór het gebruik Vóór het gebruik brandstof- en oliepeil controleren, vuil van de tractor verwijderen, eventueel water uit het brandstoffilter aftappen en de bandenspanning controleren. Tevens ervoor zorgen dat het werkgebied vrij van personen en vuil is. Zorg ervoor dat u de plaats van eventuele leidingen kent en die hebt gemarkeerd. Belangrijk: Brandstof bijvullen De motor loopt op schone, verse dieselbrandstof met een minimum cetaangetal van 40.
Controles en werkzaamheden vóór het gebruik 2 14 MOGELIJK GEVAAR • Brandstof is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. WAT ER KAN GEBEUREN • Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij koude motor bijvullen. Gemorste brandstof direct opvegen.
Controles en werkzaamheden vóór het gebruik Belangrijk: 7. Het carter niet overvullen met olie, omdat de motor daardoor beschadigd kan worden. MOGELIJK GEVAAR • Koelvloeistof is heet en staat onder druk. Peilstok en vuldop terugplaatsen. WAT ER KAN GEBEUREN • Ontsnappende koelvloeistof onder druk 2 kan ernstige brandwonden veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • De radiateurdop nooit verwijderen als de motor heet is.
Controles en werkzaamheden vóór het gebruik Vuil van de tractor verwijderen Belangrijk: 1. Laten draaien van de motor met geblokkeerde of verstopte radiateur leidt tot motorschade door oververhitting. Parkeer de tractor op een vlakke ondergrond, laat de hefarmen zakken en stop de motor. Contactsleutel verwijderen. 2. Controleer het luchtfilter voorfilter op vuil. Vuil indien nodig vóór en/of tijdens het gebruik verwijderen. 3.
Controles en werkzaamheden vóór het gebruik Bandenspanning 1 Houd de banden op de voorgeschreven spanning. De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd. Bandenspanning: 138–207 kPa (20–30 psi) NB.: Gebruik een lage spanning (138 kPa, 20 psi) voor werken op zanderige ondergrond, om de tractie te verbeteren. Figuur 8 1. Vuldop 1 m–1872 Figuur 9 1.
Gebruiksaanwijzing Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (fig. 10) voordat u de motor start en de tractor gebruikt. 5 4 1 vriespunt ligt), daarna in de stand starten om de startmotor te activeren. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. De sleutel keert automatisch terug naar de stand aan. Om de motor te stoppen de sleutel linksom in de stand uit draaien. Handgas Met het handgas regelt u het motortoerental, uitgedrukt in omwentelingen per minuut (omw/min).
Gebruiksaanwijzing Hefarmhendel Om de hefarmen te laten zakken, de hefarmhendel langzaam naar voren drukken. Om de hefarmen te heffen, de hefarmhendel langzaam naar achteren trekken. Hendel voor extra hydrauliek Om een hydraulisch werktuig in voorwaartse richting te bedienen, de hendel voor extra hydrauliek langzaam naar achteren trekken. Om een hydraulisch werktuig in achterwaartse richting te bedienen, de hendel voor extra hydrauliek langzaam naar voren drukken.
Gebruiksaanwijzing Parkeerrem in werking stellen 1 2 5 1. Parkeerremhendel omhoog trekken en een kwart slag linksom draaien (fig. 12). 2. Hendel loslaten, zodat de pen aan de stang in de sleuf valt (fig. 12). 3 4 Figuur 11 1. Oliestroomverdeler 2. Knop 3. stand 12 uur • 4. stand 10 - 11 uur 5. stand 9 uur 1 2 Zet de oliestroomverdeler in de stand 12 uur om de tractorhydrauliek zo snel mogelijk te laten werken. m–4457 Gebruik deze instelling voor snel werken met de tractor. Figuur 12 1.
Gebruiksaanwijzing NB.: 30 seconden tussen de startpogingen aan. Als u dat niet doet, kan de startmotor oververhit raken. 5. Als de motor loopt, zet u het handgas in de gewenste stand. Belangrijk: Gebruik nooit startvloeistof of andere chemicaliën om de startprestaties te verbeteren. Hoe verder u de rijhendels in een bepaalde richting drukt, hoe sneller de tractor in die richting rijdt.
Gebruiksaanwijzing 3. Til de achterwielen van de grond en sleep of duw de tractor. 5. Zet beide cilindervergrendelingen vast met een pen en R-pen (fig. 13). Tractor ophijsen 1. Zet de motor af. 2. Bevestig hijskettingen aan de twee gaten in het frame net boven het bevestigingspunt van de hefarmen en hijs de tractor vrij van de grond om hem te verplaatsen. 5 1 4 3 2 m–4398 Figuur 13 Gebruik van de cilindervergrendelingen MOGELIJK GEVAAR • De hefarmen kunnen dalen als ze in geheven stand staan.
Gebruiksaanwijzing 1 3 1 4 2 2 1 2 m–4055 Figuur 15 1. Bevestigingsplaat tractor m–4397 2. Bevestigingsplaat werktuig Figuur 14 1. Hydrauliekslangen 2. Cilindervergrendelingen 3. R-pen 4. Pen 6. Hef de hefarmen en neig de bevestigingsplaat tegelijkertijd achterover. Belangrijk: Werktuigen Het werktuig moet geheven worden totdat het vrij van de grond is en de bevestigingsplaat moet helemaal achterover worden geneigd. Werktuig aankoppelen 7. Zet de motor af. Belangrijk: 8.
Gebruiksaanwijzing 3. Verwijder de beschermkappen van de hydrauliekaansluitingen aan de tractor. Zet de kappen aan elkaar om vuil worden tijdens het werk te voorkomen. 4. Schuif de ring aan de hydrauliekkoppelingen van het werktuig terug en sluit ze aan op de aansluitingen van de tractor. 5. Als het werktuig met hydrauliek werkt, schuift u de ring van de snelkoppelingen naar achteren en maakt u de koppelingen los. Belangrijk: 6.
Gebruiksaanwijzing • 24 Raadpleeg de handleiding van de motor voor meer tips voor gebruik bij koud weer.
Onderhoud Onderhoudsschema Elk gebruik Werkzaamheden Hydrauliekoliepeil controleren Elke 8 uur Eerste Elke 25 uur Elke Elke Elke Elke Elk 50 uur 100 uur 200 uur 400 uur jaar X Hydrauliekolie verversen X Hydrauliekfilter vervangen Motoroliepeil controleren Motorolie Eerste X X verversen1 Eerste Motoroliefilter vervangen (elke 200 bedrijfsuren of bij elke tweede olieverversing) Eerste Tractie-aandrijfketting – spanning controleren Eerste X Wielmoeren aantrekken Eerste smeren2 X Luchtfi
Onderhoud MOGELIJK GEVAAR • Als u de sleutel in de contactschakelaar laat zitten, kan een onbevoegde de motor starten. WAT ER KAN GEBEUREN • Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot lichamelijk letsel van u of omstanders. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar en maak de minkabel van de accu los alvorens onderhoud uit te voeren. Luchtfilter Onderhoudsinterval/Specificatie Luchtfilter-voorfilter vóór elk gebruik controleren en leegmaken.
Onderhoud Wassen: Luchtfilterelement monteren 1. Maak een oplossing van filterreiniger en water en laat het filterelement ca. 15 minuten inweken. Raadpleeg de instructies op de verpakking van de filterreiniger voor meer informatie. 1. Veeg de binnenkant van het luchtfilterhuis schoon met een vochtige doek om stof te verwijderen. 2. 2. Het element schoonspoelen met leidingwater. De waterdruk mag niet hoger dan 275,8 kPa (40 psi) zijn, om beschadiging van het filterelement te voorkomen.
Onderhoud 3. Hefarmen laten zakken en motor stoppen. Contactsleutel verwijderen. MOGELIJK GEVAAR • Delen kunnen heet zijn als de tractor in bedrijf is geweest. WAT ER KAN GEBEUREN • Aanraken van hete delen kan brandwonden veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Tractor laten afkoelen alvorens onderhoud uit te voeren of delen aan te raken. 4. Plaats een opvangbak onder de aftapplug. 5. Aftapplug van aftapslang verwijderen en alle olie eruit laten lopen (fig. 17). Figuur 18 1. Olievuldop 8.
Onderhoud Koelvloeistof van de motor verversen Ververs de koelvloeistof na elke 400 uur of elke 2 jaar. 1 MOGELIJK GEVAAR • Koelvloeistof kan heet zijn en onder druk staan. Figuur 19 1. Radiateurdop WAT ER KAN GEBEUREN • Ontsnappende hete, onder druk staande 3. koelvloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Radiateurdop nooit verwijderen als de motor heet is.
Onderhoud Smeren 5. Alle lagers, bussen en draaipunten elke 8 bedrijfsuren smeren. Vaker smeren bij gebruik onder zeer stoffige of zanderige omstandigheden en direct na elke wasbeurt. Brandstoffilter Type vet: universeel smeervet. Vervang het brandstoffilter na elke 400 bedrijfsuren of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Olie op nog ongesmeerde delen van de ketting aanbrengen. Tractor smeren 1. Hefarmen laten zakken en motor stoppen. Contactsleutel verwijderen. 2.
Onderhoud Brandstofsysteem ontluchten MOGELIJK GEVAAR • Brandstof is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. WAT ER KAN GEBEUREN • Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken. GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN • Brandstof uitsluitend in de open lucht bij koude motor bijvullen met behulp van een trechter. Gemorste brandstof meteen opvegen.
Onderhoud Brandstoftank aftappen 1. 2. 3. Tractor op een vlakke ondergrond parkeren, hefarmen laten zakken en de motor stoppen. Contactsleutel verwijderen. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter af en laat de brandstof in een vat of opvangbak lopen. Dit is het beste moment om een nieuw brandstoffilter te monteren, omdat de brandstoftank leeg is. Monteer de brandstofleiding aan het brandstoffilter. Schuif de slangklem naar het brandstoffilter toe om de brandstofleiding vast te zetten.
Onderhoud 2. Plaats een opvangbak met een inhoud van ca. 56 liter (15 ga.) onder de hydrauliektank. 3. Verwijder de aftapplug achter uit de bodem van de tank en laat de hydrauliekolie in de opvangbak lopen. MOGELIJK GEVAAR • Hydrauliekolie onder hoge druk kan in de huid dringen en letsel veroorzaken. 4. Na het aftappen de plug weer aanbrengen en vastdraaien. 5. Verwijder de vuldop en vul de tank met ca. 56 liter (15 ga.) hydrauliekolie. Zie Hydrauliekoliepeil controleren.
Onderhoud 4. Meet de afstand tussen de onderkant van de kettingbeschermer en de onderste kettinglengte (fig. 22). Als de speling in de ketting niet binnen 3,8 – 6,3 cm (1.5 – 2.5”) ligt, moet u de spanning instellen (zie Spanning instellen). 4. Draai de contramoeren op de kettingspanbout los en draai de bout los (fig. 23). 1 2 3 Figuur 23 1 1. Kettingspanbout 2 Draai het voorwiel aan één kant van de tractor naar achteren, totdat de onderste kettinglengte strak gespannen staat. 6.
Onderhoud 10. Herhaal stap 3 t/m 9 voor de andere aandrijfketting. Belangrijk: Het zuurpeil mag niet tot onder de platen zakken (fig. 25). 11. Start de motor en hef de laadschop totdat de voorwielen weer op de grond rusten. 1 2 V-snaar afstellen Controleer de spanning van de V-snaar elke 100 uur. Zorg ervoor dat de V-snaar de juiste spanning heeft, om te voorkomen dat de motor oververhit raakt en te zorgen dat de accu voldoende wordt opgeladen. Controleer de spanning in het midden van de snaar.
Onderhoud 1. Controleer het zuurpeil, zie Zuurpeil controleren. 2. Verwijder de celdoppen van de accu en sluit een batterijlader van 3 - 4 A aan op de accupolen. Laad de accu gedurende 4 uur op met 4 A of minder (12 V). De accu niet overladen. 3. De celdoppen weer aanbrengen nadat de batterij volledig opgeladen is. MOGELIJK GEVAAR • Bij het opladen van de accu komen gassen vrij. WAT ER KAN GEBEUREN • Accugassen kunnen exploderen.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor draait niet. Motor draait, maar start niet. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Elektrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 1. Controleer elektrische aansluitingen op goed contact. 2. Zekering doorgebrand of los. 2. Zekering corrigeren of vervangen. 3. Relais of schakelaar defect. 3. Neem contact op met erkende Service Dealer. 4. De accu is ontladen. 4. Accu opladen of vervangen. 5. Startmotor of startspoel defect. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor draait, maar start niet (vervolg). Motor start, maar blijft niet lopen. 38 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 8. Motor draait langzaam bij starten. 8. Controleer accu, viscositeit van motorolie en startmotor (neem contact op met erkende Service Dealer). 9. Luchtfilterelement is vuil. 9. Reinigen of vervangen. 10. Te lage compressie. 10. Neem contact op met erkende Service Dealer. 11. Verstuivers zijn defect. 11. Neem contact op met erkende Service Dealer.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor start, maar schokt of hapert. Motor blijft niet stationair lopen. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Vuil, water, oude of verkeerde brandstof in het systeem. 1. Brandstofsysteem aftappen en schoonspoelen; vullen met verse brandstof. 2. Motor raakt oververhit. 2. Zie MOTOR RAAKT OVERVERHIT. 3. Lucht in de brandstof. 3. Ontluchtingsschroeven openen en controleren op luchtlekken bij aansluitingen van brandstofslang aan tank en motor. 4.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor raakt oververhit. 40 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Koelvloeistofpeil is te laag. 1. Koelvloeistof controleren en bijvullen. 2. Luchtstroom naar radiateur belemmerd. 2. Radiateurrooster voor elk gebruik controleren en schoonmaken. 3. Motoroliepeil niet correct. 3. Tot aan “full” merkteken vullen/aftappen. 4. Motor overbelast. 4. Belasting verminderen; rijsnelheid verlagen. 5. Thermostaat is defect. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Motor werkt niet op maximaal vermogen. e oge Overmatige g zwarte rook uit uitlaat. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Motoroliepeil niet correct. 1. Tot aan “full” merkteken vullen/aftappen. 2. Luchtfilterelement is vuil. 2. Reinigen of vervangen. 3. Vuil, water, oude of verkeerde brandstof in het systeem. 3. Brandstofsysteem aftappen en schoonspoelen; vullen met verse brandstof. 4. Motor raakt oververhit. 4. Zie MOTOR RAAKT OVERVERHIT. 5.
Problemen, oorzaak en remedie PROBLEEM Overmatige witte rook uit uitlaat. Tractor rijdt niet. Motor kan niet worden gestopt. 42 MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Voorgloeispiralen zijn niet geactiveerd alvorens contactsleutel in positie starten te draaien. 1. Draai contactsleutel in positie voorgloeien gedurende 5-7 seconden alvorens motor te starten. 2. Motortemperatuur is te laag. 2. Controleer de thermostaat. 3. Voorgloeispiralen werken niet. 3.