Operator's Manual

Controles en werkzaamheden vóór het gebruik
11
Stabiliteitswaarden
In de volgende tabel zijn de maximum hellingswaarden, aanbevolen voor de tractor in de opgegeven posities,
vermeld. Op hellingen steiler dan het opgegeven maximum kan de tractor onstabiel worden. De gegevens in de
tabel gelden bij volledig gedaalde hefarmen en wanneer de in de fabriek gemonteerde banden op de tractor
aanwezig zijn en de voorgeschreven spanning hebben; geheven hefarmen en andere typen banden of
bandenspanningen kunnen de stabiliteit beïnvloeden.
Maximum aanbevolen hellingsgraad
bij werken:
Samenstelling
Vooruit
bergopwaarts
Achteruit
bergopwaarts
Zijwaarts op
helling
T
ractor zonder werktuig
9° 20° 17°
T
ractor met contragewicht, zonder werktuig
7° 20° 15°
T
ractor met werktuig, met één van de volgende
opgegeven stabiliteitswaarden voor elke
hellingspositie:*
A 22° 22° 20°
B 19° 19° 17°
C 15° 15° 13°
D 11° 11° 9°
E 7° 5° 5°
* In de handleiding van elk werktuig zijn drie stabiliteitswaarden weergegeven: één voor elke hellingpositie. Om
de maximum helling te bepalen die u met het gemonteerde werktuig kunt nemen, bepaalt u de hellingsgraad die
overeenkomt met de stabiliteitswaarden van het werktuig. Tenzij anders vermeld in de handleiding van het
werktuig, kunt u ervan uitgaan dat de opgegeven waarden gelden voor gebruik zonder het contragewicht.
Voorbeeld: als het aan de tractor gemonteerde werktuig een waarde voor vooruit bergopwaarts van B heeft, een
waarde voor achteruit bergopwaarts van D en een waarde voor zijwaarts op een helling van C, dan kunt u vooruit
rijden op een helling van 19
°, achteruit op een helling van 11° en zijwaarts op een helling van 13°, zoals vermeld
in bovenstaande tabel.