Form No. 3372-652 Rev E TX 525 Compacte multifunctionele lader Modelnr.: 22323—Serienr.: 312000001 en hoger Modelnr.: 22324—Serienr.: 312000001 en hoger G004222 Registreer uw product op www.Toro.com.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.
Brandstof aftappen uit de brandstoftank ....................33 Onderhoud elektrisch systeem ....................................33 Onderhoud van de accu...........................................33 Onderhoud aandrijfsysteem ........................................36 Onderhoud van de rupsbanden ................................36 Onderhoud koelsysteem .............................................39 Onderhoud van het koelsysteem...............................39 Onderhoud riemen ................................
Veiligheid • Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool ( ) te letten, dat betekent: Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – instructie voor persoonlijke veiligheid.
• Voordat u tractie-eenheid met een werktuig eraan bedient, • Gebruik de machine niet als u onder de invloed van • • • • • • • • • • • • • • • moet u controleren of het werktuig op de juiste wijze is bevestigd. alcohol of drugs bent. Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. Lees de handleidingen van alle werktuigen.
• Zorg ervoor dat de bouten en moeren stevig zijn • Werk niet in de buurt van steile hellingen, greppels of vastgedraaid. Houd de machine in goede conditie. dijken. De machine kan plotseling omslaan als een rupsband over de rand van een klip of greppel komt of als een rand afbrokkelt. • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. • Houd de machine vrij van gras, bladeren, of ander • Werk niet op nat gras. Als de machine grip verliest, kan aangekoekt vuil. Neem gemorste olie of brandstof meteen op.
Geluidsniveau Deze machine heeft een gegarandeerd geluidsniveau van 101 dBA, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. Het geluidsniveau is vastgesteld volgens de procedures in ISO 6395. Trillingsniveau Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 1,5 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 1,3 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,8 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN ISO 20643.
Stabiliteitsgegevens De volgende tabel bevat de aanbevolen maximale hellingshoek voor de tractie-eenheid in de aangegeven standen. Als de hellinghoek groter is dan de vermelde hellinghoek, kan de machine instabiel worden. Bij de gegevens in de tabel wordt ervan uitgegaan dat de armen van de lader volledig omlaag zijn. Als de armen van de lader omhoog staan, kan dit de stabiliteit beïnvloeden. De gebruikershandleiding van elk werktuig vermeldt drie stabiliteitswaarden, één per hellingshoek.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. Raadpleeg het hoofdstuk Stabiliteitsgegevens om de maximale hellingshoek te bepalen waarbij de machine veilig kan worden gebruikt. Gebruik de hellingsindicator om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine op een helling gaat gebruiken. Gebruik de machine niet op hellingen die steiler zijn dan de maximale hellingshoek die in het hoofdstuk Stabiliteitsgegevens is aangegeven.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 100-4650 1. Handen kunnen bekneld raken – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2.
5-4856 115-4858 1. Waarschuwing - lees de Gebruikershandleiding; maximaal draagvermogen van 228 kg; geen passagiers. 1. Handen of voeten kunnen bekneld raken - monteer de vergrendeling van de cilinder. 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding. 4. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding. 115-4857 1. Breng de armen van de lader omlaag. 4. Bak ophalen. 2. Bak leegstorten. 5.
115-4862 1. Laadvergrendeling open 115-4861 1. Hulphydrauliek 3. Vooruit 2. Vergrendeld achteruit (uitsparing) 4. Neutraal (uit) 2. Laadvergrendeling gesloten 115-4860 1. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing - stel de parkeerrem in werking, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en breng de armen omlaag voordat u de machine verlaat. 3.
117–9905 1. Locatie Gebruikershandleiding 6. Brandstofmeter - diesel 11. Snel 16. Machine kan kantelen - rijd de tractie-eenheid met de zware kant eerst heuvelop; niet rijden met de armen omhoog. 2. Motor - Starten 7. Oliedruk motor 12. Continu verstelbare regeling 17. Machine kan kantelen verminder uw snelheid voor u een bocht neemt, maak geen bocht bij hoge snelheid, kijk naar achteren en omlaag als u achteruitrijdt. 3. Motor - Lopen 8. Accu 13. Langzaam 4. Motor - Afzetten 9.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Figuur 5) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 1 2 3 4 5 9 g013016 6 10 7 11 8 12 Figuur 5 1. Hendel voor hulphydrauliek 7. Hefhendel laadarm/werktuig 2. Contactschakelaar 3. Urenteller 8. Parkeerremhendel 9. Tractiebediening 4. Brandstofmeter 5. Indicatielampjes en schakelaar gloeibougies 10. Referentiebalk 11. Aanslagstang van de bediening van de lader 6.
Tractiebediening G008131 Figuur 9 Figuur 6 • Voor een bocht naar links draait u de tractiebediening linksom (Figuur 10). 1. Referentiebalk (beweegt niet en biedt daardoor een referentiepunt en een vaste handgreep die u kunt vasthouden tijdens het bedienen van de tractie-eenheid) 2. Tractiebediening (beweegt zodat u de machine kunt bedienen) • Om vooruit te rijden, beweegt u de tractiehendel naar voren (Figuur 7). G008132 Figuur 10 • Om te stoppen, laat u de tractiebediening los (Figuur 6).
Aanslagstang van de bediening van de lader De aanslagstang van de bediening van de lader helpt uw hand stabiliseren terwijl u de hendel voor de laadarm/het werktuig bedient. Hendel voor hulphydrauliek Om een hydraulisch werktuig vooruit te bedienen, draait u de hendel voor hulphydrauliek naar achteren en trekt u deze omlaag naar de referentiebalk (Figuur 13, nummer 1).
Brandstofmeter Urenteller De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. De urenteller geeft het aantal uren weer dat de machine in bedrijf is geweest. Lampje motoroliedruk Specificaties Als de oliedruk te laag wordt, gaat dit lampje branden en klinkt er een waarschuwingssignaal. Als dit gebeurt, zet de motor dan onmiddellijk af en controleer het oliepeil. Als het oliepeil laag is, vul dan olie bij en/of controleer op mogelijke lekkage.
Gebruiksaanwijzing • Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975 Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door Belangrijk: Controleer voordat u de tractie-eenheid bedient het brandstof- en oliepeil en verwijder vuil. Zorg ervoor dat het werkgebied vrij is van mensen en van vuil. U moet ook de locaties van alle elektriciteits- en gasleidingen kennen en gemarkeerd hebben.
Het motoroliepeil controleren GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
Raadpleeg Hydraulische vloeistof verversen (bladz. 43) voor informatie over de hydraulische vloeistof. Belangrijk: Gebruik altijd de juiste hydraulische vloeistof. Vloeistoffen voor algemeen gebruik brengen schade toe aan het hydraulische systeem. 1. Verwijder het werktuig, als dit is gemonteerd; zie Werktuig verwijderen. 2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, breng de armen van de lader omlaag en trek de hydraulische cilinder volledig in. 3.
GEVAAR Een draaiende as en ventilator kunnen letsel veroorzaken. • Gebruik de machine nooit zonder dat de kappen zijn geplaatst. • Houd vingers, handen en kleding uit de buurt van een draaiende ventilator en aandrijfas. • Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 1. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank (Figuur 20). Figuur 21 Het koelvloeistofpeil hoort op of boven de markering aan de zijkant van de tank te staan. 1. Expansietank 3.
5. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje op Uit. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten. Neem contact op met een erkende servicedealer.
De machine stoppen Cilindervergrendeling gebruiken Om de tractie-eenheid te stoppen laat u de tractiebediening los, zet u de gashendel op Langzaam (schildpad), brengt u de armen van de lader omlaag tot op de grond en zet u de motor af. Stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje. WAARSCHUWING Als de armen van de lader in de opgeheven stand staan, kunnen deze omlaag komen waardoor iemand die eronder staat bekneld kan raken.
4. Verwijder de lynchpen waarmee de cilindervergrendeling is bevestigd. 5. Breng de armen van de lader omhoog terwijl u tegelijkertijd de bevestigingsplaat naar achteren kantelt. 5. Draai de cilindervergrendeling omhoog op de arm van de lader en bevestig deze met de lynchpen. Belangrijk: U moet het werktuig omhoog brengen totdat het vrij is van de grond, en de bevestigingsplaat helemaal naar achteren kantelen. 6. Breng de armen van de lader omlaag. 6. Zet de motor af. Werktuigen gebruiken 7.
Hydraulische slangen aansluiten 8. Trek aan de slangen om te controleren of de aansluiting betrouwbaar is. Als het werktuig hydraulisch wordt bediend, moet u de hydraulische slangen als volgt aansluiten: 9. Zet de hendel van de hulphydrauliek in de neutraalstand. 1. Zet de motor af. Een werktuig verwijderen 2. Beweeg de hendel voor de hulphydrauliek naar voren, naar achteren en terug in de neutraalstand om de druk op de hydraulische koppelingen op te heffen. 1. Laat het werktuig neer op de grond. 2.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Hydraulisch filter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter. • Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning. Bij elk gebruik of dagelijks Om de 25 bedrijfsuren • • • • • • • Motoroliepeil controleren.
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Procedures voorafgaande aan onderhoud De motorkap sluiten 1.
Inspectieluik aan de achterzijde openen. Zijschermen verwijderen 1. Open de motorkap. 2. Schuif de zijschermen (Figuur 30) omhoog en uit de sleuven in het voorscherm en het frame. 1. Schroef de 2 handknoppen los waarmee het inspectieluik aan de machine is bevestigd (Figuur 29). Figuur 29 1. Handknoppen 2. Kantel het inspectieluik omlaag en verwijder het om toegang te krijgen tot de interne onderdelen (Figuur 29). Figuur 30 1. Zijscherm Inspectieluik aan de achterzijde sluiten.
Smering Onderhoud motor De tractie-eenheid smeren Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks (onmiddellijk na elke wasbeurt). Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de luchtfilteronderhoud-indicator. Om de 25 bedrijfsuren—Verwijder het luchtfilterdeksel, verwijder vuil en controleer de luchtfilteronderhoud-indicator. Om de 600 bedrijfsuren—Vervang het veiligheidsfilter Type smeermiddel: Universeel smeervet. 1.
Motoroliepeil controleren • Als de indicator niet rood is, reinig dan het vuil van de deksel en plaats het deksel terug. Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—Ververs de motorolie en vervang het filter. Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. Om de 100 bedrijfsuren—De motorolie verversen. • Als de onderhoudsindicator rood is, moet u het Om de 200 bedrijfsuren—Vervang het oliefilter. luchtfilter vervangen zoals beschreven in Filters vervangen.
Figuur 35 Figuur 36 1. Aftapplug carterolie 1. Oliefilter 5. Als alle olie is afgetapt, kunt u de aftapplug weer terugplaatsen. 4. Vul de motor met nieuwe olie van het juiste type via de middelste opening van het filter. Houd op met vullen als de olie de onderkant van de schroefdraad bereikt. Opmerking: Geef de afgewerkte olie af bij een erkend recyclingcentrum. 5. Wacht een of twee minuten zodat het filtermateriaal de olie kan opnemen en giet daarna de overtollige olie af. 6.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank bij met brandstof tot maximaal 6 mm tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis.
Onderhoud elektrisch systeem 8. Schuif de slangen over het uiteinde van een nieuw filter (Figuur 37) en zorg ervoor dat de pijl op het filter in dezelfde richting wijst als de pijl op het oude filter. 9. Bevestig de slangen met de slangklemmen. Onderhoud van de accu Brandstof aftappen uit de brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer het peil van het accuzuur (alleen vervangende accu).
het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 38) op de accubehuizing bereikt. 6. Plaats de vuldoppen op de accu. 2 Accu opladen 3 WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. 1 G003794 Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Figuur 38 1. Vuldoppen 3. Onderste streep 2. Bovenste streep Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265).
Figuur 41 Figuur 40 1. Zekering van 30 A hoofdcircuit 3. Zekering van 10 A bedieningspaneel/relais 2. Leeg 4. Open voor optionele accessoires 1. Lipje op steunstang 4. Bevestigingsbeugel onderzijde 2. Bevestigingsbeugel bovenzijde 5. R-pen 3. Steunstang 4. Verwijder de 4 schroeven waarmee de zekeringhouder is bevestigd en trek de houder vervolgens omhoog en eruit (Figuur 42).
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de rupsbanden Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning. Bij elk gebruik of dagelijks—Reinig de rupsbanden. Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de rupsbanden op overmatige slijtage (vervang de rupsbanden als deze versleten zijn). Figuur 43 Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de spanning van de rupsbanden en breng ze op de juiste spanning.
Figuur 45 1. Borgbout 3. Spanbuis 2. Spanschroef 4. Spanwiel Figuur 46 4. Gebruik een dopsleutel van 1/2 inch (Figuur 46) en draai de spanschroef linksom tot de afstand tussen de spanmoer en de achterzijde van de spanbuis (Figuur 44) 7 cm is. 5. Lijn de dichtstbijzijnde inkeping in de spanschroef uit met de opening van de borgbout en bevestig de schroef met de borgbout en moer (Figuur 45). 1. Rupsband 5. Aansluitpunt rupsband 2. Dopsleutel 1/2 inch 6. Kettingwielaandrijving 3. Spanwiel 7.
Rupsbanden vervangen (model 22324) 13. Draai de moer vast met een torsie van 407 Nm. Vervang de rupsbanden als deze versleten zijn. 14. Plaats de nieuwe rupsband en zorg ervoor dat de aansluitpunten van de rupsband goed tussen de afstandsstukken in het midden van de kettingwielaandrijving passen (Figuur 47). 1. Breng de armen van de lader omlaag, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhoud koelsysteem Onderhoud van het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Reinig de radiateur Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de slangen van het koelsysteem. Jaarlijks—Motorkoelvloeistof verversen (alleen erkende servicedealer). Figuur 49 1. Wegwiel 4. Wegwieldop 2. Pakking 5. Snapring 3. Bout 6. Breng smeervet aan onder de dop GEVAAR Wanneer de motor heeft gelopen, kan er onder druk staande hete koelvloeistof ontsnappen. Dit kan brandwonden veroorzaken.
tractie-eenheid. Verwijder aangekoekt gras of ander vuil met perslucht van het radiateurscherm. Onderhoud riemen Motorkoelvloeistof verversen Conditie van de hydraulische pompriem controleren Laat de motorkoelvloeistof eenmaal per jaar verversen door een erkende servicedealer. Onderhoudsinterval: Jaarlijks Als er motorkoelvloeistof moet worden bijgevuld, raadpleeg Koelvloeistof controleren, bijvullen en ontluchten (bladz. 20). Controleer jaarlijks de conditie van de hydraulische pompriem (Figuur 50).
Onderhoud bedieningsysteem De bedieningsorganen worden in de fabriek afgesteld voor de tractie-eenheid wordt verzonden. Na vele bedrijfsuren moet u echter mogelijk de uitlijning van de tractiebediening, de neutraalstand van de tractiebediening en de sporing van de tractiebediening in de stand volledig vooruit opnieuw afstellen. Figuur 52 Belangrijk: Voer alle procedures volledig en in de juiste volgorde uit om de bedieningsorganen correct af te stellen. 1. Tractiebediening 2.
De sporing van de tractiebediening in de stand volledig vooruit afstellen. Als de tractie-eenheid niet recht rijdt als u de tractiebediening tegen de referentiebalk houdt, moet u de volgende procedure uitvoeren: 1. Rijd met de tractie-eenheid terwijl u de tractiebediening tegen de referentiebalk duwt en kijk in welke richting de tractie-eenheid afwijkt. 2. Laat de tractiebediening los. 3.
Onderhoud hydraulisch systeem WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Materiaaleigenschappen Viscositeit, ASTM D445 cSt bij 40 °C: 55 tot 62 cSt bij 100 °C: 9,1 tot 9,8 Viscositeitsindex ASTM D2270 140 tot 152 Stolpunt, ASTM D97 -37 tot -43 °C Industriestandaarden API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201,00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM. Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen.
Reiniging Hydraulische leidingen controleren Vuil verwijderen van de tractie-eenheid Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de hydraulische leidingen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage, beschadigingen als gevolg van weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. (Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Stalling 1. Breng de armen van de lader omlaag, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder vuil en roet van de volledige tractie-eenheid. Belangrijk: U kunt de tractie-eenheid wassen met een mild reinigingsmiddel en water. Was de tractie-eenheid nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de motor, de hydraulische pompen en de accu. 3. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter. 4.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 1. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 2. Doorgebrande of losse zekering. 3. Accu is leeg. 4. Relais of schakelaar is beschadigd. 5. Een beschadigde startmotor of startmotorsolenoïde. 6. Inwendige motoronderdelen vastgelopen. 2. Zekering goed inzetten of vervangen. 3.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Draai de dop los. Als de motor wel loopt met de dop los, moet u de dop vervangen. 2. Vuil of water in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Brandstoffilter vervangen. 4.
Probleem De motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaak 1. Meer koelvloeistof nodig. 1. Koelvloeistof controleren en bijvullen. 2. Luchtstroom naar de radiateur is belemmerd. 3. Verkeerd oliepeil in het carter. 2. Bij elk gebruik de schermen van het zijpaneel controleren en reinigen. 3. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. 4. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden. 5. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof.
Probleem De motor verliest vermogen. Mogelijke oorzaak 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Verkeerd oliepeil in het carter. 9. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 10 De timing van de injectiepomp is niet . correct. 11 De injectiepomp is beschadigd. . 2. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. 3. Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt. 4. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen.
Schema's G007388 Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen: 53
Opmerkingen: 54
Opmerkingen: 55
Toro garantie Compact Utility Equipment Een beperkte garantie gedurende een jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt CUE-producten Zaken en gevallen die niet onder de garantie vallen The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro Compact Utility Equipment (hierna: het 'product') vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten.