Form No. 3376-421 Rev A Loopmaaier tractie-eenheid 18 pk met pistoolgreep en hydrostatische aandrijving Modelnr.: 30069—Serienr.: 313000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring Modelnr.: Serienr.: Inleiding Deze maaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren en professionele bestuurders. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden particuliere of commerciële gazons. De machine is niet ontworpen voor het maaien van borstelig gras of voor gebruik in de landbouw.
Inhoud Neutraalstandmechanisme afstellen ..........................29 Hydrauliekmechanisme afstellen...............................30 Bedieningsstang afstellen.........................................32 Sporing afstellen ....................................................33 Veerverankering afstellen.........................................33 Bandenspanning controleren ...................................33 Onderhoud koelsysteem .............................................34 Luchtinlaatrooster reinigen ...
Veiligheid • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Verwijder Onjuist gebruik of onderhoud van deze maaier kan letsel tot gevolg hebben. Houd u aan deze veiligheidsinstructies om het risico op letsel te verminderen. • Probeer de motor niet te starten als er brandstof is nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is. gemorst.
• Zet de gashendel terug terwijl u de motor afzet. Als de • Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende • • • • • • • • • • onderdelen. U mag een maaimachine nooit optillen of dragen terwijl de motor loopt. Ga zeer voorzichtig te werk als u een loopmaaimachine achteruitrijdt of naar u toetrekt. Lopen, nooit rennen. Hellingen: – Maai niet op al te steile hellingen. – Wees uiterst voorzichtig op hellingen.
Gemeten trillingsniveau op de rechterhand = 2,5 m/s2 Gebruik nooit universele onderdelen en accessoires; deze kunnen de veiligheid in gevaar brengen. Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 3,1 m/s2 Geluidsdruk voor model 32 RD, 36 RD en 48 RD Onzekerheidswaarde (K) = 1,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. De 32 RD oefent een geluidsdruk van 87 dBA uit op het gehoor van de gebruiker, met een onzekerheidswaarde (K) van 2 dBA.
Hellingsindicator G011841 Figuur 4 U mag deze pagina voor eigen gebruik kopiëren. 1. De maximale hellingsgraad waarop u de maaier veilig kunt gebruiken is 20 graden. Bepaal voordat u gaat maaien de hellingsgraad met behulp van de hellingstabel. Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 20 graden. Vouw over de lijn die overeenkomt met de aangeraden helling. 2. Houd deze rand naast een verticaal oppervlak zoals een boom, een gebouw, een paal of dergelijke. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Zorg ervoor dat veiligheidsinformatie duidelijk zichtbaar is. Vervang beschadigde of ontbrekende veiligheidsstickers. 40-13–010 1. Handen kunnen worden gesneden 2. Voeten kunnen worden gesneden 106-2733 3. Langzaam 1. Snel 2. Continu snelheidsregeling 95-5537 1.
115-1039 1. Parkeerrem - buiten werking 115-4212 2. Parkeerrem - in werking 1. Peil hydraulische vloeistof 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 119-6672 1. Vooruit 10. Waarschuwing - Raadpleeg de Gebruikershandleiding. 2. Neutraalstand 11. Waarschuwing - Gebruik deze machine uitsluitend als u hiervoor instructie hebt ontvangen. 3. Achteruit 12. Machine kan voorwerpen uitwerpen - Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 13.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Controleer de vloeistoffen en de bandenspanning controleren 2 Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor Instructiemateriaal voor gebruiker Olieaftapslang 1 1 1 1 Lees de Gebruikershandleiding en bekijk het instructiemateriaal voor de gebruiker voordat u de machine bedient.
Algemeen overzicht van de machine 4 3 2 1 5 G016079 6 G016076 Figuur 5 1. Maaidek 4. Bedieningsorganen 2. Rem 5. Handgreep 3. Brandstoftank 6. Zwenkwiel Figuur 6 1. Gashendel 2. Toerenhendel 6. Dodemanshendels 7. Handgreep 3. Contactschakelaar 8. Rijhendel 4. Choke 9. Aftakasknop 5. Vergrendelde neutraalstand Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen (Figuur 6) voordat u de motor start en de machine gebruikt. 10.
Brandstofafsluitklep Gebruiksaanwijzing Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine transporteert of stalt. Brandstof bijvullen • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, Choke verse, loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). Gebruik de choke om een koude motor te starten. • Met zuurstof verrijkte benzine met ten hoogste 10 % ethanol of 15 % MTBE is geschikt.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
10. Draai het contactsleuteltje op START om de startmotor in werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Opmerking: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging de motor 60 seconden laten afkoelen.
De neutraalvergrendeling bedienen Gebruik altijd de vergrendelde neutraalstand als u de machine uitschakelt. Stel de parkeerrem in werking als u de machine onbeheerd achterlaat. Vergrendelde neutraalstand instellen 1. Knijp de rijhendels naar achteren tot u de tegendruk voelt toenemen. 2. Zet uw duimen op het bovenste gedeelte van de vergrendeling en beweeg deze naar achteren totdat de pennen zich in de neutraalstand bevinden (Figuur 10). Figuur 11 1. Handgreep 4. Pen in versnelling vooruit 2.
• De dodemansknoppen worden losgelaten terwijl de • • maaier is ingeschakeld en/of de toerenteller zich niet in de neutraalstand bevindt. De toerenregelaar bevindt zich niet in de neutraalstand, de dodemanshendels zijn niet ingedrukt of de rem is ingeschakeld. De aftakasknop is omhoog getrokken terwijl de dodemanshendels niet ingedrukt zijn. Veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine gebruikt.
Vooruitrijden 3. Zet de motor af; zie 'Motor afzetten'. 4. Wacht tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Stel de parkeerrem in werking. 1. Zet de parkeerrem vrij. 2. Stel de toerenregelaar in op de gewenste snelheid. 3. Zet de vergrendelde neutraalstand vrij. Raadpleeg 'Vergrendelde neutraalstand vrijzetten'. VOORZICHTIG 4. Laat de rijhendels langzaam los om naar voren te rijden (Figuur 13).
4. Houd de mesbout vast en verwijder de moer. Schuif de bout omlaag door de as en pas indien nodig de afstandsstukken aan (Figuur 15). Figuur 14 1. Hydraulische pomp 2. Omloopklep Transport van de machine Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren. Zorg ervoor dat de aanhanger of vrachtwagen is voorzien van alle benodigde verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies.
5. Draai de 2 bovenste asbouten los maar verwijder deze niet (Figuur 16). 3. Plaats het zwenkwiel in de steun en steek de vergrendelpen erin (Figuur 17). 6. Verwijder de 2 onderste asbouten (Figuur 16). Hoogte van handgreep instellen U kunt de hoogte van de handgreep verstellen. 1. Verwijder de R-pennen en gaffelpennen uit de rijhendels en de neutrale vergrendelstanden (Figuur 18). Figuur 16 1. Bovenste asbout 2. Onderste asbout 7.
Figuur 19 1. Fitting van bedieningsstang 6. Hoge stand 2. Onderste montageopeningen 7. Lage stand 3. Achterframe 8. Bovenste montageopening 4. Onderste flensbout (3/8 x 1 inch) 9. Handgreep 5. Bovenste flensbout (3/8 x 10. Flensmoer (3/8 inch) 1-1/4 inches) 5. Pas de lengte van de bedieningsstang aan door deze in de fitting te draaien (Figuur 18 en Figuur 19). 6. Steek de R-pen tussen de rijhendels en vergrendelde neutraalstanden en in de gaffelpennen (Figuur 18).
Maaihoogteschema Aantal afstandsstukken onder het zwenkwiel 13 mm Aantal mesafstandsstukken van 6 mm onder de spilas 5 mm Stand van de as 4 3 2 1 0 A 0 0 26 mm 32 mm 38 mm 45 mm 51 mm A 0 1 29 mm 35 mm 41 mm 48 mm 54 mm A 1 0 35 mm 41 mm 48 mm 54 mm 60 mm B 0 1 35 mm 41 mm 48 mm 54 mm 60 mm B 1 0 41 mm 48 mm 54 mm 60 mm 67 mm B 1 1 45 mm 51 mm 57 mm 64 mm 70 mm B 2 0 51 mm 57 mm 64 mm 70 mm 76 mm C 1 1 48 mm 54 mm 60 mm 67 mm 73 mm C
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 25 bedrijfsuren • Spanning van de drijfriem controleren. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Ververs de motorolie. Spanning van de drijfriem controleren. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof. Vervang het hydraulische oliefilter.
Smering Opmerking: Verwijder de schermen onder de machine om de smeernippel op het draaipunt van de pompaandrijfriem te bereiken. Zie Figuur 20 voor de locatie van de smeerpunten op de machine. Smeren met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithium- of molybdeenbasis. Methode van smeren 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Schuimelement van het luchtfilter reinigen Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen. Onderhoudsinterval/specificatie 2. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Om de 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Belangrijk: Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is.
Motorolie verversen/oliepeil controleren Onderhoudsinterval/specificatie Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren—Oliefilter vervangen. Figuur 23 Opmerking: Ververs de olie vaker als de machine in zeer stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. 1. Oliepeilstok 2. Vulbuis Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SF, SG, SH of SJ) 5. Verwijder de peilstok en veeg het uiteinde schoon (Figuur 23).
6. Laat de motor ongeveer drie minuten draaien, zet de motor af en controleer op olielekken rond het oliefilter en de aftapplug. 7. Controleer nogmaals het oliepeil en vul indien nodig olie bij. 8. Veeg eventueel gemorste olie weg. Onderhoud van de bougies Onderhoudsinterval/specificatie Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert.
Onderhoud brandstofsysteem behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. 2. Reinig indien nodig de bougie met een staalborstel om koolstofaanslag te verwijderen. Onderhoud van de brandstoftank GEVAAR In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer de motor koud is. Doe dit buiten op een open terrein.
Figuur 28 1. Brandstofafsluitklep 2. Brandstoffilter Figuur 29 1. Slangklem Onderhoud van het brandstoffilter 3. Filter 2. Brandstofslang 5. Trek het filter uit de brandstofslangen. Brandstoffilter vervangen 6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 7. Open de brandstofkraan op de benzinetank (Figuur 28).
Onderhoud aandrijfsysteem 8. Pas indien nodig de plaats van de schakelaar aan om te zorgen voor 8 mm ruimte (Figuur 31). Voer onderstaande aanpassingen uit als de machine onderhoud nodig heeft. Voer de stappen 'Toerenregelaarmechanisme afstellen' tot en met 'Sporing afstellen' uit. Als er afstellingen nodig zijn, voer deze dan in onderstaande volgorde uit. Toerenregelaarmechanisme afstellen 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng de achterkant van de machine omhoog op kriksteunen totdat de aandrijfwielen vrij van de grond komen. 4. Schakel de parkeerrem uit. 5. Start de motor en zet de gashendel op vol gas. 6. Plaats de vergrendelde neutraalstanden in de stand Vooruit en zet de toerenregelaar op de middelste snelheid. 7. Houd de dodemanshendels ingedrukt.
4. Schakel de parkeerrem uit. 12. Zet na het afstellen van het linker hydrauliekmechanisme de toerenregelaar naar voren en vervolgens terug naar de neutraalstand. 5. Start de motor en zet de gashendel op vol gas. 6. Zet de linker rijhendel in de versnelling vooruit. 13. Houd de dodemanshendels ingedrukt. 7. Zet de toerenregelaar in de neutraalstand.
Mechanisme aan de rechterzijde afstellen Opmerking: De dodemanshendels moeten ingedrukt zijn op het moment dat de toerenregelaar zich niet in de neutraalstand bevindt, omdat de motor anders afslaat. 1. Zet de toerenregelaar in de neutraalstand. 2. Beweeg de betreffende rijhendel naar boven tot deze de neutraalstand bereikt en schakel de vergrendelde neutraalstanden in. 2. Zet de rechter rijhendel in de versnelling vooruit. 3.
2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Voor een zwaardere aandrijfinstelling verplaatst u de koppelingen van de veerverankeringen naar de gemiddelde of zware stand (Figuur 40). De koppelingen van de veerverankeringen zijn bevestigd aan de bovenste achterhoek van de schermen voor de hydraulische aandrijving aan de linker- en rechterzijde van de machine.
Onderhoud koelsysteem Onderhouden remmen Luchtinlaatrooster reinigen Onderhoud van de rem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Vóór elk gebruik moet u controleren of de parkeerrem goed werkt. Verwijder vóór elke gebruik aangekoekt gras of ander vuil van de cilinder en de koelribben van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het vliegwiel, de carburateur, de regelhendels en de verbindingen.
linksom om de parkeerrem lossen te draaien (Figuur 42). Onderhoud riemen Opmerking: Met de parkeerrem in vrijstand bedraagt de afstand tussen de band en de platte stang ongeveer 6 mm (Figuur 42). Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maandelijks (houd hierbij de kortste periode aan) 5. Zet de onderste koppeling vast aan het onderste deel van de remhendel met de R-pen en de gaffelpen (Figuur 42).
Drijfriemspanning afstellen 6. Als u de spanmoer niet verder kunt afstellen en de riem nog steeds te los zit, moet de achterste spanpoelie naar de middelste of voorste opening worden verplaatst (Figuur 45). Gebruik de opening waarmee u de juiste afstelling krijgt. Spanning afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren 7. Na de eerste 25 bedrijfsuren Om de 50 bedrijfsuren Als de spanpoelie wordt verplaatst, moet de riemgeleider ook worden verplaatst.
Aftakasmechanisme afstellen Het aftakasmechanisme kunt u afstellen onder de linker voorhoek van het maaidek. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Schakel de aftakas in. 4. Pas de lengte van het mechanisme aan tot waar het onderste uiteinde van de haakse hendel bijna de versterkingsplaat van de assteun raakt (Figuur 47). Figuur 48 1. Hulparm 5.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud van het hydraulische systeem Hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 25 bedrijfsuren Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie of gelijkwaardige synthetische olie. Belangrijk: Gebruik de voorgeschreven vloeistof of een gelijkwaardig product. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. Figuur 49 1. Haakse hendel 2. Bouten en moeren 3. Montagebeugel van schakelaar 4.
een elastiekje om te voorkomen dat alle hydraulische vloeistof naar buiten stroomt. warm te laten worden. Zie Starten en stoppen van de motor. 8. Controleer nogmaals het peil als de vloeistof warm is. Indien nodig moet u het reservoir bijvullen met vloeistof totdat het peil de WARM-markering op de keerplaat bereikt. 4. Ga naar het filter aan de onderkant van de motor en plaats een opvangbak onder het filter (Figuur 51). 5.
er een gestage stroom olie onder de behuizing uit loopt. Draai de tapbouten weer vast. Doe dit bij beide pompen. wordt ververst of nadat er werkzaamheden zijn verricht aan het systeem. Het hydraulische systeem moet worden ontlucht als er hydraulische onderdelen, waaronder het oliefilter, zijn verwijderd of als de hydraulische leidingen zijn losgekoppeld. Het kritieke gebied in het hydraulische systeem om te ontluchten bevindt zich tussen het oliereservoir en de laadpompen bovenop elke regelbare pomp.
Controle op kromme messen Onderhoud van het maaidek 1. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 54). Onderhoud van de maaimessen Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben.
Maaimessen verwijderen De maaimessen slijpen 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 57). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. Een mes moet worden vervangen als u een vast voorwerp hebt geraakt of als het messen uit balans of krom is.
Stalling 4. Stel de moer op het uiteinde van de mesremstang af zodat er 3 tot 5 mm ruimte is tussen de moer en het afstandsstuk (Figuur 59). 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 5. Schakel de messen in. Controleer of het mesremblok geen contact meer maakt met de poeliegroef. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor.
10. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Beschadigde delen repareren of vervangen. 11. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. 12. Stal de machine in een schone, droge garage of opslagruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar deze op een plaats die u makkelijk kunt onthouden. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon te houden.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. Motor levert te weinig vermogen. Motor raakt oververhit. Machine rijdt niet. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Brandstoftank leeg. 1. Tank met benzine vullen. 2. De brandstofafsluitklep is gesloten. 3. De choke is ingeschakeld. 4. Luchtfilter vuil. 2. Open de brandstofafsluitklep. 3. Schakel de choke in. 4. Het luchtfilterelement reinigen of vervangen. 5. Kabel op bougie aansluiten. 5.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. De bandenspanning is niet correct. 6. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Maai dek horizontaal stellen en in de correcte schuinstand stellen. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 5. Pas de bandenspanning aan. 6.
Schema's G0161 12 Elektrisch schema (Rev. A) Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen: 48
Opmerkingen: 49
Opmerkingen: 50
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int.
Toro Volledige garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven aan de oorspronkelijke aankoper krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro-producten te repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen.