Form No. 3371-894 Rev A Loopmaaier voor professioneel gebruik TURBO FORCE®-maaidek van 91 cm, 16 pk, met T-bar en hydro-aandrijving Modelnr.: 30071—Serienr.: 313000001 en hoger g020238 Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring volgende veiligheidssymbolen, die duiden op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Figuur 2 Deze maaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren en professionele bestuurders.
Veiligheid Onderhoud van het luchtfilter ..................................22 Motorolie verversen/oliepeil controleren...................22 Onderhoud van de bougies ......................................24 Onderhoud brandstofsysteem .....................................25 Brandstof aftappen uit de brandstoftank ....................25 Brandstoffilter vervangen ........................................26 Onderhoud elektrisch systeem ....................................27 Onderhoud van de zekeringen...........
• U mag een maaimachine nooit optillen of dragen terwijl • Vul brandstof bij voordat u de motor start. Verwijder • • nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is. Probeer de motor niet te starten als er brandstof is gemorst. Verwijder de machine dan uit de buurt van de plek waar is gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen. Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks en -containers.
Geluidsdruk • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Deze machine oefent een geluidsdruk van 88 dBA uit op het gehoor van de gebruiker, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. • Voordat u de bestuurderspositie verlaat – aftakas uitschakelen en werktuigen laten zakken. – versnelling in neutraalstand zetten en parkeerrem in werking stellen. Geluidsniveau – motor afzetten en sleuteltje uit het contact nemen.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 U mag deze pagina voor eigen gebruik kopiëren. 1. De maximale hellingsgraad waarop u de maaier veilig kunt gebruiken is 20 graden. Bepaal voordat u gaat maaien de hellingsgraad met behulp van de hellingstabel. Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 20 graden. Vouw over de lijn die overeenkomt met de aangeraden helling. 2. Houd deze rand naast een verticaal oppervlak zoals een boom, een gebouw, een paal of dergelijke. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 104-8185 106-0636 1. Maaihoogte 3. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie. 2. Waarschuwing - stroom 99-8939 1.
115-4212 110-2068 1. Peil hydraulische vloeistof 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 119-0217 1. Waarschuwing - stop de motor; blijf op een veilige afstand van bewegende onderdelen; laat alle beschermkappen op hun plaats. 112-8721 1. Parkeerrem - buiten werking 2. Parkeerrem - in werking 114-3449 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2.
114-3422 1. Machine kan voorwerpen uitwerpen - Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 4. Motor - Starten 7. Waarschuwing – Raadpleeg de Gebruikershandleiding. 10. Waarschuwing - Zet de motor af voordat u de machine achterlaat. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 5. Zet de rijhendel in de neutraalstand; trek vervolgens de aftakasschakelaar uit om de messen in te schakelen. 8.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 5 1. Contactschakelaar 2. Linker rijhendel 6. Choke 7. Vergrendelde neutraalstand voor rechter rijhendel 3. Gashendel 8. Rechter rijhendel g020239 Figuur 4 1. Zijuitwerpkanaal 5. Parkeerrem 2. Motor 3. Brandstoftank 4. Bedieningsorganen 6. Maaidek 7. Voorste zwenkwiel 4. Urenteller 5. Brandstoftank 9. Aftakasschakelaar 10. Koker voor gebruikershandleiding Gashendel Bedieningsorganen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM.
Vergrendelde neutraalstand. Gebruiksaanwijzing De vergrendelde neutraalstand wordt gebruikt met het veiligheidssysteem om de maaimessen in- en uit te schakelen en de neutraalstand te bepalen. Brandstof bijvullen • Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend schone, verse, loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode (R+M)/2). Brandstofafsluitklep Sluit de brandstofafsluitklep (onder de brandstoftank) als u de machine transporteert of stalt.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel de parkeerrem in werking wanneer u de machine onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een paar minuten. Parkeerrem in werking stellen Trek de parkeerremhendel naar achteren(Figuur 6). Figuur 7 1. Contactschakelaar 2. Gashendel 3. Choke 5.
Het Veiligheidssysteem Maaimessen inschakelen (aftakas) 1. Om de maaimessen in te schakelen, zet u de rechter rijhendel in de middelste onvergrendelde stand (Figuur 8). VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
11. Zet de aftakasschakelaar op UIT. De messen moeten ophouden met draaien. 12. Laat de motor lopen, zet de aftakasschakelaar omhoog en laat deze los zonder de rechter rijhendel in de middelste onvergrendelde stand te houden. De messen mogen niet draaien. Vooruit en achteruitrijden Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor, oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de beste prestaties te verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol gas draaien.
Machine met de hand duwen De machine transporteren: De omloopklep biedt de mogelijkheid de machine met de hand te duwen als de motor is afgezet. 1. Als u een aanhanger gebruikt, moet u deze met veiligheidskettingen aan het sleepvoertuig bevestigen. Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand duwen. Slepen van de machine kan schade aan het hydraulische systeem veroorzaken. 2. Zet eventueel de aanhanger op de rem. 3. Laad de machine op de aanhanger of de vrachtwagen. 4.
GEVAAR Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met een draaiend maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen. • Steek nooit handen of voeten onder het maaidek.
1 2 g012676 Figuur 13 1. Maaidek 4. Antiscalpeerrollen. 2. Bout 3. Afstandsstuk 5. Moer Figuur 14 2. Moer 1. Sleuf Positie van afvoerplaat instellen 5. Bij bepaalde maai- en terreinomstandigheden wordt zichtbaar dat de maaimessen niet op gelijke hoogte zijn afgesteld. Door de buitenkant van de antiscalpeerrollen op de laagste stand van 10 mm te zetten, wordt voorkomen dar de buitenkant van het maaidek te laag staat en de hoogte van de messen ongelijk is.
Positie B Zet de plaat in deze positie als u het maaisel opvangt (Figuur 16). G012678 Figuur 16 Positie C Dit is de volledig open positie. Deze positie wordt aanbevolen voor de volgende gevallen (Figuur 17). • Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras. • Vochtige omstandigheden. • Vermindert het energieverbruik van de motor. • Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware omstandigheden.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bestuurderspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Ververs de motorolie. • Hydraulische vloeistof controleren. • Hydraulisch filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • • Veiligheidssysteem controleren. Smeer het lager van het draaipunt van het voorste zwenkwiel. Het motoroliepeil controleren. Luchtinlaatrooster reinigen.
3. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippel(s) afkrabben. 4. Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de nippels totdat er vet bij de lagers naar buiten komt. 5. Veeg overtollig vet weg. De lagers smeren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Smeer het lager van het draaipunt van het voorste zwenkwiel. Om de 400 bedrijfsuren—Smeer de voorwiellagers. (vaker in vuile of stoffige omstandigheden).
Schuimelement van het luchtfilter reinigen Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen. Onderhoudsinterval/specificatie 2. Schuimfilter in een schone doek wikkelen en droogknijpen. Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Om de 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Belangrijk: Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is.
Olie verversen 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 3. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 5. Schuif de aftapslang over de aftapplug. 6.
1 Figuur 24 1. Oliefilter 2. Tussenstuk Figuur 25 1. Bougiekabel/bougie 3. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Figuur 24). 4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. 4. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk, draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog een extra 3/4 slag vast (Figuur 24).
Bougies monteren Onderhoud brandstofsysteem 1. Monteer de bougies en de metalen ring. Controleer of de elektrodenafstand correct is. 2. Draai de bougie vast met een torsie van 22 Nm. Brandstof aftappen uit de brandstoftank 3. Sluit de bougiekabels aan op de bougies (Figuur 26). GEVAAR In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Figuur 27 1. Brandstoffilter 3. Brandstofafsluitklep Figuur 28 2. Klem 1. Slangklem 3. Filter 2. Brandstofslang Brandstoffilter vervangen 5. Trek het filter uit de brandstofslangen. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 6. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter. 7. Open de brandstofkraan op de benzinetank (Figuur 28).
Onderhoud elektrisch systeem Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de zekeringen Sporing afstellen 1. Als de machine niet spoort, moet de sporing worden afgesteld. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeft geen onderhoud. Als de zekering is doorgebrand, moet u het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. 2. Controleer de bandenspanning van de achterbanden. Zie Bandenspanning controleren. 1. Verwijder de kap onder het bedieningspaneel. 3.
Onthoud de plaats van de afstandsstukken op elke vork om ze correct te kunnen monteren en het maaidek horizontaal te houden. 4. Steek een drevel in de bevestigingsbuis en druk de lagerbussen er voorzichtig uit (Figuur 33). Reinig de binnenkant van de bevestigingsbuis. Figuur 31 De lagerbussen van de zwenkwielvork vervangen De zwenkwielvorken zijn gemonteerd in lagerbussen die zijn gedrukt in de boven- en onderkant van de bevestigingsbuizen van het draagframe.
Elektrische koppeling afstellen 1. Verwijder de borgmoer en de wielbout waarmee het zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork (Figuur 34). Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren De koppeling is afstelbaar zodat er goed geschakeld en geremd kan worden. 1. Steek een voelermaat van 0,381 - 0,533 mm door een inspectiesleuf in de zijkant van de armatuur. Controleer of deze tussen de wrijvingsvlakken van de armatuur en de rotor zit. 2.
Onderhoud koelsysteem Onderhouden remmen Luchtinlaatrooster reinigen Onderhoud van de rem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of onbeheerd achterlaat. Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen. Verwijder aangekoekt gras en vuil van de cilinder en de koelribben van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het uiteinde van het vliegwiel, de carburateur, de regelhendels en de verbindingen.
Onderhoud riemen 10. Controleer opnieuw de werking van de rem; zie Rem controleren. Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Tekenen dat een riem aan het slijten is, zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
10. Verwijder het hittescherm van het maaidek en het draagframe. 11. Plaats de drijfriemkap op het maaidek en bevestig deze met de bouten. 12. Plaats de kap van het draagframe op het draagframe en maak de sluitingen vast. Figuur 37 1. Drijfriem van maaidek 4. Veer van arm van spanpoelie 2. Drijfriem van aftakas 5. Aandrijfpoelie van riem 3. Aandrijfpoelie van riem Figuur 38 Drijfriem van aftakas vervangen 1. Drijfriem van maaidek 4. Koppelingspoelie 2. Drijfriem van aftakas 5. Spanpoelie 3.
Figuur 40 Figuur 39 1. Spanpoelie van de drijfriem van de aftakas 4. Hoogste spanning voor versleten riemen 1. Hydraulische pompen 2. Spanpoelie 6. Ankerbout 2. Drijfriem van aftakas 5. Gemiddelde spanning voor riemen in normale conditie 6. Laagste spanning voor nieuwe riemen 3. Aanslag van koppeling 7. Aandrijfpoelie 4. Spanveer 8. Aandrijfriem van pomp 3. Veer van spanpoelie 5. Stekker van koppeling 7. Haal de veer van de arm van de spanpoelie van het frame (Figuur 40). 8.
Onderhoud bedieningsysteem De standen van de rijhendels afstellen. De rechter rijhendel afstellen Als de rijhendels niet horizontaal zijn uitgelijnd, moet u de rechter rijhendel afstellen. Opmerking: U moet de rijhendels eerst horizontaal uitlijnen voordat u ze in de lengte uitlijnt. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rechter rijhendel in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Figuur 43 Vooraanzicht Figuur 44 1. Draaipunt rechter rijhendel getoond onder bedieningspaneel 3. Afstand van 3 mm tussen schakelaar en rijhendel 1. Linker rijhendel 3. Neutraalstand, vergrendeld 2. Rechter rijhendel 4. Schakelaar 2. Rechter rijhendel 4. Rijhendels in lengte hier uitlijnen 2. Draai de vleugelmoeren op de rechter bedieningsstang los en draai de spanmoer in of uit totdat de rechter rijhendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd.
Onderhoud hydraulisch systeem 6. Vul het reservoir bij met vloeistof totdat het peil de KOUD-markering op de keerplaat bereikt. 7. Laat de machine 15 minuten op laag stationair lopen om lucht uit het systeem te verwijderen en de vloeistof warm te laten worden. Zie Starten en stoppen van de motor. Onderhoud van het hydraulische systeem 8. Controleer nogmaals het peil als de vloeistof warm is.
WAARSCHUWING Hete hydraulische vloeistof kan ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de hydraulische vloeistof afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht aan het hydraulische systeem. 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 48 1.
Onderhoud van het maaidek 7. Reinig de omgeving van beide laadpomphuizen grondig. Hydraulische leidingen controleren Onderhoud van de maaimessen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Controleer de hydraulische slangen op lekkages, losgeraakte aansluitingen, kinken, loszittende steunen, slijtage, beschadigingen als gevolg van weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Controle op kromme messen 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Verwijder de mesbout, de klemring, de mesversteviger en het mes van de spilas (Figuur 51). 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
3. Plaats een lange richtliniaal op de bovenkant van het maaidek zoals wordt getoond in Figuur 54. 4. Meet bij de dwarsbuis van het draagframe de hoogte van punt A (Figuur 54). Deze hoogte moet 33 mm bedragen, plus of minus 6 mm. Figuur 53 1. Mes 5. Als de hoogte bij punt A niet correct is, moet deze worden afgesteld. 2. Mesbalans Maaimessen monteren 6. Draai de bevestigingsbouten van het draagframe aan beide kanten van de machine los (Figuur 54).
6. U kunt de bandenspanning ook iets veranderen om een schuinstand van 3-10 mm te verkrijgen. Draagframe horizontaal stellen Het draagframe moet aan beide zijden even hoog vanaf de grond staan 1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht tot alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Figuur 55 1. Achteraanzicht van machine 2. Bovenkant van maaidek 3. Banden 3.
rond en doe hetzelfde bij de andere messen. Als het verschil niet correct is, gaat u verder naar Schuinstand van maaidek wijzigen. 4. Zet de maaimessen in de schuinstand. Meet bij de punten (Figuur 59) C en D de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen. 5. Controleer of het maaidek horizontaal staat. 6. Draai de contramoeren vast (Figuur 59). Maaidek horizontaal stellen 1. Pomp de achterbanden op de voorgeschreven spanning; zie Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 27). 2.
6 2 4 7 3 1 5 Figuur 61 g015594 Figuur 62 4. Deze afstand moet 101,6 mm bedragen. 1. Bout 5. Veer, gemonteerd 5. Als dit niet het geval is, moet u de juiste afstand afmeten. 2. Afstandsstuk 6. Grasgeleider 3. Borgmoer 7. J-vormige haakeind van veer A. Breng de banden op de juiste spanning. B. Verplaats de afstandsstukken op de zwenkwielvork. C. Verstel de voorste steunpennen op het maaidek. 4. Veer 2. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider.
Reiniging Stalling Onderkant van het maaidek reinigen Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing.
de bougie(s) uit de cilinder is (zijn) verwijderd, giet u twee eetlepels motorolie in de bougie-opening. Gebruik de startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. Monteer de bougie(s). De bougiekabel niet op de bougie(s) drukken. 10. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Beschadigde delen repareren of vervangen. 11. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende servicedealer. 12.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. Motor levert te weinig vermogen. Motor raakt oververhit. Machine rijdt niet. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. Brandstoftank leeg. 1. Tank met benzine vullen. 2. Choke staat niet op AAN 3. Luchtfilter vuil. 4. Bougiekabel los of niet op bougie aangesloten. 5. Bougie is aangetast, vuil of heeft onjuiste elektrodenafstand. 6. Vuil in brandstoffilter. 7.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 4. Schuinstand van maaidek is verkeerd. 5. De onderkant van het maaidek is vuil. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 6. De bandenspanning is niet correct. 7. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Maaidek horizontaal stellen 4. De schuinstand controleren. 5. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 6.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 50
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int.
Toro Volledige garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven aan de oorspronkelijke aankoper krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle onderstaande Toro-producten te repareren als deze materiaalgebreken of fabricagefouten vertonen.