Form No. 3325-403 Rev A ® Groundsmaster® 228-D Tractie-eenheid met vierwielaandrijving Modelnr.
Inhoud Inhoud 2 Inleiding 3 Veiligheid Veilige bediening Veilige bediening van de Toro maaimachine Veiligheids- en instructiestickers 3 3 5 8 Specificaties 12 Achtergewichten monteren 14 Voor het gebruik Motoroliepeil controleren Het koelsysteem controleren Hydraulische vloeistof controleren Brandstoftank vullen Smeer van de achteras controleren De smeer van de tweerichtingskoppeling controleren 15 15 15 15 16 17 Bedieningsorganen 18 Gebruiksaanwijzing Starten en stoppen van de motor Het brand
Inleiding Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig goed kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen om letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig.
• • • Alle bestuurders en monteurs moeten instructie hebben ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Gebruiksaanwijzing Sta nooit toe dat de machine wordt gebruikt of onderhouden door kinderen of personen die niet bekend zijn met de instructies. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt. • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte draaien.
• Vervoer geen passagiers en zorg ervoor dat huisdieren en omstanders uit de buurt blijven. • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Zet de maaimessen stil als u niet maait. • Gebruik de maaimachine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent. • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt of uitlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen. • • Wees voorzichtig als u de messen controleert.
• Schakel de maaimessen uit als de machine niet maait. • Houd handen, voeten, haar en loszittende kledingstukken uit de buurt van de afvoeropening, de onderkant van de maaimachine en bewegende onderdelen als de motor draait. • U kunt de stabiliteit verbeteren door wielgewichten of contragewichten te gebruiken overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant. • Wees extra voorzichtig met andere werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken.
Onderhoud Geluidsdruk • Sla de maaimachine of een brandstofvat nooit op in een ruimte waarin zich een open vuur bevindt, zoals een waakvlam van een boiler of een fornuis. • Zorg ervoor dat moeren en bouten goed zijn vastgedraaid, in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes. Houd de machine in goede conditie. Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 2 1 1 2 93-7830 1. Gevaar—Lees de gebruikershandleiding 2. Specificatie torsie van wielen 93-7822 1. Gevaar 2. Lees de gebruikershandleiding 3. Vul de brandstoftank tot 2,5 cm vanaf de onderkant van de hals van de vulbuis 1 3 5 4 1 4 93-7841 2 1.
1 1 2 1 2 3 3 4 105-2511 4 1. Lees de bedieningshandleiding voordat u de instructies start. 93-7276 1. Gevaar voor ontploffing—Draag oogbescherming 2. Risico van bijtende stof—Afspoelen met water en direct eerste hulp verlenen 3. Gevaar—Geen vonken of vuur en niet roken 4. Giftig—Houd kinderen op veilige afstand van de accu 1 1 2 100-6581 2 4 1. Om de parkeerrem te vergrendelen—de pedalen aan elkaar vastzetten, de rempedalen intrappen en de knop omhoogtrekken 2.
2 9 8 3 4 7 3 1 6 4 5 1 3 5 6 1 2 93-7834 1. 2. 3. 4. 5. Geen opstap Tractiepedaal Tractie—vooruit Tractie—achteruit Gevaar—Schakel de aftakas uit alvorens de maaidekken op te heffen 6. Gevaar—Stel de maaidekken niet in werking als deze zijn opgeheven 93-7833 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1 Onderdeelnr. 104-3484 1. Lees de gebruikershandleiding 7 1 2 6 3 4 5 Onderdeelnr. 105-7316 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Motor Kubota vloeistofgekoelde driecilinder viertaktdieselmotor. 26 pk @ 3000. Motor afgeregeld op onbelast motortoerental van 3200–3250 tpm, hoog stationair. Luchtfilter: Heavy-duty, afzonderlijk gemonteerd. Inhoud brandstoftank 32 liter. Uitgerust met een brandstoffilter/waterafscheider om te voorkomen dat er water in de brandstof komt.
Aandrijving van de aftakas De aftakas wordt direct gekoppeld door een riem vanaf de uitgangsas van de motor. De aftakas wordt in werking gesteld door een elektrische koppeling/remsysteem. Toerental van de aftakas—2200 tpm@3250 tpm motortoerental. Aankoppeling van werktuig Universele verbinding en uitschuifbare as. Hefcilinders Twee cilinders met een boring van 51 mm en een slag van 89 mm.
Achtergewichten monteren De tractie-eenheden met tweewielaandrijving van de Groundsmaster 228-D-serie zijn in overeenstemming met de ANSI B71.4-1999 Standard als zij zijn voorzien van een achtergewicht. Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat de vereiste gewichtscombinaties zijn. U kunt onderdelen bestellen bij een erkende Toro-dealer. Vereist achtergewicht Vereist Onderdeelachtergewicht, Beschrijving Gewicht nummer Gewicht links Hoeveelheid 52" Maai-eenheid met achterafvoer (modelnr.
Voor het gebruik Motoroliepeil controleren VOORZICHTIG Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met 3,8 liter olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart en daarna nog eens. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Open de motorkap. 2. Verwijder de peilstok uit de vulbuis (Fig. 2) en veeg deze schoon. Steek de peilstok daarna weer in de buis.
Verwachte Omgevingstemperatuur 4. Aanbevolen viscositeit en type Controleer alle slangen en aansluitingen op lekkages. (Extreem) boven 32° C SAE 30, motorolie type SF, CC of CD (Normaal) 4–37° C SAE 10W-30 of 10W-40, motorolie type SF, CC of CD (Koel) –1 tot 10° C SAE –5W-30, motorolie type SF, CC of CD (Winter) Beneden –1° C Automatische transmissievloeistof, type “F” of “FA” ATF 1 Opmerking: Meng geen motorolie en automatische transmissievloeistof.
3. Vul de tank (inhoud van 32 liter) met dieselbrandstof tot 2,5 cm vanaf de onderkant van de vulbuis. 4. Draai de tankdop daarna stevig vast. 1 1 Figuur 7 1. Vul/controleplug (aan beide uiteinden van de as) De smeer van de tweerichtingskoppeling controleren Figuur 5 1. Dop van brandstoftank Smeer van de achteras controleren De achteras heeft drie afzonderlijke reservoirs die gebruik maken van SAE 80W-90 tandwielolie.
Bedieningsorganen de machine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, drukt u op de borgarm (Fig. 10), zodat deze vastzit aan het rechterpedaal. Daarna trapt u beide pedalen helemaal in en trekt u de knop van de parkeerrem uit (Fig. 9). Vervolgens laat u de pedalen opkomen. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide pedalen in totdat de knop van de parkeerrem wordt ingetrokken.
De hydraulische hefhendel (Fig. 12) heeft drie standen: FLOAT, TRANSPORT en OPHEFFEN Om de maai-eenheid neer te laten op de grond, zet u de hefhendel naar voren in de inkeping in het stoelplatform—FLOAT. Gebruik de FLOAT-stand tijdens het maaien en als de machine niet in bedrijf is. Om de maai-eenheid op te heffen, trekt u de hefhendel naar achteren in de stand OPHEFFEN. Brandstofmeter De brandstofmeter (Fig. 12) geeft aan hoeveel brandstof er nog in de brandstoftank is.
Vergrendeling hefhendel Vergrendel de hefhendel (Fig. 12) in de opgeheven positie als u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de maai-eenheid. Instelhendel bestuurdersstoel Om de bestuurdersstoel in te stellen moet u de instelknoppen losmaken en de stoel in de gewenste positie schuiven. Zet de instelknoppen vast om de stoel in deze positie te vergrendelen.
Gebruiksaanwijzing rechts om de stuurreacties te controleren. Zet de motor af en controleer het peil van de vloeistoffen. Controleer ook op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Starten en stoppen van de motor Belangrijk Het brandstofsysteem moet worden VOORZICHTIG ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan.
2. Ontgrendel en open de motorkap. 3. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open (Fig. 13). VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. 1 • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt.
misschien vertrouwd bent. Een aantal punten waarop u moet letten zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen en het belang van de remmen. LANGZAAM zetten. Als u de gashendel op LANGZAAM zet, vermindert u het motortoerental, het lawaai en de trillingen. Draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te zetten.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Spanning van de riem van de aftakas controleren. • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Transmissiefilter vervangen. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motoroliefilter verversen. • Draai de motorkop aan en controleer het motortoerental.
Onderhoudsschema’s CONTROLE/ONDERHOUD (DAGELIJKS) Filters A. Lucht B. Brandstof C. Brandstof D. Transmissie-olie E. Motorolie Onderdeelnr. 98-9763 98-7612 98-9764 23-2300 99-8384 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Oliepeil (motor/transmissie) Koelvloeistofpeil Bandenspanning Riemen (ventilator en aftakas) Brandstof—uitsluitend diesel Accu Smeerpunt smeren Radiatorscherm Luchtfilter Afstand elektrische koppeling 0,42–0,80 mm 11. Spanning aftakasriem 12. Waterafscheider 13.
Smering VOORZICHTIG Lagers en lagerbussen smeren Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. De tractie-eenheid is voorzien van smeernippels die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr.
Figuur 16 Figuur 19 Figuur 17 Figuur 20 Figuur 18 27
tegen het luchtfilterhuis stoot. Algemeen onderhoud van het luchtfilter 1. Controleer het luchtfilterhuis op schade die mogelijk een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. 2. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt wanneer de luchtfilterindicator (Fig. 21) rood is, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden). Geef het luchtfilter niet te vaak een onderhoudsbeurt. 1 Figuur 23 1. Filter 1 3.
Radiator en scherm reinigen Het scherm en de radiator moeten vrij van rommel worden gehouden om te voorkomen dat de motor oververhit raakt. Controleer in normale omstandigheden elke dag het scherm en de radiator en verwijder het aanwezige vuil. Het zal echter nodig zijn het scherm en de radiator vaker te controleren als de machine in buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt. 1 Figuur 24 1.
1. Brandstofleidingen en -verbindingen Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen. GEVAAR Waterafscheider In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Injectors ontluchten 2 Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start; zie Het brandstofsysteem ontluchten, blz. 21. 1. Draai de leidingconnector naar spuitmond nr. 1 en de houder op de injectiepomp los. 1 Figuur 29 1. Wisselstroomdynamo 2. Montagebout 1 De gashendel afstellen 1. Figuur 28 1. Spuitmond nr. 1 2. Zet de gashendel op SNEL. 3.
stootblok van de bevestigingsbeugel kunt verwijderen (Fig. 32). 38 mm 2 4 5 1 3 2 Figuur 31 1. Spanveer 2. Contramoer van spanstang 3. Spanbout 3. 4. 3 Gebruik een 1⁄2" sleutel om de spanveer van de riem strakker of losser te zetten (Fig. 31). Stel de veer in totdat deze een lengte van 38 mm heeft. 6 1 Draai de contramoer vast. Figuur 32 1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af. Trap alleen het rechterrempedaal en stel de parkeerrem in werking. 2. Krik de linkervoorkant van de machine omhoog totdat het wiel vrij komt van de vloer van de werkplaats. Zorg ervoor dat de machine steunt op de rustpunten van de krik om te voorkomen dat de machine per ongeluk valt. 3. De interlockschakelaar van de parkeerrem afstellen 1. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. De parkeerrem niet in werking stellen.
7. 8. Als de parkeerrem buiten werking is gesteld, moet er elektrische stroom op het circuit van de schakelaar staan. Als dit niet het geval is, beweegt u de kraag iets omhoog op de stang totdat er stroom op het circuit van de schakelaar staat. Daarna draait u de stelschroef van de kraag vast. Opmerking: Meng geen motorolie en automatische transmissievloeistof. Dit kan schade aan een onderdeel van het hydraulische systeem veroorzaken.
6. Start de motor, laat de stuur- en hefcilinders een cyclus doorlopen en controleer op olielekken. Laat de motor ongeveer vijf minuten lopen. Zet daarna de motor af. 7. Controleer na twee minuten het peil van de transmissie-olie; zie Hydraulische vloeistof controleren, blz. 15. Smeer van de achteras verversen Om de 400 bedrijfsuren moet de olie in de achteras worden ververst.
2 1 6. Voeg Mobil Fluid 424 toe tot het oliepeil de opening van de koppeling bereikt. De koppeling moet ongeveer voor 1⁄3 gevuld zijn. 7. Plaats de controleplug terug. Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water.
C. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. Stalling Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maai-eenheden en de motor grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten: • Radiator en radiatorscherm • De onderkant van de maai-eenheid • Ruimte onder de drijfriemkappen van de maai-eenheid • Veren van tegengewicht • Aftakasmechanisme • Alle smeernippels en draaipunten • • D.