Form No. 3363-140 Rev A Groundsmaster® 3280-D tractie-eenheid Modelnr.: 30344—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30345—Serienr.: 310000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring. serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 1.
1 Stuurwiel monteren ......................................... 17 2 De handgreep van de motorkap monteren ....................................................... 17 3 De stoel monteren ........................................... 18 4 De veiligheidsgordel monteren......................... 18 5 Montage van koker voor de Gebruikershandleiding ................................... 18 6 De rolbeugel afstellen ...................................... 19 7 Accu in gebruik nemen en opladen ...................
Veiligheid – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met zitmaaiers; Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 (als de correcte stickers zijn aangebracht) en de B71.4-2004 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), die van kracht zijn op het moment van productie als de machine is uitgerust met het achtergewicht dat wordt vermeld in de Gebruikershandleiding voor werktuigen.
• Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Controleer of de instrumenten die registreren dat de bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt.
• Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Schakel de maaimessen uit als u niet maait. • Let op de richting van de afvoer van de machine en laat deze naar niemand wijzen. • Gebruik de maaimachine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen.
• Zorg ervoor dat u de veiligheidsgordel in een noodgeval snel kunt losmaken. • Denk erom dat er geen omkantelbeveiliging is als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Controleer het maaigebied en klap de omkiepbeveiliging nooit omlaag op golfend terrein, steile hellingen of in de buurt van aflopende waterkanten. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
te vervallen als werktuigen worden gebruikt die niet zijn goedgekeurd. Geluidsniveau Deze machine heeft een geluidsniveau van 105 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in ISO 11094. Geluidsdruk Deze machine oefent een geluidsdruk van 90 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7841 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 106-9206 1. Specificatie torsie van wielen 2. Lees de Gebruikershandleiding. 114–9600 106-6754 93-7272 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2.
8-2031 1. Ontgrendeld 2. Vergrendeld 3. Laat de maaidekken neer 7. Langzaam 8. Bediening van hopper 9. Laat de hopper neer 4. Hef de maaidekken op 5. Motortoerental 6. Snel 10. Hef de hopper op 108-2018 1. Aftakas–Uitgeschakeld 2. Aftakas – Ingeschakeld 5. Motor – Lopen 6. Motor – Stoppen 3. Optionele apparatuur 4. Optionele apparatuur 10 7.
4-2855 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine en zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd. 4.
108-6585 (aanbrengen op 114–2855 conform EU-voorschriften) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN 836:1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; alle bestuurders moeten instructie hebben ontvangen voordat zij de machine bedienen. 3.
106-9290 1. Inputs 2. Niet geactiveerd 3. Uitschakeling bij te hoge temperatuur 4. Waarschuwingslampje te hoge temperatuur 5. In stoel 9. Outputs 6. Aftakasschakelaar 10. Aftakas 7. Parkeerrem buiten werking 11. START 8. Neutraalstand 12. ETR (Activeren om te lopen) 13 13. Start 14.
108-2073 93-7834 1. Waarschuwing – Er is geen omkiepbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2. Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt, moet u de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde positie houden en de veiligheidsgordel omdoen. Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is; als de rolbeugel omlaag is geklapt, mag u de veiligheidsgordel niet omdoen. 3. Lees de Gebruikershandleiding; rij langzaam en voorzichtig. 1. Geen opstap 2.
105-7179 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Parkeerrem Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 Stuurwiel Kap Handgreep Schroeven 1 1 1 2 3 Stoel, modelnr. 30398, en ophanging voor de mechanisch geveerde stoel, modelnr. 30312, of ophanging voor de luchtgeveerde stoel, modelnr. 30313 (apart verkrijgbaar).
3. Schuif het stuurwiel en de ring op de stuuras (Figuur 3). WAARSCHUWING De universele aftakas wordt bevestigd aan het frame van de machine. Schakel de aftakas niet in zonder eerste de universele aftakas te verwijderen of deze te koppelen aan een geschikt werktuig. 4. Zet het stuurwiel vast aan de stuuras met de contramoer. Draai de contramoer vast met een torsie van 27-35 Nm. 5. Plaats de kap op het stuurwiel (Figuur 3).
4 De veiligheidsgordel monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Figuur 5 1. Handgreep 2. Kabelbeugel van motorkap 2 Veiligheidsgordel 2 Bouten 2 Borgring 2 Platte ring Procedure 3 De stoel monteren Monteer beide uiteinden van de veiligheidsgordel in de gaten in de achterkant van de stoel met 2 bouten (7/16 x 1 inch), platte ringen (7/16 inch) en borgmoeren (7/16 inch) (Figuur 6).
stoelplaat. Gooi de 2 bevestigingsbouten en de platte ringen weg. 2. Verwijder de 2 moeren en de vinyldoppen (indien gemonteerd), waarmee de bovenste stoelbeugel is bevestigd aan de linkerkant van de stoelophanging (Figuur 7). 3. Bevestig de R-klemmen losjes op de tapbouten van de stoelbeugel met de twee moeren die u eerder hebt verwijderd. (Figuur 7). De R-klemmen moeten zich onder de lippen van de stoelophanging bevinden. Figuur 8 1. Rolbeugel 2. Pen 3. R-pen 2.
Opmerking: Nadat de accu in gebruik is genomen, mag u deze indien nodig uitsluitend bijvullen met gedistilleerd water, hoewel dit in normale gebruiksomstandigheden bij onderhoudsvrije accu's niet nodig is. WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
gescalpeerd of het maairesultaat ongelijkmatig is, drukt er misschien te veel gewicht op het maaidek en moet het gewicht worden verplaatst naar de machine, d.w.z. het tegengewicht moet worden verhoogd. Daartegenover staat dat het maaidek overmatig zal stuiteren en het maairesultaat onregelmatig zal zijn, als er te veel gewicht wordt verplaatst naar de machine. Als het maaidek niet naar behoren presteert, moet u de druk voor het tegengewicht als volgt instellen: 1.
Maaidek Druk voor tegengewicht 52" maaidek met zijuitworp (modelnr. 30555) 690 kPa 60" maaidek met zijuitworp (Model 30366) of 157 cm maaidek met achteruitworp (Model 30367) of 157 cm Guardian Recycler maaidek (Model 30376) 1207 kPa 72" maaidek met zijuitworp (Model 30368) of 183 cm maaidek met achteruitworp (Model 30369) of 183 cm Guardian Recycler maaidek (Model 30379) 1517 kPa 6. Zet de motor af. 7. Draai de contramoer vast op de onderkant van de klep van het tegengewicht.
10 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: - Achtergewichtset(s) indien nodig Procedure De maaimachines van de Groundsmaster 3280-D-serie met tweewielaandrijving voldoen aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de norm van ANSI B71.4-2004 als zij zijn uitgerust met een achtergewicht. De machines worden geleverd met een achtergewicht van 98 kg. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties moeten worden toegevoegd.
De maaimachines van de Groundsmaster 3280-D-serie met vierwielaandrijving voldoen aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de norm van ANSI B71.4-2004 als zij zijn uitgerust met een achtergewicht. De machines worden geleverd met een achtergewicht van 23 kg. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties moeten worden toegevoegd. U kunt onderdelen bestellen bij een Erkende Toro-dealer.
4. Bewaar de cilinderpen en de andere pen (3/16 x 1-1/2 inch) om de hefarmen van het maaidek aan de hefcilinder te bevestigen. 11 5. Bewaar de contraveren van de rem voor de montage van de hefarmen van het maaidek. Vloeistofpeil controleren Geen onderdelen vereist Procedure 1. Controleer het peil van de smeerolie van de achteras voordat de motor voor het eerst wordt gestart, zie Smeerolie van de achteras controleren.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 14 1. Stuurwiel 2. Tractiepedaal 3. Remmen 4. Maaidek 5. Kap/motorcompartiment 6. Rolbeugel Bedieningsorganen Serviceremmen Het linker- en rechterrempedaal (Figuur 15) zijn verbonden met het linker- en het rechtervoorwiel. Omdat beide remmen onafhankelijk van elkaar werken, kunt u de remmen gebruiken om de machine een scherpe bocht te laten maken of grip te laten houden als een wiel slipt wanneer u de machine op heuvelachtig terrein gebruikt.
parkeerrem in werking te stellen, drukt u op de borgarm (Figuur 16) op het linkerrempedaal, zodat dat deze vastzit aan het rechterrempedaal. Daarna trapt u beide pedalen helemaal in en trekt u de parkeerremknop uit (Figuur 15).Vervolgens laat u de pedalen opkomen. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide pedalen in totdat de knop van de parkeerrem wordt ingetrokken.
te gaan maaien, moet u de hendel naar voren duwen en daarna onbelemmerd laten terugkeren. Hierdoor zal het maaidek met een gecontroleerde snelheid zakken en wordt het grondvolgsysteem van het maaidek ingeschakeld. Om het maaidek op te heffen en in de transportstand te houden, moet u de hefhendel naar achteren trekken en in deze positie houden totdat het maaidek volledig is opgeheven; vervolgens laat u de hendel los zodat deze kan terugkeren naar zijn oorspronkelijke positie.
Oliedruklampje Gebruiksaanwijzing Het oliedruklampje (Figuur 19) licht op indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Als de oliedruk te laag is, moet u de motor afzetten en vaststellen wat de oorzaak is. Herstel het defect voordat u de motor weer start. VOORZICHTIG Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Vergrendeling hefhendel Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
1. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank (Figuur 23). Het koelstofpeil behoort tussen de markeringen op de zijkant van de tank te staan. Figuur 21 Figuur 23 1. Peilstok 1. Expansietank 3. Als het oliepeil beneden de Vol-markering staat, verwijdert u de vuldop (Figuur 22) en vult u bij met olie totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen.. 2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen. Materiaaleigenschappen: Viscositeit, ASTM D445 Viscositeitsindex ASTM D2270 Stolpunt, ASTM D97 Industriespecificaties: cSt @ 40°C 55 tot 62 cSt @ 100°C 9,1 tot 9,8 140 tot 152 Figuur 24 -37°C tot -43°C 1.
WAARSCHUWING GEVAAR Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 25). Figuur 26 2. Vulplug 1. Controleplug Figuur 25 1. Dop van brandstoftank 3. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis. Figuur 27 4. Draai de tankdop daarna stevig vast. 1. Vul-/controleplug (een aan elk uiteinde van de as) Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is.
bijvullen met Mobil Fluid 424. De koppeling moet voor ongeveer 1/3 gevuld zijn. 4. Plaats de controleplug terug. Opmerking: Gebruik geen motorolie (zoals 10W30) in de tweerichtingskoppeling. Slijtwerende en EP-toevoegingen hebben een negatieve invloed op de werking van de koppeling. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Figuur 29 De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken 1. Rolbeugel 2. Pen 3. R-pen 2. Klap de rolbeugel omlaag. 3.
Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor 6 seconden wordt voorgegloeid. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 5. Daarna draait u het sleuteltje op START.Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start.
Het veiligheidssysteem controleren De machine duwen of slepen In een noodgeval kan de machine worden geduwd of gesleept over een zeer korte afstand. Toro raadt echter aan hiervan geen standaardprocedure te maken. Het veiligheidssysteem is bedoeld om aanslaan of starten van de motor alleen mogelijk te maken als het tractiepedaal in de neutraalstand staat en de aftakas is uitgeschakeld.
De module is verdeeld in inputs en outputs. Inputs en outputs worden aangegeven door gele LED-controlelampjes die zijn aangebracht op de printplaat. De input voor het startcircuit wordt geactiveerd door 12 VDC. Alle andere inputs worden geactiveerd als het circuit wordt gesloten om massa te maken. Elke input heeft een LED die gaat branden als het desbetreffende circuit wordt geactiveerd. Gebruik de input-LEDs om problemen met het circuit van de schakelaar en de input te verhelpen. Figuur 32 1.
2. Draai het contactsleutel op Aan en kijk of het rode LED voor het vermogen brandt. 5. Als een specifieke output-LED brandt zonder de juiste output-functie, moet u de bedrading van de output, de aansluitingen en het onderdeel controleren. Indien nodig repareren. 6. Als een specifieke output-LED niet brandt, moet u beide zekeringen controleren. 7. Als een specifieke output-LED niet brandt en de inputs zijn in goede conditie, moet u een nieuwe SCM plaatsen en kijken of de storing verdwijnt. 3.
dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de machine en het maaidek, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen, en het belang van de remmen. • Om ervoor te zorgen dat er tijdens het maaien steeds voldoende vermogen voor de machine en het maaidek is, moet u met behulp van het tractiepedaal het motortoerental hoog en enigszins constant houden.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren De afstelling van de servicerem controleren. Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Spanning van aftakasriem controleren. Hydraulische filter vervangen. Dit moet in elk geval na de eerste 10 bedrijfsuren gebeuren, omdat anders schade aan het hydraulische systeem kan ontstaan. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
Figuur 34 Onderhoudsschema Smering Smeer een keer per jaar een dikke laag vet op de pennen van de afsluitkleppen (Figuur 35). Smeer ook om de 500 bedrijfsuren de lagers van de achteras. Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Lagers en lagerbussen smeren. Om de 400 bedrijfsuren—De omlooppennen van de transmissie smeren. Om de 400 bedrijfsuren—De lagers van de achteras smeren. (of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden) Figuur 35 1.
Figuur 39 Figuur 36 • Lager van aftakas, achter (Figuur 39) • As van neutraalstand van transmissie (Figuur 40) • Lagerbussen van draaipunt van hefarm (Figuur 37) Opmerking: Uitsluitend tweewielaandrijving Figuur 37 Figuur 40 • Lagerbussen van draaipunt van rem (Figuur 38) • Lagerbussen van achterwielas (Figuur 41) Figuur 38 • Remkabels (aandrijfwiel en uiteinden van rempedalen) (Figuur 38) Figuur 41 • Draaipunt van verlengstuk van aftakas (Figuur 39) • Lagerbussen van stuurplaat (Figuur 42) 43
worden voornamelijk veroorzaakt door vocht of vuil dat via de afdichtingen binnendringt. Lagers die moeten worden gesmeerd, dienen regelmatig een onderhoudsbeurt te krijgen om vuil of ander schadelijk materiaal uit de lagers te verwijderen. Gesloten lagers zijn in de fabriek in de fabriek voor het leven gesmeerd met een speciaal smeermiddel en voorzien van een robuuste, ingebouwde afdichting die voorkomt dat er vuil of vocht de lagers binnendringt.
Onderhoud motor Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Algemeen onderhoud van het luchtfilter • Controleer het luchtfilterhuis op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Figuur 46 1. Sluiting van luchtfilter 2.
6. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Belangrijk: Druk niet op het flexibele midden van het filter. 7. U reinigt de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel als volgt: A. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel. Figuur 49 B. Maak de holte schoon. 1. Oliefilter C. Plaats de klep terug. 8.
Onderhoud brandstofsysteem De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd gestald gaat worden. Gebruik schone dieselbrandstof om de tank uit te spoelen. Opmerking: Zie De brandstoftank vullen voor aanbevolen brandstof.
Onderhoud elektrisch systeem de bovenkant na het reinigen af met water. Verwijder nooit de vuldoppen als u de accu reinigt. De accukabels moeten stevig op de accupolen zitten zodat ze goed contact maken. Onderhoud van de accu Als er op de accupolen corrosie ontstaat, moet u de kabels losmaken, de min (-) kabel eerst, en de klemmen en polen afzonderlijk schoonkrabben. Zet de kabels weer vast, de plus (+) kabel eerst, en smeer de accupolen in met vaseline.
Onderhoud aandrijfsysteem 505-47) op de binnenkant van alle kabelboomstekkers smeren wanneer de kabelboom wordt vervangen. Belangrijk: Als u werkzaamheden aan het elektrische systeem verricht, moet u altijd de accukabels, de min (-) kabel eerst, loskoppelen om mogelijk beschadiging van de bedrading tengevolge van kortsluiting te voorkomen.
De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand Als de machine beweegt wanneer het tractiepedaal in de neutraalstand staat, moet de afstelnok van de tractie worden afgesteld. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af. 2. Krik de machine omhoog zodat deze met één voorwiel en één achterwiel vrijkomt van de grond, en plaats steunblokken onder het frame. Figuur 54 1.
WAARSCHUWING De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd. Contact met hete of bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper, andere hete delen van de motor en draaiende onderdelen. Figuur 57 1. Stuurplaat 5. Draai de schroef vast om de afstelling te borgen. 2. Gelijke afstand aan vooren achterkant van de wielen 6. Zet de motor af. Model 30345 7.
5. Plaats de kogelverbinding op de bevestigingsbeugel en controleer het wiel op spoorafwijking (inspoor). Onderhoud koelsysteem 6. Als de juiste afstelling is bereikt, de schroef op de stangklem aandraaien en de kogelverbinding vastzetten op de bevestigingsbeugel.
Onderhouden remmen De interlockschakelaar van de parkeerrem afstellen 1. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Stel de parkeerrem niet in werking. 2. Verwijder de knop van de parkeerremstang en de schroeven van de kap van de stuurkolom (Figuur 60). Figuur 61 1. Interlockschakelaar van parkeerrem 6. Duw de parkeerremhendel omlaag en zet de schakelaar omhoog totdat de lengte van de samengedrukte plunjer van de schakelaar 0,762 mm is (Figuur 61, inzet).
bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoud riemen De afstelling van de remmen moet na de eerste 10 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Daarna hoeft dit alleen maar te gebeuren als zij intensief zijn gebruikt. Deze periodieke afstellingen kunnen worden uitgevoerd op de plaats waar de remkabel is bevestigd aan de onderkant van de rempedalen.
Onderhoud bedieningsysteem Koppeling van aftakas afstellen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren 1. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje. 2. Open de motorkap en laat de motor afkoelen. 3. Stel de elektrodenafstand in en wel zodanig dat u een lichte druk voelt als u een voelermaat van 0,381 mm tussen de koppelingsvoering en de frictieplaat schuift (Figuur 65). U kunt de afstand verkleinen door de stelmoer rechtsom te draaien (Figuur 65).
Het stuur verstellen en de contramoeren vastdraaien als de gewenste instelling is verkregen. 1. Verwijder de knop van de parkeerremstang en de schroeven van de kap van de stuurkolom (Figuur 68). Figuur 66 Figuur 68 1. Aanslag van tractiepedaal 1. Knop van parkeerrem 3. Als de pedaalaanslag nog verder moet worden afgesteld, moet u de tractiestang (Figuur 67) als volgt afstellen: 2. Montageschroef (4) 2. Schuif de kap omhoog langs de stuuras zodat de draaibeugel zichtbaar wordt (Figuur 69). A.
Onderhoud hydraulisch systeem Materiaaleigenschappen: Viscositeit, ASTM D445 cSt @ 40°C 55 tot 62 cSt @ 100°C 9,1 tot 9,8 140 tot 152 Viscositeitsindex ASTM D2270 Stolpunt, ASTM D97 -37°C tot -43°C Industriespecificaties: API GL-4, AGCO Powerfluid 821 XL, Ford New Holland FNHA-2-C-201.00, Kubota UDT, John Deere J20C, Vickers 35VQ25 en Volvo WB-101/BM.
5. Verwijder de buis die het ashuis verbindt met de transmissie, en laat de olie in een opvangbak lopen. Stalling 6. Plaats het nieuwe hydraulische filter en monteer de buis tussen het ashuis en de transmissie. Machine 1.
2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw filter. 3. Vul het carter met 3,8 liter van de aanbevolen motorolie. Zie Motorolie verversen. 4. Start de motor en laat deze twee minuten stationair lopen. 5. Tap de dieselbrandstof af uit de brandstoftank, de brandstofleidingen, de pomp, het filter en de waterafscheider. Spoel de brandstoftank om met schone dieselbrandstof en sluit alle brandstofleidingen aan. 6.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 62
Opmerkingen: 63
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.