Form No. 3356-285 Rev B Groundsmaster® 7200 en 7210 maaier Modelnr.: 30360—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30360TE—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30361—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30362—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30363—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30363TC—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30363TE—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30364—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30364TC—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30365—Serienr.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Omdat in sommige gebieden voorschriften van de plaatselijke autoriteiten of nationale overheid vereisen dat de motor van deze machine is uitgerust met een vonkenvanger, is een vonkenvanger als optie leverbaar.
Inhoud Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren..................................................... 41 Onderhoud motor.................................................. 43 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 43 Motorolie verversen ........................................... 43 Onderhoud brandstofsysteem ................................ 45 Onderhoud van de waterafscheider .................... 45 Brandstoftank reinigen .......................................
Veiligheid – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met zitmaaiers; – als de maaimachine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rijhendels worden gecorrigeerd.
Gebruiksaanwijzing benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt: – als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren). • Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt. • Zet de motor af en schakel de aandrijving naar de werktuigen uit: vóór het bijvullen van brandstof. • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert.
• Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Voorkom contact met de huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u werkzaamheden verricht aan de accu. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. • Deze machine is niet ontworpen of bestemd voor gebruik op de openbare weg en is een "langzaam rijdend voertuig".
Geluidsdruk Opmerking: De gegevens in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op machines waarop het EU-logo is aangebracht ( ). Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk van 90 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens EN 11201 procedures. Geluidsniveau Opmerking: De gegevens in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op machines waarop het EU-logo is aangebracht ( ).
Hellingsindicator 8
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 107-2908 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen - Gebruik de machine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3.
110-8254 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Lopen 3. Motor – Starten 110-8253 1. Aftakas–Uitgeschakeld 2. Aftakas – Ingeschakeld 3. Snel 4. Continu snelheidsregeling 5. Langzaam 110-9796 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 110-8252 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Parkeerrem 3. Hydraulische vloeistof 4. Brandstof 10 5. Motorkoelvloeistof 6.
0-9774 1. Vooruit 3. Langzaam 5. Achteruit 2. Snel 4. Neutraalstand 6. Achteruit 7. Plaats van sleepklep; draai de sleepkleppen vast met een torsie van tot 6,78 ± 1,13 Nm. 8. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de hydraulische vloeistof. 100-6578 93-7818 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1.
106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 2. Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 106-9206 1. Specificatie torsie van wielen 2. Lees de Gebruikershandleiding. 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2.
106-9290 1. Inputs 2. (niet geactiveerd op deze machine) 3. Uitschakeling bij te hoge temperatuur 4. Waarschuwingslampje te hoge temperatuur 5. In stoel 6. Aftakasschakelaar 9. Outputs 10. Aftakasschakelaar 13. START 14. Vermogen 7. Parkeerrem buiten werking 11. START 8. Neutraalstand 12. ETR (Activeren om te lopen) 110-9781 1. 2. 3. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding.
107-1866 1. Kans op slippen, omkantelen en verlies van controle over de machine, steile hellingen – Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, hellingen van meer dan 15 graden, of water; blijf op een veilige afstand van steile hellingen; maak geen scherpe bocht als u met hoge snelheid rijdt, maar verminder uw vaart en ga langzaam de bocht in; als de rolbeugel omhoog is geklapt, moet u de veiligheidsgordel omdoen; als de rolbeugel omlaag is geklapt, mag u de veiligheidsgordel niet omdoen.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Omschrijving Hoeveelheid Gebruik 1 Wiel Wielmoer 1 5 Linker achterwiel monteren (uitsluitend modellen 30360TC en 30363TC) 2 Geen onderdelen vereist – Accu in gebruik nemen en opladen (uitsluitend modellen 30360TC en 30363TC) 3 4 5 6 Geen onderdelen vereist – De rolbeugel afstellen. Geen onderdelen vereist – Controleer de bandenspanning.
Belangrijk: Giet geen accuzuur in de accu als deze in de machine zit. Er zou dan accuzuur op machine kunnen komen, waardoor corrosie kan ontstaan. 5. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op bij 3–4 A totdat het soortelijk gewicht 1,250 of hoger is en de temperatuur minstens 16° C bedraagt, waarbij alle cellen onbelemmerd gas afgeven. 2. Maak de bovenkant van de accu schoon en verwijder de vuldoppen (Figuur 3). 6.
1 Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. 4 2 • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 3 5 G004634 • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. Figuur 5 Rechterkant getoond 1. Rolbeugel 2.
5 Gewichten monteren (alleen Groundsmaster 7210-modellen in Europa) Geen onderdelen vereist Procedure Voor de Groundsmaster 7210 is er geen aanvullend gewicht nodig om te voldoen aan de Europese normen zo lang er geen werktuigen aangekoppeld zijn. Soms moet u echter de machine verzwaren met gewichten, afhankelijk van de grootte/het type van het maaidek en de werktuigen die u op de machine monteert.
Algemeen overzicht van de machine 6 Vloeistofpeil controleren Geen onderdelen vereist Procedure 1. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof vóór het starten van de motor; zie Peil van de hydraulische vloeistof controleren in , bladz. . 2. Controleer het motoroliepeil vóór en na het starten van de motor, zie Motoroliepeil controleren in , bladz. . 3. Controleer het peil van de koelvloeistof vóór het starten van de motor; zie Het koelsysteem controleren in , bladz. Figuur 6 1. Rijhendel 2.
Rijhendels Gashendel Met behulp van de rijhendels kunt u de machine vooruiten achteruit laten rijden en bochten maken. Zie Vooruiten achteruitrijden in , bladz. . Met de gashendel regelt u het motortoerental. U verhoogt het motortoerental door de gashendel naar Snel te bewegen. U verlaagt het motortoerental door de gashendel naar LANGZAAM te bewegen. Met de gashendel regelt u het toerental van de maaimessen en in combinatie met de rijhendels de rijsnelheid van de machine.
Oliedruklampje Gebruiksaanwijzing Het oliedruklampje licht op indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Als de oliedruk te laag is, moet u de motor afzetten en vaststellen wat de oorzaak is. Herstel het defect voordat u de motor weer start. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Brandstofmeter De brandstofmeter (Figuur 9) geeft aan hoeveel brandstof er nog in de brandstoftanks is.
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
4. Vul beide brandstoftanks totdat het peil de onderkant van de vulbuis bereikt (Figuur 10). De tanks niet te vol vullen. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. Figuur 10 1.
Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. Houd de rolbeugel altijd in de omhoog geklapte en vergrendelde positie en doe de veiligheidsgordel om. Figuur 11 1. Rolbeugel 2. Omhoog geklapte positie 3. Pen 4.
Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine met de gashendel op Langzaam een tot twee minuten in de vooruit- en de achteruit-stand laten werken. Controleer ook de werking van de hefhendel en de aftakasschakelaar om er zeker van te zijn dat alle onderdelen naar behoren functioneren. Zet vervolgens de motor af en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere waarneembare defecten.
De machine kan zeer snel draaien. U kunt daarbij de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. 1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten in , bladz. . Opmerking: De motor slaat af als u de rijhendels van de tractie beweegt terwijl de parkeerrem is werking is gesteld. 2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 3.
Bediening van het maaidek Het maaidek opheffen en neerlaten Met de hefhendel kunt u het maaidek opheffen en neerlaten (Figuur 19). De motor moet lopen om deze hendel te kunnen bedienen. Figuur 20 1. Aftakasschakelaar Aftakas uitschakelen Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op UIT. Maaihoogte instellen De maaihoogte kan worden ingesteld van 2,5 tot 15,8 cm in stappen van 6 mm door de aanslagpen in verschillende openingen te plaatsen. Figuur 19 1. Hefhendel van maaidek 1.
Figuur 22 1. Schroef 2. Flensbout 3. Glijder 4. Moer 4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder. 5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren. Opmerking: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een Guardian-maaidek worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van het maaidek worden. Figuur 21 1. Hefhendel van maaidek 2.
2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Hef de voorkant van de machine op en plaats deze op kriksteunen. 4. Maak de bevestigingen los waarmee de rollen vastzitten aan het maaidek, en zet de rollen naar wens hoger of lager; zie Figuur 25 tot en met Figuur 29 voor zover van toepassing op uw maaidek. Figuur 23 1. Flensmoer 2. Lagerbus 3. Antiscalpeerrol 4.
Figuur 27 Uitsluitend Guardian-maaidekken 1. Bout 2. Rol, vóór onder maaidek 3. Moer 4. Beugel Figuur 29 Uitsluitend maaidekken met zijafvoer 1. Bout 2. Rolas 3. Rol onder maaidek (2) 4. Beugel 5. Monteer de bevestigingen zoals wordt getoond. Het Veiligheidssysteem Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
werking is gesteld. Als de bestuurder opstaat van de stoel terwijl de aftakas is ingeschakeld, zal de motor na 1 seconde afslaan. Veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. 1.
Bestuurdersstoel instellen De bestuurdersstoel verstellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 1. Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee ontgrendelt u de stoel (Figuur 32). Figuur 33 1. Knop voor stoelophanging 2.
Figuur 35 Figuur 34 1. Rechter omloopklep 1. Stoelvergrendeling 2. Linker omloopklep 4. Zet de parkeerrem vrij voordat u de machine gaat duwen. Machine met de hand duwen Machine in bedrijf stellen Als de machine defect raakt, afslaat wegens brandstofgebrek, enz. zult u soms de machine moeten duwen. In dat geval moet u eerst de hydraulische omloopkleppen openen. Draai de omloopkleppen 1 slag naar links en en deze met de hand vast (met een torsie van ongeveer 8 Nm) (Figuur 35).
(Figuur 36). Een steilere hoek kan ertoe leiden dat onderdelen van het maaidek blijven haken als de machine van de hellingbaan naar de aanhanger of de vrachtwagen rolt. Steilere hoeken kunnen ook tot gevolg hebben dat de machine achteroverkantelt. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk.
kettingen, kabels of touwen volgens de plaatselijke verkeersvoorschriften (Figuur 37). maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer dan 1/3 van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. • Bevestigingsbouten van het frame aandraaien. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Smeerolie van tandwielkast van maaidek verversen • Motorolie verversen en filter vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Figuur 38 Onderhoudsschema Smering Belangrijk: De smeernippels op de assen van de zwenkwielen worden niet getoond. Pomp ook vet in deze smeernippels.
Figuur 39 40
Figuur 40 Opmerking: De levensduur van lagers kan worden bekort door verkeerde wasmethoden. Was de machine niet als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers of pakkingen. Ververs de smeerolie in de tandwielkast om de 400 bedrijfsuren. Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren. Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren 1. Plaats het maaidek op een horizontaal oppervlak. 2. Zet het maaidek op een maaihoogte van 2,5 cm. 3.
6. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 41). bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 5. Til de voetsteun omhoog zodat de bovenkant van het maaidek zichtbaar is. 6. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 41) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. 7.
Onderhoud motor Belangrijk: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Onderhoud van het luchtfilter 4. Verwijder en vervang het voorfilter (Figuur 42). • Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigde luchtfilterbehuizing. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
• Vereiste onderhoudsclassificatie van API: CH-4, CI-4 of hoger. Om de 150 bedrijfsuren Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet dit om de 150 bedrijfsuren gebeuren. Laat indien mogelijk de motor lopen vlak voordat u de olie ververst. Warme olie stroomt gemakkelijker en voert verontreinigingen beter mee.
Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: Zie Brandstoftank vullen voor de aanbevolen brandstof In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. Figuur 45 1. Waterafscheider 2. Aftapplug 3.
Figuur 47 1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp 4. Draai het contactsleuteltje op AAN. Figuur 46 1. Slangklemmen 2. Brandstofvoorfilter De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten. 2. Haal de slangklemmen op beide uiteinden van het filter los en trek de brandstofslangen van het filter af. 3. Schuif de slangklemmen op de uiteinden van de brandstofslangen. 4. Druk de brandstofleidingen op het voorfilter en bevestig deze met de slangklemmen.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Als u werkzaamheden aan het elektrische systeem verricht, moet u altijd de accukabels, de min (-) kabel eerst, loskoppelen om mogelijk beschadiging van de bedrading tengevolge van kortsluiting te voorkomen. Onderhoud van de accu Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Figuur 48 Waarschuwing 1. Leidingconnector vanaf de injectiepomp naar verstuiver Nr.
Als de machine stopt of als er andere problemen met het elektrische systeem zijn, moet u de zekeringen controleren. Haal telkens een zekering eruit en controleer of deze is doorgebrand. Als u een zekering moet vervangen, dient u altijd een zekering van hetzelfde type en hetzelfde ampère te plaatsen als de oude zekering, omdat anders schade aan het elektrische systeem kan ontstaan (op de sticker naast de zekeringen (Figuur 50) vindt u een schema waarop elke zekering met het vereiste ampère staat aangegeven).
Onderhoud aandrijfsysteem Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Controleer de bandenspanning om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (Figuur 51). Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. De correcte spanning is 103 kPa (15 psi) voor de achterbanden en 172 kPa (25 psi) voor de banden van de zwenkwielen. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot onregelmatige maairesultaten.
Onderhoud koelsysteem 1. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank (Figuur 53). Het koelstofpeil behoort tussen de markeringen op de zijkant van de tank te staan. Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is.
Onderhouden remmen vervolgens de voorkant van de radiateur en doe dit ook vanaf de ventilatorzijde. 3. Nadat de radiateur grondig is gereinigd, moet u vuil verwijderen dat zich eventueel heeft verzameld in het kanaal op het onderste deel van de radiateur. De interlockschakelaar van de parkeerrem afstellen 4. Sluit de motorkap. 1. Breng de machine tot stilstand, zet de rijhendels volledig in de vergrendelde neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en haal het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhoud riemen 4. Beweeg de schakelaar in de richting van de lip op de remas totdat de afstand tussen de lip en de schakelaarbehuizing 0,4 tot 1 mm is (Figuur 55). Riem van wisselstroomdynamo controleren 5. Zet de schakelaar vast. 6. U controleert de afstelling als volgt: A. Stel de parkeerrem in werking en neem plaats in de bestuurdersstoel. Start vervolgens de motor. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Na de eerste 10 bedrijfsuren B. Zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand.
Onderhoud bedieningsysteem maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riemen als u deze zaken constateert. 1. Zet het maaidek op de maaihoogte van 2,5 cm, zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje. 2. Verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten. Zet de drijfriemkappen weg. De interlockschakelaar voor de neutraalstand van de rijhendels afstellen 3.
5. Zet de schakelaar vast. 6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 voor de andere hendel. 7. Monteer het voorpaneel. Terugkeer naar neutraalstand van de rijhendels afstellen Als de rijhendels niet in een lijn staan met de sleuven van de neutraalstand als zij worden vrijgezet vanuit de achteruitstand, is afstelling nodig. De hendel, de veer en de stang moeten afzonderlijk worden afgesteld. Figuur 61 1. Gaffelpen 2. Sleuf 3. Contramoeren 1.
10. Herhaal stappen 4 tot en met 9 voor de andere rijhendel. 11. Monteer het voorpaneel. De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand Tijdens deze afstelling moeten de aandrijfwielen draaien. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Plaats de machine altijd op kriksteunen. • Gebruik nooit een hydraulische krik. De motor moet lopen als u deze afstelling wilt uitvoeren.
De beveiliging van het elektrische systeem zal niet goed werken als de verbindingsdraad is gemonteerd. • Maak de verbindingsdraad los van de stekker van de kabelboom en sluit de stekker aan op de stoelschakelaar als de afstelling klaar is. • Gebruik de machine nooit als de verbindingsdraad is gemonteerd en de stoelschakelaar is omgeleid. 12. Zet de stoel omlaag in positie. Figuur 65 13. Haal de kriksteunen weg. 1. Aanslagbout 2. Rijhendel Maximumsnelheid instellen 1.
Onderhoud hydraulisch systeem 3. Draai de bouten los waarmee de rijhendels zijn vastgezet (Figuur 66) Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 4,7 liter hoogwaardige transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof: Toro Premium transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Plaats een grote bak onder het hydraulische reservoir en de versnellingsbak en verwijder de aftappluggen om alle hydraulische vloeistof weg te laten lopen (Figuur 69). Figuur 68 1. Peilstok 2. Dop van vulbuis Figuur 69 4. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figuur 68). 5. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil (Figuur 68). 1.
Onderhoud van het maaidek zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro-mes.
Controle op kromme messen 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 72). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, positie A, van de messen (Figuur 72).
Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. Figuur 73 • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 74). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik.
7. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. 8. Draai aan de contramoeren waarmee de gaffels/kettingen van het maaidek zijn bevestigd aan het maaidek, totdat het maaidek horizontaal staat. Figuur 76 1. Ketting 2. Gaffel 3. Contramoer 4. Maaidek Figuur 75 1. As 2. Wiek van het mes 3. Antiscalpeerplaat 4. Mesbout Schuinstand van het maaidek afstellen 3. Draai de mesbout vast met een torsie van 115-150 Nm.
Figuur 78 1. Bout 2. Afstandsstuk 3. Borgmoer Figuur 77 1. Ketting 2. Gaffel 3. Contramoer 4. Maaidek 4. Veer Grasgeleider vervangen 5. Veer, gemonteerd 6. Grasgeleider 7. Linker haakeind van de veer achter de rand van het maaidek plaatsen voordat u de bout monteert 8. Rechter haakeind van veer 3. Plaats het afstandsstuk en de veer tussen de beugels van de nieuwe grasgeleider (Figuur 78). Plaats het linker J-vormige haakeind van de veer achter de rand van het maaidek.
Reiniging Stalling Onderkant van het maaidek reinigen Machine 1. Reinig de machine, het maaidek en de motor grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten: Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Radiateur en radiateurscherm Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. • Onderkant van het maaidek • De ruimte onder de drijfriemkappen van het maaidek 1.
5. Smeer of olie alle smeernippels, draaipunten en de pennen van de omloopklep van de transmissie. Neem overtollig vet op. 6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken. 7. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels: A. Haal de accuklemmen los van de accupolen. B.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.