Operator's Manual

26
Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een
slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u
het mes met de anti-scalpeercup en de mesbout; zie
Maaimes(sen) verwijderen en monteren, blz. 25.
A
B
C
PLATTE DEEL
VAN HET MES
WIEK
WIEK
WIEK
SLIJTAGE
GROEFVORMING
Figuur 27
Gevaar
Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan
tussen de wiek en het platte deel van het mes
(Fig. 27-C). Uiteindelijk kan dan een stuk van het
mes afbreken en van onder de maaikast worden
weggeslingerd waardoor de bestuurder of een
omstander ernstig letsel kan oplopen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Probeer nooit een krom mes te richten of een
gebroken of gescheurd mes te lassen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
UITSLUITEND ONDER
DEZE HOEK SLIJPEN
AANZICHT VAN HET UITEINDE
Figuur 28
Ongelijke meshoogten
corrigeren
Indien de messen niet op gelijke hoogte zijn afgesteld,
zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn op de
grasmat. Dit probleem kan worden gecorrigeerd door de
messen recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle messen
op hetzelfde niveau maaien.
1. Gebruik een waterpas van ongeveer een meter lang en
zoek een horizontaal oppervlak op de grond.
2. Zet de maaihoogte in de hoogste stand; zie De
maaihoogte instellen, blz. 14.
3. Laat het maaidek neer op een vlak oppervlak. Verwijder
de kappen die boven op het maaidek zitten.
4. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting
liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand
van het mes. Noteer deze afstand. Draai vervolgens
hetzelfde mes zodat het andere uiteinde voor komt en
meet opnieuw. Het verschil tussen de afstanden mag
niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer dan
3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden
vervangen. U moet alle messen meten.
5. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met het
middelste mes. Het middelste mes mag niet meer dan
10 mm lager zijn dan de buitenste messen. Indien het
middelste mes meer dan 10 mm lager is dan de buitenste
messen, ga dan verder met stap 6 en plaats opvulstukken
tussen het ashuis en de onderkant van het maaidek.
6. Verwijder de tapbouten, platte ringen, borgringen en
moeren van de buitenste as op de plek waar de opvul-
stukken moeten worden geplaatst. Om het mes hoger of
lager te zetten, moet een opvulstuk, Onderdeelnr.
3256-24, tussen het ashuis en de onderkant van het
maaidek worden geplaatst. Ga verder en controleer de
uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat
de randen van de messen binnen de gewenste afstand
blijven.
Belangrijk Gebruik niet meer dan drie opvulstukken
voor één gat. Gebruik minder opvulstukken in naastgelegen
gaten indien er meer dan één opvulstuk voor één gat is
gebruikt.
7. Plaats de drijfriemkappen terug.