Form No. 3353-302 72I Guardian Recycler maaimachine 62I Guardian Recycler maaimachine 72I Maaimachine met achterafvoer 62I Maaimachine met achterafvoer Groundsmaster 3320 en 3280–D Modelnr. 30379 – Serienr. 250000001 en hoger Modelnr. 30376 – Serienr. 250000001 en hoger Modelnr. 30369 – Serienr. 250000001 en hoger Modelnr. 30367 – Serienr.
Waarschuwing Controle op kromme messen . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaimes(sen) verwijderen en monteren . . . . . . . . Maaimes(sen) controleren en slijpen . . . . . . . . . . . Ongelijke meshoogten corrigeren . . . . . . . . . . . . . Drijfriem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aantekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid • Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 (als de correcte stickers zijn aangebracht) en de B71.
• Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware werktuigen gebruikt. • Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Controleer voor het gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. – Gebruik uitsluitend goedgekeurde trekstangbevestigingspunten. – Beperk de belasting tot wat u veilig kunt beheersen.
• Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe dit dan buiten. • Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen uitschakelen: • Let op dat bij machines met meer maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait. – voor het bijvullen van brandstof; – voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
Veilige bediening van de Toro Maaimachine • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt, en zorg ervoor dat u dit niet raakt. De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen. • Niet in de achteruit-stand maaien, tenzij dat strikt noodzakelijk is.
Onderhoud en stalling • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maaidekken, werktuigen en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand. • Raak geen onderdelen van de machine of werktuigen aan die tijdens het gebruik heet kunnen worden. Laat deze eerst afkoelen alvorens ze af te stellen dan wel onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uit te voeren.
100-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de bescherm- of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 108-1988 1. Geleiding van drijfriem 108-5297 (modellen 30376 en 30367) 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Laat het maaidek neer als u een helling afrijdt.
Specificaties Specificaties Maaibreedte 62 inch of 72 inch maaibreedte, 3 maaimessen. Maaihoogte 25–127 mm afstelbaar in stappen van 13 mm. U kunt de maaihoogte afstellen door de afstandsstukken op de zwenkwielen te verplaatsen en de lengte van de maaihoogtestang te veranderen. Constructie De maaikast is vervaardigd van staal met dikte nr. 7 en versterkt met buizen en platen.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik deze lijst om te controleren of alle onderdelen die nodig zijn voor de montage, zijn geleverd. Zonder deze onderdelen kan de montage niet worden voltooid. Sommige onderdelen kunnen al in de fabriek zijn gemonteerd.
Gevaar 1 Als de motor wordt gestart terwijl de aftakas kan ronddraaien, ontstaat kans op ernstig letsel. U mag de motor niet starten en de aftakashendel bedienen als de aftakas niet is bevestigd aan de tandwielkast van het maaidek. Achterschermen monteren 2 (uitsluitend modellen 30369 en 30367) 3 1. Monteer de rubberen grasgeleider aan de linkerhoek van de achterkant van het maaidek met een bevestigingsplaatje, (2) 5/16 x 1 inch rijtuigbouten en flensmoeren.
5. Draai de bevestigingen vast. 2. Schuif de afstandsstukken op de zwenkwielas tot de gewenste maaihoogte; raadpleeg Figuur 11 om vast te stellen welke combinatie afstandsstukken moet worden gebruikt om de maaihoogte af te stellen. Schuif een drukring op de as en duw de zwenkwielas door de zwenkwielarm. Plaats nog een drukring en de overige afstandsstukken op de as en monteer het klemkapje om de set vast te zetten (Fig. 5). 6.
Hefarmen bevestigen aan het maaidek 5. Start de tractie-eenheid en hef de maaidekken op. 6. Duw de achterkant van het maaidek omlaag en steek de maaihoogtestangen door de voeringen van de hefarm. 1. Plaats het maaidek vóór de tractie-eenheid. 7. Monteer de kragen voor de maaihoogte op de maaihoogtestangen en zet deze vast met gaffelpennen en R-pennen (Fig. 7). Laat de kop van de gaffelpen in de richting van de voorkant van het maaidek wijzen indien dit mogelijk is. 2. Zet de hefhendel in de Zweef-stand.
Voor het gebruik zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de kraag voor de maaihoogte aan de gewenste openingen in de maaihoogtestang. Voorzichtig 1. Start de motor en hef het maaidek op zodat de maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje nadat het maaidek is opgeheven. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. 2.
5. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de kraag voor de maaihoogte is bevestigd aan de maaihoogtestang op de achterkant van het maaidek (Fig. 12). 3. Verwijder het klemkapje van de spilas (Fig. 10) en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de twee opvulstukken (3 mm) op de spilas zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan.
Ski’s afstellen Ongelijke meshoogten corrigeren De ski’s moeten worden gemonteerd in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van minder dan 64 mm. In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van het gazon te maaien en het uiterlijk ervan te controleren voordat u het gazon echt gaat maaien.
Maai met correcte tussenpozen 11. Plaats opvulstukken (3 mm) op de voorste zwenkwielvork(en) zodat de maaihoogte gelijk is met de sticker (Fig. 16); zie Schuinstand van het maaidek afstellen. In de meeste normale condities moet u ongeveer om de 4 à 5 dagen uw gazon maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 2 bedrijfsuren • Moeren van zwenkwielen aandraaien. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Moeren van zwenkwielen aandraaien. • Torsie van mesbouten controleren. Dagelijks • Maaimessen controleren. • Lagerbussen van zwenkwielarmen smeren.1 • Lagers van zwenkwielen smeren.1 Moeren van zwenkwielen aandraaien. Torsie van mesbouten controleren. Vet in smeernippels spuiten.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Figuur 18 Lagers, lagerbussen en tandwielkast smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
4. Verwijder de R-pennen en gaffelpennen waarmee de hefarmen zijn bevestigd aan de beugels van de zwenkwielarm (Fig. 23). Plaats het maaidek op een horizontaal oppervlak en laat het maaidek neer. Verwijder de peilstok-/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Fig. 21) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. Als het peil te laag is, vult u bij met SAE 80–90 tandwielolie totdat het peil tussen de merktekens staat. 1 1 4 2 3 Figuur 23 1. Hefarm 2.
Montage van het maaidek aan de tractie-eenheid 6. Herhaal dit bij de andere hefarm. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af. 8. Duw de achterkant van het maaidek omlaag en steek de maaihoogtestangen door de voeringen van de hefarm. 2. Plaats het maaidek vóór de tractie-eenheid. 9. Monteer de kragen voor de maaihoogte op de maaihoogtestangen en zet deze vast met gaffelpennen en R-pennen (Fig. 25). Laat de kop van de gaffelpen naar de voorkant van het maaidek wijzen. 7.
Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen Onderhoud van zwenkwielen en lagers In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en moeten deze worden vervangen. 1.
Controle op kromme messen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Hef het maaidek op, stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en schakel de aftakas uit. Zet daarna de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Zet het maaidek vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt. 2. Draai het mes totdat de uiteinden naar voren en naar achteren wijzen (Fig. 29). Meet de afstand vanaf de binnenkant van het maaidek tot de voorste snijrand van het mes.
Maaimes(sen) controleren en slijpen Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de anti-scalpeercup en de mesbout; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren, blz. 23. Gevaar PLATTE DEEL VAN HET MES Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Ongelijke meshoogten corrigeren Drijfriem vervangen De drijfriem van het mes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert.
4. Leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie, zoals wordt getoond in Figuur 35. Figuur 35 5. Plaats de drijfriemkappen terug.
Aantekeningen 27