Form No. 3352–419 Groundsmaster) 4000-D Groundsmaster Tractie-eenheid Modelnr. 30410 – Serienr.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Starten en stoppen van de motor . . . . . . . . . . . . . . De interlockschakelaars controleren . . . . . . . . . . . De machine duwen of slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . Kriksteunpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bevestigingspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruikseigenschappen . . . . . . . . . .
Onderhoud van zwenkwielen en lagers . . . . . . . . . Controle op kromme messen . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaimes(sen) verwijderen en monteren . . . . . . . . Maaimes(sen) controleren en slijpen . . . . . . . . . . . Ongelijke meshoogten corrigeren . . . . . . . . . . . . . Drijfriem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektrisch schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hydraulisch schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
• Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: • Controleer voor het gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging.
• Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen uitschakelen: • Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware werktuigen gebruikt. – voor het bijvullen van brandstof; – Gebruik uitsluitend goedgekeurde trekstangbevestigingspunten. – voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld. – Beperk de belasting tot wat u veilig kunt beheersen. • Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet.
• Schakel de aandrijvingen uit, laat de maaidekken neer, zet het tractiepedaal in de neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder vervolgens het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los van de bougie. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert. Gebruiksaanwijzing • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten als u de machine stalt of transporteert.
• Zorg ervoor dat u de veiligheidsgordel snel kunt losmaken als de machine in een vijver of een sloot, enz. terechtkomt. • Controleer veelvuldig de werking van de rem. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven. • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang. • Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Voorkom contact met de huid, ogen en kleding.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7275 1. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 2. Geen hulpstartknoppen gebruiken 106-6764 93-7272 1.
104–8336 100-6578 1. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2. Niet gebruiken als de kappen van het maaidek zijn verwijderd. 106-6752 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Vergrendel de parkeerrem, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 5.
6-6754 1. Raak het hete oppervlak niet aan en houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator en worden gegrepen, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 106-6753 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/ geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7818 1.
106-2046 1. 2. 3. 4. 5. Inschakelen Aftakas Uitschakelen Hoog Transmissie 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Laag Vergrendelen Stromingsverdeler Ontgrendelen Cruise control (optioneel) Geluiddemperknop Druk op de knop Contactschakelaar Motor – Voorgloeien Snel 16. Continu snelheidsregeling 17. Langzaam 18. Nulstelknop koelvloeistoftemperatuur 100-5622 1. Maaihoogte-instelling 104-2277 1.
100-5694 104-3578 1. Maaihoogte-instelling 1. Maaihoogte-instelling 104-3579 100-5623 1. Maaihoogte-instelling, laag 1. Maaihoogte-instelling, laag 2. Maaihoogte-instelling, hoog 2. Maaihoogte-instelling, hoog 100-5693 1. Maaihoogte-instelling 104-3599 1. 2. 3. 4. 5. Niet hierop stappen. Tractiepedaal Tractie – Vooruit Tractie – Achteruit Gevaar – Schakel de aftakas uit alvorens de maaidekken op te heffen. 6. Gevaar – Stel de maaidekken niet in werking als deze zijn opgeheven. 104-8325 1.
Specificaties Specificaties Tractie-eenheid Motor Koelsysteem Kubota, watergekoelde viercilinder turbo-viertaktdieselmotor, cilinderinhoud 2196 cm3. Afgeregeld op 58 PK @ 2600 tpm, Compressieverhouding 23:1. Laag stationair – 1500 tpm, hoog stationair – 2800 tpm. De carterinhoud is 7,6 liter met filter. De capaciteit is 10,4 liter voor een mengsel met een 50/50 verhouding van ethyleenglycol-antivries en water. Brandstofsysteem Elektrische brandstofpomp.
Specificaties Maaidek Frontmaaidek 157 cm maaibreedte, 3 maaimessen. Het maaidek kan worden gekanteld en worden vergrendeld om onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Zijmaaidekken 107 cm maaibreedte, 2 maaimessen. Maaihoogte 25–177 mm afstelbaar in stappen van 13 mm. De hoogte van het frontmaaidek kunt u afstellen door de afstandsstukken op de zwenkwielen te verplaatsen en de lengte van de steunkettingen te veranderen.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik deze lijst om te controleren of alle onderdelen die nodig zijn voor de montage, zijn geleverd. Zonder deze onderdelen kan de montage niet worden voltooid. Sommige onderdelen kunnen al in de fabriek zijn gemonteerd.
Voor het gebruik 3. Verwijder de peilstok uit de buis, veeg deze schoon en plaats de peilstok weer in de buis. Haal de peilstok er weer uit. Het oliepeil moet altijd tot aan de VOL-markering staan (Fig. 1). Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Het koelsysteem controleren Brandstoftank vullen Controleer het koelvloeistofpeil bij het begin van elke dag. De inhoud van het systeem is 10,4 liter. De inhoud van de brandstoftank is 72 liter. 1. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 4). 1. Verwijder voorzichtig de doppen van de radiator en de expansietank (Fig. 3). 2. Vul de tank bij tot ongeveer 25 mm onder de bovenkant van de tank, niet de vulbuis, met Nr. 2 dieselbrandstof. Plaats daarna de dop weer terug.
Hydraulische vloeistof controleren Dit is een biologisch afbreekbare vloeistof op basis van plantaardige olie, die Toro heeft getest en goedgekeurd voor dit model. Deze vloeistof is niet bestand tegen hoge temperaturen zoals de standaard vloeistof; u dient dus een oliekoeler te monteren als de gebruikershandleiding dit voorschrijft, en u te houden aan de aanbevolen verversingsintervals voor deze vloeistof.
Olie van planeetwielaandrijving controleren 3. Giet indien nodig tandwielolie in de opening in de planeetwielaandrijving totdat de olie het juiste peil heeft bereikt. Plaats de plug. Controleer het oliepeil om de 400 bedrijfsuren of als er olie naar buiten lekt. Gebruik hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie om de olie te verversen. 4. Herhaal stappen 1–3 bij het tegenover gelegen tandwielsysteem. De inhoud van het systeem is ongeveer 0,5 liter. Smeerolie van de achteras controleren 1.
Smeer van tandwielkast controleren Bandenspanning controleren De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en achterbanden moet een spanning hebben van 172–207 kPa (25–30 psi). De tandwielkast is in de fabriek gevuld met SAE 85W-140 tandwielolie. U moet echter het oliepeil controleren voordat u de machine voor de eerste keer in gebruik neemt en daarna om de 400 bedrijfsuren.
De maaihoogte instellen 64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen. Frontmaaidek 3. Verwijder het klemkapje van de spilas (Fig. 10) en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de twee opvulstukken (3 mm) op de spilas zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan.
6. Bevestig de maaihoogtekettingen aan de gewenste maaihoogte-opening (Fig. 13) met de gaffelpen en de R-pen. 2 3 4 Figuur 13 Opmerking: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25, 38 of in sommige gevallen 51 mm, moet u de ski’s en de maatwielen in de bovenste gaten plaatsen. 5 Zijmaaidekken 1 De hoogte van de zijmaaidekken kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken.
4. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen uit de zwenkwieldraaiarmen (Fig. 16). 5. Draai de spanstang om de draaiarm hoger of lager te zetten totdat de gaten zich recht voor de gewenste gaten in de maaihoogtebeugel van het maaidek-frame bevinden (Fig. 16 en Fig. 17). 6. Plaats de gaffelpennen en monteer de R-pennen. 7. Draai de spanstang (met de hand) linksom zodat er druk op de afstelling staat. 4 1 3 1 2 Figuur 16 1. Zwenkwieldraaiarm 2. Montagegaten van as Figuur 18 3. Gaffelpen en R-pen 4.
Ski’s afstellen Ongelijke meshoogten corrigeren De ski’s moeten worden gemonteerd in de laagste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van minder dan 64 mm. In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren voordat u het gazon echt gaat maaien.
Montage Frontmaaidek Montage Zijmaaidek Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Plaats opvulstukken (3 mm) op de voorste zwenkwielvork(en) zodat de maaihoogte gelijk is met de sticker (Fig. 22); zie Schuinstand van het maaidek afstellen. Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.
Gebruiksaanwijzing Maaihoogte van maaidekken gelijk stellen 1. Plaats de messen horizontaal op de buitenste assen van beide zijmaaidekken. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes op elk maaidek en vergelijk die afstanden met elkaar. Deze afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voorzichtig 2.
Vergrendeling parkeerrem Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Een knop links van het bedieningspaneel activeert de vergrendeling van de parkeerrem (Fig. 24). Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen met de borgpen, trapt u beide pedalen in en trekt u de vergrendeling voor de parkeerrem uit. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide pedalen in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. Het lampje (Fig.
Hefhendels 6 1 4 5 Met deze hendels (Fig. 26) kunt u de maaidekken opheffen en neerlaten. 7 8 Service-vergrendeling van maaidek Hiermee (Fig. 26) vergrendelt u de hefhendel van het frontmaaidek als deze is opgeheven. 2 3 12 11 10 9 13 14 Contactschakelaar De contactschakelaar (Fig. 26) heeft drie standen: Uit, Aan/Voorgloeien en Start. Aftakasschakelaar Figuur 26 De aftakasschakelaar (Fig. 26) heeft drie standen: Aan (inschakelen,) Neutraal en Uit (uitschakelen).
Knop om alarm uit te schakelen 5. Als de motor voor de eerste keer wordt gestart of de motor, transmissie of as een revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine een of twee minuten in de vooruiten de achteruit-stand laten werken. Controleer ook de werking van de hefhendel en de aftakasschakelaar om er zeker van te zijn dat alle onderdelen naar behoren functioneren. Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreacties te controleren.
De interlockschakelaars controleren De machine duwen of slepen In noodgevallen kan de machine vooruit worden bewogen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. U mag de machine niet duwen of slepen over een afstand van meer dan 0,4 km. Voorzichtig Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Gebruikseigenschappen Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze machine een hydrostatische transmissie heeft en de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen, en het belang van de remmen.
Kies de juiste maaihoogte-instelling in overeenstemming met de omstandigheden Waarschuwing Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer dan 1/3 van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten. Dit product is ontworpen om objecten in de grond te drijven waar zij snel energie verliezen in met gras begroeid terrein.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de drijfriem van het maaidek controleren. • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas). Vet in alle smeernippels spuiten. Luchtfilter controleren.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiator, oliekoeler en scherm controleren op rommel.
Onderhoudsschema Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. De smeerpunten en de hoeveelheden zijn: Figuur 33 Tractie-eenheid • Lager van draaipunt van remas (5) (Fig. 31) • Lagerbus van draaipunt van tractiepedaal (1) (Fig.
Frontmaaidek Voorste hefmechanismen • Lagerbus van as van zwenkwielvork (2) (Fig. 35) • Lagerbus van hefarm (2) (Fig. 37) • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Fig. 36) • Lagerbus van hefcilinder (4) (Fig. 37) • Kogelverbinding van hefarm (2) (Fig.
Zijmaaidekken • Lagerbus van as van zwenkwielvork (1) (Fig. 39) • Lagers van as (2) (onder de poelie) Figuur 40 Figuur 39 Hefmechanismen zijkant • Lagerbus van hoofdhefarm (6) (Fig. 40 en 41) • Lagerbus van draaipunt van haakse hendel (2) (Fig. 42) • Lagerbus van achterste arm (4) (Fig. 42) • Lagerbus van hefcilinder (4) (Fig.
Algemeen onderhoud van het luchtfilter • Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang het luchtfilterhuis indien dit beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. • Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 3. Verwijder het voorfilter (Fig. 45). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt.
Onderhoud van het brandstofsysteem Waterafscheider Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Fig. 49). Gevaar 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los (Fig. 49). Draai de plug weer vast na het aftappen. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Brandstoffilter vervangen Injectors ontluchten Vervang het brandstoffilter (Fig. 50) tussen de brandstoftank en de brandstofpomp om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 1. Draai de leidingconnector naar spuitmond nr. 1 en de houder op de injectiepomp los (Fig. 51). 1. Klem beide brandstofslangen die zijn aangesloten op het brandstoffilter, op zodanige wijze samen dat de brandstof niet kan weglekken als de slangen worden verwijderd. 2.
Het koelsysteem van de motor reinigen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Vuil verwijderen Controleer de conditie en de spanning van de riemen (Fig. 54) om de 100 bedrijfsuren. Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler en de radiator. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N. 1. Zet de motor af en open de motorkap.
De gashendel afstellen Hydraulische vloeistof verversen Stel de gaskabel (Fig. 55) zodanig af dat de regelhendel op de motor contact maakt met de stelbouten voor laag en hoog toerental voordat de gashendel tegen de gleuf in het bedieningspaneel aan komt. Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Torodealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld.
Hydraulische filters vervangen Hydraulische slangen en leidingen controleren Vervang de 2 hydraulische filters na de eerste 200 bedrijfsuren. Vervang de hydraulische filters daarna in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Gebruik ter vervanging Toro-filters (Onderdeelnr. 94-2621 op de linkerkant van de machine en Onderdeelnr. 75-1310 op de rechterkant van de machine).
Testpoort “B” (Fig. 59) op de rechterzijde van de machine wordt gebruikt om de druk in de tractie in de achteruitstand te meten. Testpoort “D” (Fig. 61) op de rechterzijde van de machine wordt gebruikt om de druk in het rechtermaaidek te meten. 1 1 Figuur 59 Figuur 61 1. Testpoort “B” 1. Testpoort “D” Testpoort “C” (Fig. 60) op de linkerzijde van de machine wordt gebruikt om de druk in het linkermaaidek te meten. Testpoort “E” (Fig.
Testpoort “F” (Fig. 63) onder de bestuurdersstoel wordt gebruikt om de druk in het hefcircuit te meten. De testpoort voor het tegengewicht (Fig. 65) wordt gebruikt om de druk in het tegengewichtcircuit in te stellen. De aanbevolen druk voor het tegengewicht is 3241 kPa (470 psi). Om de druk voor het tegengewicht af te stellen, draait u de stelschroef (Fig. 65) naar rechts om de druk te verhogen of naar links om de druk te verlagen. Testpoort “G” (Fig.
Mechanisme van tractiepedaal afstellen 4 Het tractiepedaal moet een volledige slag afleggen wanneer dit contact maakt met de pedaalaanslag. Als dit niet het geval is, gaat u als volgt te werk: 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en laat de maaidekken neer op de grond. Verwijder het contactsleuteltje. 3 2 2. Controleer de afstelling van de pedaalaanslag. De afstand van de bovenkant van de steun tot de bovenkant van de aanslag moet 38 mm zijn (Fig. 67).
Olie van planeetwielaandrijving verversen 1 De olie in de achteras moet na de eerste 200 bedrijfsuren worden ververst. Daarna dient dit om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks te gebeuren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Gebruik hiervoor hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet het wiel in een zodanige stand dat de controle-/ aftapplug (Fig. 69) in de laagste positie staat. 3 2 Figuur 70 1 1. Remkast 2. Aftapplug 3.
De accu in gebruik nemen, opladen en aansluiten 5. Reinig de omgeving van de aftapplug op de bodem van de tandwielkast (Fig. 72). 6. Verwijder de aftapplug uit de tandwielkast zodat de olie in de opvangbak kan lopen. Verwijder de controleplug zodat de olie gemakkelijk kan weglopen. Waarschuwing CALIFORNIA Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
6. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het peil net boven de vulring komt. Plaats de vuldoppen terug. 3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Fig. 74) en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil net boven de platen komt. Belangrijk Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van de machine. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken.
Accuonderhoud Transportvergrendeling afstellen Accutype is groep 24. De transportvergrendeling (Fig. 77) moet indien nodig als volgt worden afgesteld: Belangrijk Voordat er laswerkzaamheden worden verricht aan de machine, moet u de accupoolconnector losmaken van de wisselstroomdynamo om schade aan het elektrische systeem te voorkomen. 1. Hef het frontmaaidek volledig op van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. 2.
Frontmaaidek rechtop draaien (kantelen) 3. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van het maaidek. Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt u het frontmaaidek rechtop draaien (kantelen) (Fig. 79). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 4. Start de motor, hef het frontmaaidek langzaam op en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. 5.
De spanning van de drijfriemen van het maaidek afstellen 3. Draai een mes zodat dit recht naar voren wijst. 4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes. De conditie en de spanning van de drijfriemen van het maaidek moeten na de eerste 8 bedrijfsuren worden gecontroleerd en vervolgens om de 50 bedrijfsuren. 5.
Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen Zijmaaidekken afstellen 1. Verwijder het klemkapje van de spilas en schuif de as uit de zwenkwielarm (Fig. 84). Verplaats indien nodig de opvulstukken om het zwenkwiel hoger of lager te zetten totdat het maaidek de correcte schuinstand heeft In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten.
Onderhoud van zwenkwielen en lagers 3. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen. 1. Verwijder de borgmoer van de tapbout waarmee de zwenkwielset is bevestigd in de zwenkwielvork (Fig. 86) of in de draaiarm van het zwenkwiel (Fig. 87). Pak het zwenkwiel vast en schuif de tapbout uit de vork of draaiarm. 4. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf.
Maaimes(sen) verwijderen en monteren Als u het maaimes controleert en een onderhoudsbeurt geeft, moet u op twee plaatsen letten: de wiek en de snijrand. Zowel de snijranden als de wiek – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De wiek is belangrijk omdat dit het gras rechtop zet zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De wiek zal echter tijdens het gebruik langzaam slijten, en dit is normaal.
Ongelijke meshoogten corrigeren 3. Controleer de snijranden van alle messen. Als de snijranden niet scherp zijn of bramen vertonen, moeten ze worden geslepen. Gebruik een vijl om de bovenkant van het mes te slijpen en de oorspronkelijke snijhoek te behouden om te zorgen dat het mes scherp blijft (Fig. 91). Het mes zal in balans blijven als dezelfde hoeveelheid metaal aan beide snijranden wordt weggehaald.
Drijfriem vervangen 4. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. De drijfriem van het mes, die wordt gespannen door de vaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 5.
Elektrisch schema 60
CD SV1 G G BY1 BY1 P2 P1 P2 P1 P2 14 GPM PB T .58 G 5 PSI P 1350 PSI OIL COOLER 40 PSI PROPORTIONAL FLOW DIVIDER 14 GPM STEERING CONTROL 6.1 CU IN T L P1 TOW VALVE 2.48 250 PSI CD 1.2 3.5 GPM FILTER P2 1.2 G RV G CD 5000 PSI 4000 PSI CHG P .020 5.2:1 45% M1 2.48 55% G FRONT DR M2 2.48 5.2:1 G P2 CHG P1 RH WING DECK LIFT F CYL4 CYL2 CYL1 LH WING DECK LIFT CYL3 PR .052 CV A1 PD2 RV5 SV 470 PSI T PD1 TRANSPORT CYLINDER CYL C2 A2 1.
Voorbereidingen voor winterstalling Motor Tractie-eenheid 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 3. Vul het oliecarter met 7,6 liter motorolie, type SAE 10W-30 CD, CE, CF, CF-4 of CG-4. 2. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren, blz. 20. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 3.